Veel protestanten begrijpen het “gered” worden als een eenmalige handeling, waarbij je je bekeert en Jezus Christus aanvaardt als je “persoonlijke Heer en Verlosser” (een uitdrukking die nergens in de Bijbel voorkomt), als een levensveranderende transformatie van “verloren” zondaar tot een “gered” kind van God. Veel van hen geloven dat dit een onherroepelijke stap is die de straffen van vroegere zonden elimineert en waarborgt, dat ongeacht wat er vanaf dat punt gebeurt, niets de redding van de mens ongedaan kan maken of kan herroepen.
“Eenmaal gered – altijd gered” is een slogan die veel protestanten gebruiken om hun geloof in de christelijke absolute zekerheid van verlossing te beschrijven. En hoewel niet alle protestanten de eenmaal-gered-altijd-gered formule accepteren, doen velen dat wel. Twee Bijbelverzen die vaak worden aangehaald ter ondersteuning van dit standpunt zijn:
1 Johannes 5, 13: “Ik heb u deze brief geschreven om u ervan te overtuigen dat gij eeuwig leven hebt, gij allen die waarachtig gelooft in de Zoon van God.”
Johannes 10, 27-29: “Mijn schapen luisteren naar mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij. Ik geef hun eeuwig leven; zij zullen in eeuwigheid niet verloren gaan en niemand zal ze van Mij wegroven. Mijn Vader immers, die ze Mij gegeven heeft, is groter dan allen; en niemand kan iets uit de hand van mijn Vader roven.”
De verzekering van de heilige Johannes, dat “jullie eeuwig leven hebben” is een verkondiging van de christelijke morele – niet absolute – zekerheid op de redding. Christus biedt ons de gave van de verlossing, en Hij zal niet terugkomen op zijn woord.
Maar jij en ik zijn wel geheel en al in staat om op ons woord terug te komen door Christus te verlaten en daardoor zijn geschenk van verlossing te verspelen. De heilige Paulus spreekt hierover in 2 Timoteüs 2, 11-13:
“Hoe waar is dit woord: “Als wij met Hem gestorven zijn, zullen wij met Hem leven. Als wij volharden, zullen wij met Hem heersen. Als wij Hem verloochenen, zal Hij ons verloochenen. Als wij ontrouw zijn, blijft Hij trouw: Zichzelf verloochenen kan Hij niet.”
Let goed op om het specifieke “als” in deze verzen op te merken. Dus hoewel het waar is dat we inderdaad “redding” kunnen verkrijgen, of wij er dan ook rekening mee houden, is nog een andere kwestie, zoals de heilige Paulus hierna zal aantonen.
Laten we eerst de andere uitspraak van de heilige Johannes overwegen: Niemand kan hen uit de hand van Christus roven, die de Vader Hem heeft gegeven. Geen buitenstaande macht is in staat ons uit de liefdevolle omhelzing van Christus te ontworstelen (Romeinen 8, 28-29), maar jij kunt het zelf doen als je besluit om met een doodzonde opzettelijk tegen God te rebelleren (1 Johannes 5, 16-17) En als je zonder berouw in die staat sterft, zal je je verlossing verliezen, omdat je jezelf inderdaad uit de hand van Christus scheurt. Dit wordt aangetoond door de volgende verzen:
Romeinen 11, 13-22: Deze verzen bevatten ten eerste een beschrijving van (en de waarschuwing om zo niet te zijn) die individuele Joden die in de tijd van Christus” leven hun verlossing verspeelden door Jezus Christus opzettelijk te verwerpen als Messias, Verlosser en Redder. Ze waren eens de “takken” van de gekweekte olijfboom (dat wil zeggen de uitverkorenen van Israël) die in deze analogie symbool staan voor degenen die gered zijn. Wijzend op hun zonde om hun Verlosser te verachten, verklaart Paulus:
“Zij (d.i. degenen die hun redding hebben verloren doordat ze Christus hebben afgewezen) zijn weggekapt om hun ongeloof, en gij dankt uw plaats aan het geloof. Maar neemt u in acht, weest niet overmoedig. Als God de takken die aan de boom thuishoorden, niet heeft ontzien, zal Hij ook u niet sparen. Houdt daarom Gods goedertierenheid voor ogen, maar ook zijn gestrengheid: zijn gestrengheid voor de takken die zijn afgevallen en zijn goedertierenheid jegens u, indien gij tenminste zijn goedheid trouw blijft. Anders wordt ook gij weggekapt.”
Het “u” tot wie hij deze waarschuwing richt, zijn heidense christenen die hij vergelijkt met takken van een “wilde olijfboom” die op de gekweekte boom waren geënt op de plaatsen waar de natuurlijke takken afgebroken waren. Let goed op de waarschuwing die deze heidense christenen krijgen over de mogelijkheid dat zij hun verlossing ook zouden kunnen verliezen.
Hebreeën 10, 26-31: “Want als wij, na de kennis van de waarheid ontvangen te hebben, moedwillig zondigen, blijft er geen offer voor de zonden meer over, maar alleen een schrikwekkend uitzicht op een oordeel en een begerig vuur, dat de vijanden van God wil verteren. Wie zich niet stoort aan de wet van Mozes, wordt op het getuigenis van twee of drie personen zonder pardon ter dood gebracht. Moet dan hij die de Zoon van God veracht, die het bloed van het verbond waardoor hij geheiligd is profaneert, die de Geest van Gods genade durft honen moet zo iemand niet veel strenger gestraft worden? We weten toch wie gezegd heeft: Mij komt het toe te straffen, Ik zal vergelden, en ook: De Heer zal rechtspreken over zijn volk? Het moet iets vreselijks zijn om in de handen van de levende God te vallen.”
2 Petrus 2, 20-21: ”Toen zij de Heer en Heiland Jezus Christus leerden kennen, hebben zij zich afgewend van de schanddaden der wereld; maar als zij zich nu opnieuw daardoor laten verstrikken en overmeesteren, is hun laatste toestand erger dan de eerste. Het was beter voor hen geweest de weg der gerechtigheid nooit te hebben gekend dan na hem gekend te hebben de rug toe te keren aan het heilige, overgeleverde gebod.”
Stel jezelf de vraag: Is er iemand die op een andere manier aan “de verontreinigingen van de wereld kan ontsnappen” dan door Gods genade en vergeving (waar velen naar verwijzen als “gered te zijn”)? Nee. Zo betekent dit dat sommigen die gered zijn terugvallen in zware zonde, waardoor hun verlossing verloren gaat.
En herinner je de dienaar die niet wilde vergeven in Matteüs 18, 21-35. Hij is een perfecte parallel met de zondaar die berouw heeft, om genade smeekt en door God vergeven is en bij wie de schuld van zijn zonden uitgewist is. Maar de niet vergevingsgezinde dienaar bleef een mededienstknecht mishandelen en toen de koning dit ontdekte, bracht hij hem weer in staat van schuld terug en wierp hem in de gevangenis.
De Bijbel is er duidelijk over dat christenen feitelijk tragisch hun verlossing kunnen verliezen door een zondige rebellie tegen God. Het is zoals de Heer zelf heeft gezegd: “Zo zal ook mijn hemelse Vader aan ieder van jullie doen, als je je broeder niet van harte vergeeft” (Matteüs 18, 35).
Vraag jezelf af: Waarom waarschuwt Christus ons hiervoor als er geen gevaar zou bestaan dat het gebeuren kan?
Zie nog deze aanvullende verzen voor verdere studie: Matteüs 7, 21-23; Matteüs 10, 22; Johannes 5, 29; Romeinen 2, 5-11; Romeinen 8, 24-25; 1 Korintiërs 9, 27; 1 Korintiërs 10, 12; Hebreeën 6, 11; Filippenzen 2, 12-13; 1 Johannes 3, 21-24; 1 Johannes 4, 20-21.
Geschreven door Patrick Madrid, staf apologeet bij Catholic Answers.
Dit artikel werd eerder gepubliceerd op Catholic Answers en is met toestemming vertaald en geplaatst.