Inleiding
Met Palmzondag begint de Goede Week; de benaming Goede Week verwijst naar het heil dat alle mensen in de dood en de verrijzenis van Jezus wordt aangezegd. De Goede Week is de laatste week van de veertigdagentijd die voorafgaat aan Pasen. Het doel van de Goede Week is de overweging van het lijden en sterven van Christus, te beginnen met zijn intocht als Messias in Jeruzalem op Palmzondag.
Het lijdensverhaal van Christus staat centraal deze week, maar daarmee eindigt het niet. Jezus sterft vrijwillig op het Kruis. Zo zal Hij de weg vrijmaken naar het eeuwig leven bij God voor allen die in Hem geloven.
Het Paastriduüm van het lijden, de dood en de verrijzenis van de Heer begint met de avondmis van Witte Donderdag; dan vieren wij de instelling van de Heilige Eucharistie. Op Goede Vrijdag gedenken wij het sterven van Onze Heer Jezus Christus; de Kruisweg wordt dan gebeden en er is een Kruisverering. Deze dag is een vasten- en onthoudingsdag.
Paaszaterdag (Stille zaterdag) is de rustdag tussen dood en opstanding; op deze dag blijft het ‘stil’ in de kerk; ’s avonds is er dan de Paaswake.
Enkele liederen die speciaal deze week gezongen worden kunt u hier vinden.
Het lijdensverhaal van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus (14,1 – 15,47)
Over twee dagen was het feest van Pasen en van het ongedesemde brood. De hogepriesters en de schriftgeleerden zochten op welke manier zij Jezus door list zouden kunnen grijpen en Hem ter dood zouden kunnen brengen. Want ze dachten: ‘Niet op het feest; er mochten anders eens onlusten ontstaan onder het volk.’
Terwijl Jezus zich te Betanië bevond in het huis van Simon de Melaatse en daar aan tafel aanlag, kwam er een vrouw met een albasten vaasje echte, zeer dure nardusbalsem. Zij brak het vaasje stuk en goot de inhoud uit over zijn hoofd. Sommigen waren er verontwaardigd over en zeiden onder elkaar: ´Waar is die verkwisting van de balsem nu voor nodig geweest? De balsem had voor, meer dan driehonderd denaries verkocht kunnen worden ten bate van de armen.’Toen zij tegen haar uitvoeren sprak Jezus: ´Laat haar met rust. Waarom valt ge haar lastig? Het is toch een goed werk dat zij aan Mij heeft gedaan. Armen hebt gij altijd in uw midden en.gij kunt hun weldoen wanneer ge maar wilt; maar Mij hebt gij niet altijd. Zij heeft gedaan wat in haar macht was; zij heeft mijn lichaam op voorhand gezalfd met het oog op mijn begrafenis. Voorwaar, Ik zeg u: waar ook ter wereld de Blijde Boodschap verkondigd zal worden, zal tevens ter herinnering aan haar verhaald worden wat zij gedaan heeft.’ Hierop ging Judas Iskariot, een van de twaalf, naar de hogepriesters om Hem aan hen uit te leveren. Dezen waren blij toen ze dat hoorden en beloofden hem geld. Hij zocht naar een gunstige gelegenheid om Hem uit te leveren.
Op de eerste dag van het ongedesemde brood, de dag Waarop men het paaslam slacht, zeiden zijn leerlingen tot Hem: ‘Waar wilt Gij dat wij voorbereidselen gaan treffen zodat Gij het paasmaal kunt houden!’Hij zond daarop twee van zijn leerlingen uit met de opdracht: ‘Gaat naar de stad en daar zult ge een man tegenkomen die een kruik water draagt; volgt hem en zegt aan de eigenaar van het huis waar hij binnengaat: de Meester laat vragen: waar is de zaal voor Mij waar Ik met mijn leerlingen het paasmaal kan houden? Hij zal u dan een grote bovenzaal laten zien met rustbedden en van al het nodige voorzien; maakt daar alles voor ons klaar.’ De leerlingen vertrokken, gingen de stad binnen, vonden alles zoals Hij het hun gezegd had en maakten het paasmaal gereed.
Toen de avond gevallen was kwam Hij met de twaalf. Terwijl zij aan tafel aanlagen en de maaltijd aan de gang was zei Jezus: ‘Voorwaar, Ik zeg u:een van u zal Mij overleveren, een die met Mij eet.’ Droefheid maakte zich Van hen meester en zij begonnen, de een na de ander, Hem te vragen: ‘Ik ben het toch niet?’ Hij antwoordde hun: ‘Een van de twaalf, die met Mij in de schotel doopt. Wel gaat de Mensenzoon heen zoals van Hem geschreven staat, maar wee de mens door wie de Mensenzoon wordt overgeleverd! Het zou beter.voor hem zijn als hij niet geboren was, die mens!’
Onder de maaltijd nam Jezus brood, sprak de zegen uit, brak het en gaf het hun, met de woorden: Neemt, dit is mijn Lichaam.’ Daarna nam Hij de beker en na het spreken van het dankgebed reikte Hij hun die toe en zij dronken allen daaruit. En Hij sprak tot hen: ‘Dit is mijn Bloed van het Nieuwe Verbond, dat vergoten wordt voor velen. Voorwaar, Ik zeg u: Ik zal niet meer drinken van wat de wijnstok voortbrengt tot op de dag waarop Ik het nieuw zal drinken in het Koninkrijk van God. Nadat zij de lofzang gezongen hadden gingen zij naar de Olijfberg.
Toen sprak Jezus tot hen: ‘Allen zult gij ten val komen, want er staat geschreven: Ik zal de herder slaan en de schapen zullen verstrooid worden. Maar na mijn verrijzenis zal Ik u voorgaan naar Galilea.’ Toen zei Petrus: ‘Al komen allen ten val, ik zeker niet.’ Jezus antwoordde hem: ‘Voorwaar, Ik zeg u: nog heden, nog deze nacht, voordat de haan tweemaal kraait zult juist gij Mij driemaal verloochenen.’ Maar met nog meer nadruk verzekerde Petrus: ‘Al moest ik met U sterven, in geen geval zal ik U verloochenen.’ In diezelfde geest spraken allen.
Zij kwamen nu aan een landgoed dat Getsemane heette. Daar zei Hij tot zijn leerlingen: ‘Blijft hier zitten terwijl Ik bid.’ Hij nam Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee en begon zich ontsteld en beangst te gevoelen. Hij sprak tot hen: ‘Ik ben bedroefd. tot stervens toe. Blijft hier en waakt.’ Nadat Hij een weinig verder was gegaan wierp Hij zich ter aarde en bad dat dit uur, als het mogelijk was,aan hem mocht voorbijgaan. ´Abba,Vader,’-zo bad Hij- ‘voor U is alles mogelijk; laat deze beker Mij voorbijgaan. Maar toch: niet wat Ik, maar wat Gij wilt.’ Toen ging Hij terug en vond hen in slaap; en Hij sprak tot Petrus: ‘Simon, slaapt ge? Ging het dan uw krachten te boven één uur te waken? Waakt en bidt dat gij niet op de bekoring ingaat. De geest is wel gewillig maar het vlees is zwak.’ Opnieuw verwijderde Hij zich en bad met dezelfde woorden. En teruggekomen vond Hij hen weer in slaap want hun oogleden waren zwaar; ze wisten niet wat ze Hem moesten antwoorden. Toen Hij voor de derde maal terugkwam sprak Hij tot hen: ‘Slaapt dan maar door en rust uit. Het is zover, het uur is gekomen; zie, de Mensenzoon wordt overgeleverd in de handen van de zondaars. Staat op, laten we gaan: mijn verrader is nabij.’
Hij was nog niet uitgesproken of daar kwam Judas, een van de twaalf, vergezeld van een bende met zwaarden en knuppels, gestuurd door de hogepriesters, schriftgeleerden en oudsten. Zijn verrader had een teken met hen afgesproken door te zeggen: ‘Die ik zal kussen, Hij is het; grijpt Hem vast en voert Hem onder strenge bewaking weg.’ Hij ging recht op Jezus af en zei: ‘Rabbi!’ En hij kuste Hem. Zij grepen Hem en maakten zich van Hem meester. Maar een van die er bij stonden trok zijn zwaard en sloeg met één houw de knecht van de hogepriester het oor af. Daarna richtte Jezus zich tot hen met de woorden: ‘Als tegen een rover zijt ge uitgetrokken met zwaarden en knuppels om Mij gevangen te nemen. Dagelijks gaf Ik onderricht bij u in de tempel en toch hebt ge Mij niet gegrepen. Maar zo moesten de Schriften in vervulling gaan.’ Toen lieten allen Hem in de steek en namen de vlucht. Toch ging een jongeman die een linnen doek om het blote lichaam had geslagen Hem achterna. Ze grepen hem, maar hij liet zijn kleed in de steek en vluchtte naakt weg.
Men bracht Jezus naar de hogepriester, waar alle hogepriesters, oudsten en schriftgeleerden bijeenkwamen. Petrus volgde Hem op een afstand tot op de binnenplaats van het paleis van de hogepriester en nam plaats onder het dienstvolk om zich bij het vuur te warmen. De hogepriesters en het hele Sanhedrin zochten naar een getuigenis tegen Jezus om Hem ter dood te kunnen brengen, maar zij vonden er geen. Wel brachten velen valse getuigenissen tegen Hem in maar hun getuigenissen stemden niet overeen. Toen traden enige valse getuigen tegen Hem op die verklaarden: ‘Wij hebben Hem horen zeggen: Ik zal deze door mensenhanden gemaakte tempel afbreken en in drie dagen een andere opbouwen die niet door mensenhanden is gemaakt.’ Maar ook daaromtrent was hun getuigenis niet eensluidend. Toen stond de hogepriester in hun midden op en hij vroeg aan Jezus: ‘Geeft Ge in het geheel geen antwoord? Wat getuigen deze mensen tegen U?’ Maar Jezus bleef zwijgen en gaf volstrekt geen antwoord. Daarop stelde de hogepriester Hem nog een vraag: ‘Zijt Gij de Christus, de Zoon van de Gezegende?’ Jezus antwoordde: ‘Ja, dat ben Ik: en gij zult de Mensenzoon zien zitten aan de rechterhand van de Macht en komen met de wolken des hemels.’ Toen scheurde de hogepriester zijn gewaad en riep uit: ‘Waartoe hebben wij nog getuigen nodig? Ge hebt de godslastering gehoord. Wat dunkt u?’ Allen spraken het vonnis uit dat Hij de dood verdiende. Daarop begonnen sommigen Hem te bespuwen en, na zijn gelaat bedekt te hebben, Hem met de vuist te slaan terwijl ze zeiden: ‘Wees nu eens profeet!’ Ook de knechten dienden Hem slagen toe.
Terwijl Petrus zich beneden op de binnenplaats bevond kwam daar één van de dienstmeisjes van de hogepriester. Toen zij Petrus zag die zich zat te warmen, keek ze hem eens aan en zei: ‘Gij waart ook bij Jezus de Nazarener.’ Maar hij ontkende het: ‘Ik weet niet, ik begrijp niet wat ge bedoelt.’ En terwijl hij wegging naar het poortgebouw kraaide een haan. Maar toen het meisje hem daar opmerkte, verzekerde ze nog eens aan de omstanders: ‘Die is er ook een van.’ Hij ontkende het opnieuw. Even daarna zeiden de omstanders op hun beurt tot Petrus: ‘Waarachtig, gij zijt er ook een van; ge zijt toch ook een Galileeër.’ Toen begon hij te vloeken en te zweren: ‘Ik ken die man niet waarover gij het hebt.’ Onmiddellijk daarop kraaide een haan voor de tweede keer. Nu herinnerde Petrus zich hoe Jezus tot hem gezegd had: ‘Voordat een haan tweemaal kraait, zult ge Mij driemaal Verloochenen. En hij barstte in tranen uit.
In de vroege morgen kwamen zij tot een besluit: de hogepriesters met de oudsten en schriftgeleerden, heel het Sanhedrin. Zij boeiden Jezus, voerden Hem weg en leverden Hem uit aan Pilatus. Pilatus stelde Hem de vraag: ‘Zijt Gij de koning der Joden?’ Hij antwoordde hem: ‘Gij zegt het.’ Toen de hogepriesters vele beschuldigingen tegen Hem inbrachten ondervroeg Pilatus Hem weer en zei: ‘Geeft Gij in het geheel geen antwoord? Zie eens wat voor beschuldigingen ze tegen U inbrengen.’ Maar Jezus gaf volstrekt geen antwoord meer, zodat Pilatus verbaasd was.
Nu was hij gewoon bij elk feest één gevangene vrij te laten, degene om wie zij vroegen. Er zat juist een zekere Barabbas gevangen onder de oproermakers; zij hadden bij het oproer een moord begaan. Het volk kwam opzetten en begon te vragen dat hij voor hen zou doen zoals altijd. Pilatus antwoordde daarop met de vraag: ‘Wilt ge dat ik de koning der Joden zal vrijlaten?’ ‘Hij zag wel in dat de hogepriesters Hem uit nijd overgeleverd hadden. Maar de hogepriesters hitsten het volk op te vragen dat hij toch liever Barabbas moest vrijlaten. Nu nam Pilatus weer het woord en vroeg hun: ‘Wat moet ik dan doen met Hem die gij de koning der Joden noemt?’ Nu schreeuwden ze opnieuw: ‘Kruisig Hem!’ Daarop vroeg Pilatus hun: ‘Wat voor kwaad heeft Hij dan gedaan?’ Maar zij schreeuwden nog harder: ‘Kruisig Hem!’ Omdat Pilatus het volk zijn zin wilde geven liet hij Barabbas vrij, maar Jezus liet hij geselen en gaf Hem over om gekruisigd te worden.
Nu brachten de soldaten Hem het paleis binnen, dat wil zeggen het pretorium, en riepen de hele afdeling bij elkaar. Ze hingen Hem een purperen kleed om, vlochten een doornenkroon en zetten Hem die op. Vervolgens gingen zij Hem het saluut brengen: ‘Gegroet, koning der Joden.’ Zij sloegen Hem met een rietstok op het hoofd, bespuwden Hem en brachten Hem hulde door op de knieën te vallen. Nadat zij hun spel met Hem gedreven hadden ontdeden zij Hem van het purperen kleed, trokken Hem zijn eigen kleren aan en voerden Hem weg om Hem te kruisigen. Zij vorderden een voorbijganger die van het veld kwam, Simon van Cyrene, de vader van Alexander en Rufus, tot het dragen van zijn kruis. Zo brachten ze Hem naar de plaats Golgota, wat vertaald wordt met schedelplaats. Daar boden ze Hem met mirre gekruide wijn aan, maar Hij weigerde. Nadat ze Hem gekruisigd hadden verdeelden ze zijn kleren en dobbelden om wat ieder krijgen zou. Het was het derde uur toen ze Hem kruisigden. Het opschrift met de reden van zijn veroordeling luidde: De koning der Joden. Samen met Hem kruisigden ze ook twee rovers, de een rechts, de ander links van Hem. Zo ging in vervulling dit Schriftwoord: Hij is onder de booswichten gerekend. Voorbijgangers hoonden Hem terwijl ze het hoofd schudden en zeiden: ‘Ha, Gij daar die de tempel afbreekt en in drie dagen weer opbouwt, kom van het kruis af en red U zelf.’ In dezelfde geest zeiden de hogepriesters en de schriftgeleerden spottend onder elkaar: ‘Anderen heeft Hij gered maar zichzelf kan Hij niet redden. Die Messias, die koning van Israël, laat Hem nu van het kruis afkomen; dan zullen we zien en geloven!’ Zelfs die samen met Hem gekruisigd waren voegden Hem beschimpingen toe.
Vanaf het zesde uur viel er een duisternis over het hele land, tot aan het negende uur toe. En op het negende uur riep Jezus met luider stem: ‘Eloï,Eloï, lama sabaktani? Dit is vertaald: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? Enkele omstanders die het hoorden zeiden: ‘Hoor, Hij roept Elia.’ Een van hen ging een spons halen, drenkte die in zure wijn, stak hem op een rietstok en bood Hem te drinken terwijl hij zei: ‘Laat me begaan! We willen eens zien of Elia Hem er af komt halen.’ Jezus slaakte een luide kreet en gaf de geest.
Toen scheurde het voorhangsel van de tempel van boven tot onder in tweeën. De honderdman die tegenover Hem post had gevat en zag dat Hij onder zulke omstandigheden de geest had gegeven riep uit: ‘Waarlijk, deze mens was een Zoon van God.’
Er stonden ook vrouwen op een afstand toe te kijken; onder hen bevonden zich Maria Magdalena, Maria, de moeder van Jakobus de Jongere en van Joses, en Salóme. Zij waren Hem in de tijd dat Hij in Galilea verbleef gevolgd om voor Hem te zorgen; verder nog vele andere vrouwen die met Hem naar Jeruzalem gekomen waren. Het was al avond geworden en het was Voorbereiding, dat wil zeggen de dag voor de sabbat. Jozef van Arimatéa, een vooraanstaand lid van de Hoge Raad, die zelf ook in de verwachting van het Rijk Gods leefde, waagde het daarom naar Pilatus te gaan en te vragen om het lichaam van Jezus.
Pilatus stond er verwonderd over dat Hij reeds dood zou zijn; hij liet dan ook de honderdman roepen,en vroeg hem of Hij al gestorven was. Nadat hij door de honderdman op de hoogte was gebracht stond hij welwillend het lijk aan Jozef af. Deze kocht een lijnwaad, nam Hem van het kruis en wikkelde Hem in het lijnwaad. Daarop legde hij Hem in een graf dat in de rots was uitgehouwen en rolde een steen voor de ingang ervan. Maria Magdalena en Maria de moeder van Joses zagen toe waar Hij werd neergelegd.
Dagelijkse overwegingen
Palmzondag
Eerste lezing uit het boek Jesaja 50, 4-7
De Heer heeft mij als een leerling leren spreken, om uitgeputte mensen bij te kunnen staan. Met een woord wekt Hij mij in de morgen, in de morgen wekt Hij mijn oor om als een leerling toe te horen. De Heer heeft mijn oor ontsloten, en ik heb mij niet verweerd, en ben niet teruggedeinsd. Mijn rug heb ik prijsgegeven aan hen die mij wilden slaan, en mijn wangen aan hen, die mij de baard uitrukten; mijn gezicht heb ik niet onttrokken aan beschimping en bespuwing. De Heer staat mij bij; daarom kom ik niet bedrogen uit; daarom maak ik mijn gezicht hard als een steen, ik weet dat ik niet beschaamd zal staan.
Tweede lezing uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Filippi (2, 6-11)
Broeders en zusters,
Hij, die bestond in goddelijke majesteit, heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijkheid met God. Hij heeft zichzelf ontledigd en het bestaan van een slaaf op zich genomen. Hij is aan de mensen gelijk geworden. En als mens verschenen heeft Hij zich vernederd door gehoorzaam te worden tot de dood, tot de dood aan het kruis. Daarom heeft God Hem hoog verheven en Hem de Naam verleend die boven alle namen is. Opdat bij het noemen van zijn Naam zich iedere knie zou buigen in de hemel, op aarde en onder de aarde; en iedere tong zou belijden, tot eer van God de Vader: Jezus Christus is de Heer.
Het Heilig Evangelie (Marcus 14,1-15,47)
Lijdensverhaal uit het Evangelie van Marcus
Overweging
Gezegend is Hij die komt in de naam van de Heer. (Marcus 11, 9)
Als kunstenaars spreken over contrast dan hebben ze het over het spelen met tegengestelde elementen – licht tegenover donker, klein tegenover groot, ruw tegenover glad. Het is iets wat ze gebruiken om een extra dimensie toe te voegen aan hun werk. Als we ons God indenken als een kunstenaar – wat Hij zeker is – dan kunnen we wel zeggen dat het tafereel van Palmzondag bol staat van de contrasten. God schiep het heelal uit het niets, de sterren en planeten, en Hij houdt elk levend wezen in stand en kent alle haren op ons hoofd. Toch koos deze zelfde ontzagwekkende, almachtige God ervoor om Jeruzalem binnen te rijden op de rug van een ezel. Een groter contrast als dit bestaat toch niet, of weet u er een?
Dat Jezus, onze koning, zijn volk tegemoet rijdt op een nederig lastdier is al een enorm contrast, maar er is meer. Hij kreeg een doornenkroon op zijn hoofd, geen gouden kroon …. Hij werd geslagen en gegeseld in plaats van aanbeden …. En Hij, die de taak heeft om hemel en aarde te oordelen, werd berecht en veroordeeld door velen uit zijn eigen volk.
Dit is de poort naar de Goede Week. Jezus ging door alle pijn en vernedering van het kruis opdat wij verzoend konden worden met God. Hij, die het Leven zelf is, omarmde de dood zodat wij eeuwig leven konden ontvangen.
Houd dit in gedachten tijdens de Eucharistieviering vandaag. Denk tijdens het “Heilig, heilig” aan de burgers van Jeruzalem die hun mantels uitspreidden en met palmtakken naar Jezus zwaaiden. Net als u riepen ze het uit: “Gezegend is Hij die komt in de naam van de Heer.” Maar luttele dagen later sloten zij zich aan bij het Sanhedrin in de uitroep: “Kruisig Hem!” (Marcus 15,14). En door dit alles, door de contrasten en de ups en downs heen die Hij doormaakte, bleef Jezus liefhebben. Hij bleef vergeven. Hij vergat nooit dat Hij was gekomen om ons allen te redden.
Dus als u deze woorden uitspreekt, doe het dan met de volste overtuiging die u kunt opbrengen. Loof de Heer dat zijn komst zo nederig was. En vraag Hem om u te helpen omgaan met de pijnlijke en uitdagende contrasten in uw eigen leven.
Gebed
Heer, dank U dat U zo nederig naar ons toe gekomen bent! Leer me uw voorbeeld van zelfopoffering en medelijden te volgen. Amen.
Uitleg Palm- en Passiezondag
Vandaag op Palmzondag, staan wij aan het begin van de Goede Week. In deze week herdenken wij het paasmysterie waarop wij ons sinds het begin van de Veertigdagentijd door boetvaardigheid en naastenliefde voorbereiden. Christus is zijn stad, Jeruzalem, binnengegaan om door zijn lijden, dood en verrijzenis dit mysterie te voltrekken. Laten wij daarom met geloof en eerbied deze intocht herdenken en de Heer volgen. Hij geve ons dat wij als volgelingen van zijn kruis ook mogen delen in zijn verrijzenis en in zijn leven.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus (11,1-10)
Toen Jezus en zijn leerlingen Jeruzalem naderden, in de richting van Betfage en Betanie op de Olijfberg, zond Hij twee van zijn leerlingen uit met de opdracht: ‘Gaat naar het dorp daar voor u, en bij uw binnenkomst is het eerste wat ge zult vinden een veulen dat vastgebonden staat en waarop nog nooit iemand gezeten heeft; maakt dat los en brengt het hier. En als iemand u de aanmerking maakt: Wat doet ge daar? antwoordt dan: De Heer heeft het nodig maar Hij stuurt het spoedig weer terug.’ Zij gingen weg en vonden een veulen vastgebonden aan een deur buiten op straat. Ze maakten het los maar sommige mensen die daar in de buurt stonden riepen hun toe: ‘Wat doet ge daar, om zo maar dat veulen los te maken?’ Ze antwoordden zoals Jezus hun had gezegd en de mensen lieten hen ongemoeid. Ze brachten het veulen bij Jezus, legden er hun mantels overheen en Hij ging er op zitten. Velen spreidden hun mantels op de weg uit, anderen groene takken die ze in het veld gehakt hadden. De mensen die Hem omstuwden, jubelden: ‘Hosanna; gezegend de Komende in de naam des Heren; geprezen het komende koninkrijk van onze vader David! Hosanna in den hoge!’
Palmprocessie
Gloria, laus et honor tibi sit
Rex Christe Redemptor
cui puerile decus
prompsit Hosanna pium.
Heerlijkheid, lof en eer zij U,
Koning Christus, Verlosser.
U zong de kinderschaar
een vroom Hosanna toe.
Lijdensverhaal uit het Evangelie van Marcus
Maandag
Eerste lezing uit het boek Jesaja (42,1-7)
Zo spreekt de Heer: “Dit is mijn Dienaar, die Ik ondersteun; mijn uitverkorene in wie Ik behagen schep: mijn geest stort Ik over hem uit, gerechtigheid laat hij stralen over de volken. Hij roept niet, hij schreeuwt niet, en op straat verheft hij zijn stem niet. Het geknakte riet zal hij niet breken, de kwijnende vlaspit niet doven, in waarheid zal hij de gerechtigheid laten stralen. Onvermoeid en onverbroken zal hij op aarde gerechtigheid laten zegevieren: de verre kusten zien uit naar zijn leer.”
Zo spreekt God de Heer, Hij, die het uitspansel schiep en het spande, die de aarde en haar gewassen uitspreidde, die de mensen daarop adem gaf en een geest aan allen die er zich bewegen: “Ik, de Heer, roep u in gerechtigheid, Ik neem u bij de hand en waak over u en maak u voor de mensen tot het teken van mijn verbond en tot een licht voor de volken. Blinden zult gij de ogen openen, gevangenen uit hun kerker bevrijden en uit de gevangenis allen die in duisternis zitten.”
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes (12,1-11)
Zes dagen voor Pasen kwam Jezus te Betanië, waar Lazarus woonde, die Hij uit de doden had opgewekt.Men gaf daar ter ere van Hem een maaltijd. Maria bediende en Lazarus was één van degenen die met Hem aanlagen. Maria nu nam een pond nardusbalsem, echte en heel kostbare, zalfde daarmee Jezus’ voeten en droogde ze met haar haren af. Het huis hing vol balsemgeur. Daarop zei Judas Iskariot, één van zijn leerlingen, dezelfde die Hem zou uitleveren: “Waarom is die balsem niet voor driehonderd denaries verkocht en het geld aan de armen gegeven?” Hij zei dat, niet omdat hij bezorgd was voor armen, maar omdat hij een dief was en uit de beurs die hij bewaarde, wegnam wat erin kwam. Jezus echter zei: “Laat haar begaan. Zij heeft dit gebruik onderhouden, vooruitlopend op de dag van mijn begrafenis. Want de armen houdt gij altijd bij u. Mij echter niet altijd.” Intussen waren heel veel Joden te weten gekomen dat Jezus daar was, en kwamen erheen niet alleen omwille van Jezus, maar ook om Lazarus te zien die Hij uit de doden had opgewekt. De hogepriesters besloten toen ook Lazarus uit de weg te ruimen, omdat om hem veel Joden wegliepen en in Jezus geloofden.
Overweging
Wacht in vertrouwen op de HEER met een dapper, standvastig gemoed. (Psalm 27, 14)
Dit is een week van wachten. Terwijl we ons Jezus’ laatste dagen herinneren, zijn laatste stappen naar het kruis en zijn laatste woorden, wachten we op zijn uiteindelijke overwinning. Hoezeer wij ook delen in Jezus’ leed, hoezeer we ons ook verenigen met zijn lijden, alles is toch nog gekleurd door die naderende overwinning. Daarom is de kreet van de psalmist: “De Heer is mijn licht en mijn heil” niet alleen maar wensdenken. Het is het eigenlijke fundament van ons leven!
De HEER is mijn licht, mijn heil – voor wie zou ik vrezen? (Psalm 27,1) Niet voor andere mensen – niet voor degenen die slimmer, rijker of machtiger zijn dan ik. Niet voor situaties waar ik me te kort voel schieten. Jezus, mijn Verlosser, is mijn licht. De Vader stuurde Hem niet alleen om als mens op deze aarde te wandelen, net als ik; Hij gaf me ook zijn Geest, die altijd bij me is. Overdag of ‘s nachts, in goede en in slechte tijden heb ik het licht van de Heer om me de kennis en wijsheid te geven die ik nodig heb.
De HEER is mijn burcht, mijn behoud – voor wie zou ik beven? (Psalm 27,1) Ik hoef niet bang te zijn voor de omstandigheden van mijn leven: niet voor doorwaakte, eenzame nachten of trieste wakes bij het ziekbed van een geliefde. Niet voor bitse woordenwisselingen met een kwaad familielid. Niet voor uitputtende gevechten met ziekte of met vermoeide kinderen. Wanneer liefde en zorg een zware last lijken, belooft Jezus mijn sterkte te zijn. Hij biedt zijn constante aanwezigheid als een toevluchtsoord wanneer de stormen van het leven ons dreigen te overweldigen.
. . . al woedt een oorlog tegen mij, ik behoud mijn vertrouwen. (Psalm 27,3) Omdat Jezus onwankelbaar geloofde dat God op zijn hand was, kon hij die laatste stappen naar het kruis nemen. God is ook op mijn hand! Hij is mijn sterkte en toevluchtsoord. Hij is de situatie meester, zelfs wanneer het overal om me heen een chaos lijkt. Hij is de overwinnaar. Punt. Jezus zag er niet als overwinnaar uit toen Hij naar Jeruzalem ging, niet toen één van zijn speciaal gekozen discipelen Hem voor geld verraadde, niet toen Hij werd bespot en gegeseld en aan een kruis geslagen, niet toen zijn levensbloed werd uitgestort. Maar Hij wachtte. Hij vertrouwde. En Hij overwon. En dat kan ik ook!
Gebed
God, U bent goed. Ik zal vandaag aan deze waarheid vasthouden.
Ik geloof dat U, wat er ook gebeurt, op mijn hand bent. Amen.
Dinsdag
Eerste lezing uit het boek Jesaja (49,1-6)
Gij eilanden, luistert naar Mij! Spitst uw oren, verre volken! Van de moederschoot af heeft de Heer mij geroepen, mijn naam heeft Hij al genoemd van de moederschoot af. Hij heeft van mijn mond een scherpsnijdend zwaard gemaakt en mij beschut met de schaduw van zijn hand. Hij heeft mij een spitse pijl gemaakt en mij in zijn koker geborgen. Hij heeft mij gezegd: “Mijn dienaar zijt Gij, Israël, door wie Ik mijn glorie ga vinden.” Maar ik zei: “Vruchteloos heb ik gezwoegd, mijn kracht verging in leegte en wind, maar toch behartigt de Heer mijn recht, en komt mijn beloning van God.” Thans echter heeft de Heer gesproken, die mij van de moederschoot af tot zijn dienaar gevormd heeft om Jacob terug te brengen naar Hem en Israël van de ondergang te redden. Ik sta bij de Heer in ere en mijn God is mijn sterkte. Hij heeft mij gezegd: “Gij zijt niet alleen mijn dienaar om Jacobs stammen op te richten en de gespaarden van Israël terug te brengen. Ik maak u nu ook tot een licht voor de heidenen, zodat mijn heil tot de grenzen der aarde zal gaan.”
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes (13,21-33+36-38)
In die tijd toen Jezus met zijn leerlingen aan tafel aanlag werd Hij ontroerd en bevestigde: “Voorwaar, Ik zeg u: een van u zal mij overleveren.” De leerlingen keken elkaar aan, in het onzekere wie Hij bedoelde. Eén van de leerlingen, degene die door Jezus bemind werd, lag dicht tegen Jezus aan. Simon Petrus gaf hem een teken en vroeg hem: “Wie bedoelt Hij?” Toen leunde deze tegen Jezus’ borst en zei tot Hem: “Heer, wie is het?” Jezus antwoordde: “Hij is het aan wie Ik het stuk brood zal geven dat Ik ga indopen.” Na het stuk brood te hebben ingedoopt, reikte Hij het toe aan Judas Iskariot. En toen hij dit had aangenomen, voer de satan in hem. Jezus zei hem: “Wat gij te doen hebt, doe dat spoedig.” Maar niemand van de aanliggenden begreep waarom Hij dit tot hem zei. Omdat Judas de beurs hield, meenden sommigen dat Jezus hem opdroeg: “Koop wat wij voor het feest nodig hebben”, of dat hij “iets aan de armen moest geven”. Toen hij het stuk brood had aangenomen, ging hij terstond weg. Het was nacht.
Na zijn vertrek zei Jezus: “Nu is de Mensenzoon verheerlijkt en God is verheerlijkt in Hem. Als God in Hem verheerlijkt is, zal God ook Hem in zichzelf verheerlijken, ja, Hij zal Hem spoedig verheerlijken. Kindertjes, nog maar kort zal Ik bij u zijn. Gij zult Mij zoeken, en zoals Ik tot de Joden gezegd heb: Waar Ik heenga, kunt gij niet komen, zo zeg Ik het thans tot u. Simon Petrus zei Hem: “Heer, waar gaat Gij naar toe?” Jezus gaf hem ten antwoord: “Waar Ik heenga, kunt gij Mij nu niet volgen, later wel.” Petrus vroeg Hem: “Heer, waarom kan ik U niet terstond volgen? Mijn leven zal ik voor U geven.” Jezus antwoordde: “Uw leven zult gij voor Mij geven? Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Nog eer de haan kraait, zult ge Mij driemaal verloochend hebben.”
Overweging
Nu wordt de Mensenzoon verheerlijkt, en in Hem wordt God verheerlijkt. (Johannes 13, 31)
Voor een beginnende tuinier zijn wortelgewassen lastig om te oogsten. Je haalt ze gemakkelijk op het verkeerde moment uit de grond omdat je niet weet of ze al volgroeid zijn. Wortelen kun je bijvoorbeeld het beste oogsten als ze nog mooi in het blad zitten. Maar een prachtige bos loof kan nog steeds maar een klein worteltje opleveren. De meeste aardappelen kun je daarentegen het best pas rooien als de bovengrondse plant afgestorven is. Als blijkt dat je ze te vroeg gerooid hebt dan kun je ze niet terug in de grond stoppen om nog verder te groeien. En als je te lang wacht zijn ze verrot. Je krijgt maar één kans.
De avond van het laatste avondmaal waren de apostelen ook in verwarring. Ze zagen allerlei tekenen die hen deden denken dat Jezus bezig was zijn plaats als koning in te nemen: toejuichingen en palmtakken bij hun binnenkomst in Jeruzalem, bewonderende menigten en verbazingwekkende wonderen. Met zulke duidelijke aanwijzingen moest het, dachten ze, wel oogsttijd zijn!
In de bovenzaal probeerde Jezus hun te laten zien voor wat voor een soort koningschap Hij voorbestemd was. Hij probeerde hen zelfs voor te bereiden op hun nieuwe rol in zijn Koninkrijk. Maar Hij begon er ook over te praten dat Hij hen zou verlaten en hoe ze Hem niet zouden kunnen volgen op zijn weg. Het was allemaal zo verwarrend en verbijsterend! Zijn heerlijkheid was zo dichtbij, maar geen van hen begreep dat Hij eerst moest sterven om zijn troon te kunnen bestijgen. Zo maakten zij in hun verwarring een paar fouten.
Stel u voor hoe alle discipelen zich voelden bij het laatste avondmaal toen zij ruzie begonnen te maken over wie van hen wel de grootste was in het Koninkrijk. En stel u voor hoe Petrus zich voelde toen hij, na Jezus driemaal verloochend te hebben, de haan hoorde kraaien.
We maken allemaal fouten. Jezus begrijpt dat we beginnende kwekers zijn. Onthoud vandaag dat zijn genade al onze blunders kan bedekken en dat zijn oogst rijk is aan genade en liefde voor ons. Het wonder van het christendom is dat wij heel vaak onze fouten wel ongedaan maken kunnen. Wij kunnen iets wel opnieuw planten en het toch zien groeien!
Gebed
Heer, U weet dat ik soms fouten zal maken. Maar toch dank ik U dat U altijd bereid bent me te vergeven en dat U me geduldig leert hoe ik voor de beste oogst kan zorgen. Amen.
Woensdag
Eerste lezing uit het boek Jesaja (50, 4-9a)
De Heer heeft mij gegeven de tong van een goede leerling, zodat ik de moedeloze toe kan spreken. In de morgen wekt Hij mij op om te spreken, in de morgen wekt Hij mij op om te luisteren, zodat ik hoor wat een leerling hoort. God de Heer heeft tot Mij gesproken en Ik heb Mij niet verzet, Ik ben niet teruggedeinsd. Mijn rug bood Ik aan wie Mij sloegen, mijn wangen aan wie Mij de baard uitrukten en mijn gezicht heb ik niet afgewend van wie Mij smaadden en Mij bespuwden. God de Heer zal Mij helpen: daarom zal Ik niet beschaamd staan. Hij staat naast mij, mijn verdediger. Wie durft mij aanklagen? Laat ons tegenover elkaar gaan staan. Wie is mijn tegenpartij? Hij trede op mij toe. De Heer is mijn helper. Wie overtuigt mij van schuld?
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs (26,14-25)
In die tijd ging één van de twaalf, Judas Iskariot geheten, naar de hogepriester en zei: “Wat wilt ge mij geven als ik Hem u in handen speel?” Zij betaalden hem dertig zilverlingen uit. En van toen af zocht hij een gunstige gelegenheid om Hem over te leveren. Op de eerste dag van het ongedesemde brood kwamen de leerlingen Jezus vragen: “Waar wilt Gij dat wij het paasmaal voor U gereed maken?” Hij antwoordde: “Gaat naar de stad en zegt aan die en die: De Meester laat weten: Mijn uur is nabij; bij u wil Ik met mijn leerlingen het paasmaal houden.” De leerlingen deden zoals Jezus hun had opgedragen en maakten het paasmaal gereed. Toen de avond gevallen was, lag Hij met de twaalf leerlingen aan. Onder de maaltijd sprak Hij: “Voorwaar, Ik zeg u: één van u zal Mij overleveren.” Smartelijk getroffen begon de één na de ander Hem te vragen: “Ik ben het toch niet, Heer?” Hij antwoordde: “Die met Mij zijn hand in de schotel steekt, zal Mij overleveren. Wel gaat de Mensenzoon heen, zoals van Hem geschreven staat, maar wee de mens door wie de Mensenzoon wordt overgeleverd! Het zou beter voor hem zijn als hij niet geboren was, die mens!” Judas, zijn verrader, nam ook het woord en zei: “Ik ben het toch niet, Rabbi?” Hij antwoordde hem: “Gij zegt het.”
Overweging
Wie met Mij zijn hand in de schaal doopt, die zal Mij overleveren. (Matteüs 26, 23)
Een wat mysterieuze uitspraak. Wilde Jezus echt de identiteit van zijn verrader bekendmaken? Of suggereerde Hij eigenlijk dat alle apostelen Hem op de een of andere manier zouden verraden? Ze hadden immers tijdens de maaltijd allemaal wel een keer hun hand tegelijk met Jezus in de schaal gedoopt. Pas toen Judas begon te praten viel hij door de mand.
Net als voor de twaalf geldt voor ieder van ons dat ook wij onze hand met Jezus “in de schaal dopen” bij het eten van zijn lichaam en het drinken van zijn bloed bij de Eucharistie. Net als de twaalf heeft ieder van ons de Heer verraden op de een of andere manier op enig moment in zijn of haar leven. En de kans bestaat dat wij het nog eens doen. Waarom? Omdat we maar mensen zijn.
Dat kan deprimerend klinken, maar er is gelukkig ook goed nieuws: we hebben vergeving ontvangen! En het maakt niet uit of we grote of kleine zonden begaan hebben. De farizeeërs – die altijd erg hun best deden maar die juist daardoor erg star geworden waren – hadden net zo goed vergeving nodig als beruchte zondaars, zoals de prostituees en de tollenaars. En wij ook. Of we nu een moord hebben gepleegd of gewoon een kleine wrok tegen iemand koesteren, we moeten er allemaal door Jezus van bevrijd worden.
Dit is een zeer hoopgevende boodschap – niet alleen voor onszelf maar ook voor de mensen om ons heen! Ieder van ons die naar de tafel van de Heer komt is een zondaar die vergeving ontvangen heeft. Kijk de volgende keer dat u aan de Eucharistieviering deelneemt eens om u heen en bedenk dat de mensen die met u bijeen zijn allemaal deel uitmaken van uw familie. Allemaal zijn we mensen die met Jezus “in de schaal dopen”. Dank de Heer dat jullie allemaal worden bedekt met zijn barmhartigheid en liefde.
En mogen we ook allemaal samen tot dit besef komen, zodat we daarin echt één worden. Jezus’ grootste wens is dat al zijn kinderen één worden zoals Hij en zijn Vader één zijn. Laten we Hem vandaag vragen om ons te leren barmhartig te zijn zoals Hij barmhartig is, zodat dit diepe verlangen van Hem wordt vervuld!
Gebed
Dank U, Heer, voor uw offer aan het kruis. Maak ons één in U zoals U en de Vader één zijn. Geef ons ware nederigheid en mededogen met elkaar als we samen proberen te leven voor U. Amen.
Witte Donderdag
Uitleg Witte Donderdag
Witte Donderdag ontleent zijn naam aan de liturgische kleur (wit) van deze dag .
Op deze dag vieren we dat Jezus de Eucharistie aan ons heeft gegeven; Hij viert met Zijn apostelen het Laatste Avondmaal. Jezus weet dat Hij de volgende dag op het kruis zal gaan sterven. Uit liefde voor ons geeft Hij op die laatste avond van zijn leven aan de apostelen (en dus ook aan ons) een ‘afscheidscadeau’; Hij geeft zijn eigen Lichaam en Bloed onder de gedaanten van Brood en Wijn. Hij neemt het brood en zegt:
“Neemt en eet hiervan, gij allen, want dit is mijn Lichaam, dat voor u gegeven wordt” Vervolgens neemt Hij de beker wijn en zegt: “Neemt deze beker en drinkt hier allen uit, want dit is de beker van het nieuwe altijddurende verbond, dit is mijn Bloed dat voor u en alle mensen wordt vergoten tot vergeving van de zonden. Blijft dit doen om Mij te gedenken.”
Zo wil Jezus altijd bij ons blijven, door de Eucharistie. Wij mogen Hem Zelf ontvangen in de H. Communie. Dit is moeilijk te begrijpen maar een genade om te geloven.
’s Morgens wijdt de bisschop voor de kerken van zijn bisdom het chrisma en zegent de olie die bij de verschillende liturgievieringen nodig is; dit is de chrisma-mis. ’s Avonds viert de kerk ter gedachtenis aan het Laatste Avondmaal de heilige Eucharistie. Na het slotgebed van deze plechtige avondmis van Witte Donderdag wordt het H. Sacrament overgebracht naar het rustaltaar; tijdens deze kleine processie wordt het pange lingua gezongen.
Goede Vrijdag
Herdenking van het lijden en sterven van onze Heer Jezus Christus
Eerste lezing uit het boek Jesaja (52,13-53,12)
Zie mijn dienaar zal succesvol handelen, hij zal worden verhoogd en verheven en zeer verheerlijkt. Zoals velen over hem ontsteld hebben gestaan, zo misvormd was hij, zo onmenselijk van voorkomen en zijn schoonheid beneden die van mensenkinderen. Zo zal hij vele volken slaan met verbazing, koningen zullen hun mond voor hem sluiten, want wat hun niet verteld is aanschouwen zij en wat zij niet hebben gehoord zien zij in. Wie kon geloven wat wij hebben gehoord en over wie is de arm van de Heer zichtbaar geworden? Hij is geprezen als een alleenstaande loot en als een wortel uit dorre grond; hij had gestalte noch luister, zodat wij naar hem konden zien, geen voorkomen zodat wij hem zouden kunnen begeren. Veracht en door de mensen verstoten, man van smarten en door lijden gerijpt; als een die zijn gelaat voor ons heeft verborgen, veracht en door ons niet geteld. Toch waren het onze pijnen die hij droeg en onze smarten die hij op zich nam. Wij daarentegen beschouwden hem als een getroffene, als iemand die door God is geslagen en vernederd. Hij is echter doorboord om onze zonden, mishandeld om onze misdaden, want op hem rust de straf voor ons heil en door zijn striemen is er genezing voor ons. Wij allen dwaalden als een kudde, ieder ging zijn eigen weg; de Heer liet op hem neerkomen de misdaad van ons allen. Men mishandelde hem en hij heeft het aanvaard, hij heeft zijn mond niet geopend. Als het lam dat naar de slachtbank geleid wordt en als het schaap dat voor zijn scheerden verstomt, zo heeft hij zijn mond niet geopend. Door een gewelddadige rechtspraak is hij weggerukt. Wie is er nog die denkt aan zijn leven? Hij is immers weggenomen uit het land der levenden, om de zonden van mijn volk tot de dood toe geslagen. Men geeft hem een grafbij de misdadigers en bij de rijken een rustplaats, ofschoon hij geen onrecht gepleegd heeft en er geen bedrog is geweest in zijn mond. Het heeft de Heer behaagd hem met slagen te pijnigen. Al brengt hij zichzelf ten offer, toch zal hij een nageslacht zien, zijn dagen verlengen en de wens van de Heer zal door zijn hand vervuld worden. Om zijn zwoegen zal hij licht zien en worden verzadigd. Door zijn inzicht zal mijn dienaar als rechtvaardige velen rechtvaardigen en hun misdaden zal hij op zich laden. Daarom zal Ik hem deel geven onder de groten, en met machtigen zal hij de buit verdelen, omdat hij zijn ziel prijsgaf aan de dood en onder de zondaars gerekend is. Hij draagt immers de zonden van velen en is voor zondaars een voorspraak.
Tweede lezing uit de brief aan de Hebreeën (4, 14-16 + 5, 7-9)
Broeders en zusters,
nu wij een verheven hogepriester hebben, een die de hemelen is doorgegaan, Jezus de Zoon van God, nu moeten wij vasthouden aan onze belijdenis. Want wij hebben een hogepriester die in staat is mee te voelen met onze zwakheden. Hij werd zelf op allerlei manieren op de proef gesteld, precies zoals wij, afgezien dan van de zonde. Laten wij daarom vrijmoedig naderen tot de troon van Gods genade, om barmhartigheid en genade te verkrijgen en tijdige hulp. In de dagen van zijn sterfelijk leven heeft Jezus, onder luid geroep en geween, gebeden en smekingen opgedragen aan God die Hem uit de dood kon redden. Om zijn vroomheid is Hij verhoord: hoewel Hij Gods Zoon was, heeft Hij in de school van het lijden gehoorzaamheid geleerd; en toen Hij het einde had bereikt, is Hij voor allen die Hem gehoorzamen, oorzaak geworden van eeuwig heil.
Het Heilig Evangelie (Johannes 18,1-19,42)
Lijdensverhaal uit het Evangelie van Johannes
Overweging
Hij droeg zelf het kruis en ging de stad uit, naar het zogeheten Schedelveld, in het Hebreeuws Golgota. (Johannes 19, 16-17)
Waar ziet u zichzelf staan, als Jezus het ruwe pad naar de heuvel Golgota oploopt? Bent u een toeschouwer, wachtend tot de stoet voorbij is en u zich weer met uw eigen zaken kunt gaan bezighouden? Of bent u een vriend, die verwoede pogingen doet om achter Jezus aan te gaan, radeloos, bang om Jezus in de steek te laten? Of misschien bent u wel een soldaat en jaagt u Hem voor u uit.
Vanuit welk perspectief we het verhaal ook bekijken, Jezus staat altijd in het middelpunt – in feite is Hij het die elke handeling bepaalt. Op geen enkel moment in het Johannesevangelie is Jezus hulpeloos of verbijsterd. Het hele verhaal van zijn lijden en dood draait om zijn standvastige doelgerichtheid. Op zijn woord valt een hele eenheid soldaten op de grond (Johannes 18,6).Voor Pilatus houdt Hij stand, terwijl de procurator steeds bezorgder en banger wordt (19,8). Hij neemt zijn eigen kruis op en gaat met vaste tred zijn bestemming tegemoet (19,17). En op wat zijn diepste punt lijkt te zijn verkondigt Jezus rustig en onherroepelijk: “Het is volbracht” en geeft Hij zijn geest over aan de Vader (Johannes 19,30). Dit is verre van een vernederende nederlaag, dit is zijn moment van overwinning!
Wanneer u vandaag nadenkt over het verhaal van het lijden, laat uw hart dan volstromen met vrede en vertrouwen in uw redding. Probeer u bewust te worden van Jezus’ bereidheid, zijn vastberadenheid en zijn kalme doorzettingsvermogen. Uw leven is veilig in zijn handen, die de littekens van de spijkers dragen, uw ziel is veilig in zijn doorboorde hart.
Probeer om niet te snel het sombere karakter van deze dag achter u te laten en uw hart al op de vreugde van Paaszondag te richten. Sta even bewust stil en maak de balans op. Probeer Jezus’ lijden meer persoonlijk te ervaren. Zoek naar tekenen van zijn autoriteit en zie hoe Hij de situatie onder controle heeft. Wandel met Hem mee. Luister naar de woorden die Hij spreekt. Merkt U hoe zeer Hij zeker was van zijn zaak?
Volg dan zijn voorbeeld en bied uzelf aan God aan, ervan overtuigd dat u van Hem bent. Zie hoe toegewijd Hij aan u is en wijd uzelf even diep aan Hem toe. Weet dat welk “kruis” u ook hebt, u het op u kunt nemen met dezelfde moed en met hetzelfde gezag als die u bij Jezus gezien hebt. Hij loopt met u mee en geeft u kracht bij elke stap op de weg.
Gebed
Dank U, Jezus, dat U uw kruis voor mij en voor ons allemaal op U hebt genomen. Heer, geef mij een aandeel in uw vertrouwen, uw moed en uw toewijding. Amen.
Uitleg Goede Vrijdag
Herdenking van het lijden en sterven van onze Heer Jezus Christus
Wij aanbidden U Christus en loven U, omdat Gij door Uw heilig Kruis de wereld verlost hebt
Met vasten, klaagzangen, zwijgende klokken en geen muziek staat deze dag in het teken van de droefheid over het sterven van Jezus. Maar bij al deze rouw is er toch ook een beginnende vreugde om wat volbracht is. Dat blijkt ook uit de naam van deze dag: Goede Vrijdag.
We noemen deze dag ‘Goede’ Vrijdag omdat we weten dat Jezus dit alles doorstaan heeft uit liefde voor ieder van ons; op het kruis nam Jezus de straf op zich voor elke zonde die wij begaan. Op het kruis strekt Hij zijn armen uit om alle mensen uit te nodigen binnen te gaan in zijn Liefde. Door zijn dood op het kruis heeft Hij verlossing gebracht. Ieder die in Hem gelooft, zal in eeuwigheid bij God blijven leven. De dood op aarde is dan niet definitief, maar een overgang naar de hemel. Uit onszelf kunnen wij niet heel dicht bij God komen. Door onze zonden is er een soort ‘kloof’ tussen God en ons. Het kruis van Jezus is de Weg om deze kloof te overbruggen. Zijn Kruisdood verlost ons van de zonden en is de Weg naar zijn Vader.
Het lijden en sterven van Jezus wordt vandaag in de kerk als volgt gevierd:
’s Middags om drie uur, het tijdstip van Jezus’ dood, bidden we samen de kruisweg. We gaan stap voor stap langs de 14 staties van Jezus’ Kruisweg. Zo staan we stil bij al het Lijden dat Hij heeft doorstaan.
’s Avonds is er geen gewone Eucharistieviering. Er is dan een viering rond het Kruis.
We lezen het Lijdensverhaal zoals de apostel en evangelist Johannes dat heeft opgeschreven. Er zijn ook uitgebreide voorbeden voor alle gelovige en ongelovige mensen over de hele wereld. Vervolgens gaan we het kruis van Jezus vereren. De priester draagt een groot kruisbeeld binnen en zegt (of zingt): “Zie het hout van het Kruis, waaraan de Verlosser van de wereld hing.” (in het latijn: “Ecce lignum Crucis, in quo salus mundi pependit”). Hierna volgt de kruishulde, waarna het beklag van Christus gezongen wordt in het lied: Populus Meus. Tot slot van de viering is de communieritus.
Stille Zaterdag
Vandaag ervaren we de stilte van het graf, terwijl Jezus ‘slaapt in de dood’, alsof hij rust van zijn aangrijpende lijdensweg. Het is de rustdag tussen dood en opstanding.
Vanavond bij de Paaswake zullen we tijdens het credo proclameren dat Jezus nedergedaald is ter helle, dat Hij de poorten der hel vernietigd heeft. Deze vooravond van het Paasfeest zal staan in het teken van het uitzien naar de opstanding, naar de bevrijding van de zonde en het herstel van ons leven in God.
Uit een homilie op Stille Zaterdag
Er gebeurt iets vreemds. . . God is gestorven in het vlees en de hel beeft van angst. Hij is op zoek gegaan naar onze eerste voorouder, als naar een verdwaald schaap. In groot verlangen om degenen te bezoeken die in duisternis en de schaduw van de dood leven, is Hij heengegaan om de gevangen Adam en Eva van smart te bevrijden.
Toen Adam, de eerste mens die Hij had gemaakt, Hem zag, sloeg hij zich verschrikt op de borst en riep iedereen toe: “Mijn Heer zij met u allen.” Christus antwoordde hem: “En met uw geest.” Hij greep zijn hand en richtte hem op met de woorden: “Ontwaak, gij die slaapt en sta op uit de dood en Christus zal over u lichten.
Ik ben uw God die ter wille van u uw zoon ben geworden. Uit liefde voor u en voor uw nakomelingen beveel Ik nu op eigen gezag allen die gevangen zijn, te voorschijn te komen — allen die in duisternis verkeren, verlicht te worden — allen die slapen, op te staan. Ik beveel u, slaper, word wakker.
Ik heb u niet geschapen om gevangen gehouden te worden in de hel. Sta op uit de dood, want Ik ben het leven uit de dood. Sta op, werk van mijn handen, u die geschapen bent naar mijn beeld. Sta op, laten we deze plaats verlaten, want u bent in Mij en Ik ben in u, samen vormen wij maar één persoon en we kunnen niet van elkaar worden gescheiden.
Sta op, laten we deze plaats verlaten. De vijand heeft u uit het aardse paradijs gevoerd. Ik zal u niet in dat paradijs terugbrengen, maar ik zal u een troon geven in de hemel. Ik ontzegde u de boom die slechts een symbool van leven was, maar zie, Ik die het leven zelf ben, ben nu één met u. Ik heb cherubijnen aangesteld om u te bewaken zoals slaven worden bewaakt, maar nu laat Ik u door hen vereren. De troon die door cherubijnen wordt gevormd, wacht op u, de dragers ervan zijn snel en bereidwillig. Het bruidsvertrek is versierd, het feestmaal staat klaar, de eeuwige woningen zijn gereed, de schatkamers met alle goede dingen staan open. Het koninkrijk der hemelen is sinds alle eeuwigheid voor u bereid.”
Voorbeden voor de kerk en de wereld
1. Voor de heilige kerk
Laten wij bidden, broeders en zusters, voor de heilige kerk: dat onze God en Heer haar over heel de wereld vrede en eenheid brengt: dat in ons leven tijden van rust en stilte komen tot verheerlijking van God de almachtige Vader.
Almachtige eeuwige God, in Christus hebt Gij uw heerlijkheid aan alle volken geopenbaard. Waak over het werk van uw barmhartigheid, geef dat uw kerk over heel de wereld stand houdt in de belijdenis van uw naam. Door Christus onze Heer. – Amen.
2. Voor de Paus
Laten wij ook bidden voor Paus Johannes Paulus II die door onze God en Heer uit de bisschoppen gekozen is: dat hij gespaard blijft om leiding te geven aan de kerk, het heilig volk van God.
Almachtige eeuwige God, alles wat bestaat steunt op uw raadsbesluit. Luister naar ons gebed: bewaar in uw liefde de bisschop die Gij over heel uw kerk hebt aangesteld. Moge het christenvolk, dat hij in uw naam leidt, altijd toenemen in geloof. Door Christus onze Heer. – Amen.
3. Voor de gehele geestelijkheid en alle gelovigen
Laten wij ook bidden voor onze bisschop N., voor alle bisschoppen, priesters en diakens, voor allen die in de kerk voor een of ander dienstwerk zijn gewijd en voor heel het gelovige volk.
Almachtige eeuwige God, Gij leidt en heiligt allen die tot de kerk behoren, het Lichaam van de Heer. Verhoor ons gebed voor al zijn leden; dat ieder, naar de genade die Gij hem hebt geschonken, U dient in geloof en trouw. Door Christus onze Heer. – Amen.
4. Voor de doopleerlingen
Laten wij ook bidden voor hen die zich op het doopsel voorbereiden: dat onze God en Heer hun oren opent voor zijn woord en hun de deur ontsluit van zijn barmhartigheid; dat zij door de wedergeboorte in de doop vergiffenis verkrijgen van hun zonde en geborgen zijn in Christus Jezus onze Heer.
Almachtige eeuwige God, Gij zegent steeds de kerk met nieuwe christenen. Breng de doopleerlingen geloof en in zicht bij. Geef dat zij herboren worden uit het water van de doop en in de gemeenschap worden ingelijfd van hen die Gij als uw kinderen hebt aangenomen. Door Christus onze Heer. – Amen.
5. Voor de eenheid van alle christenen
Laten wij ook bidden voor al onze broeders die in Christus geloven: dat onze God en Heer hen die trouw zijn aan de waarheid samenbrengt en in zijn ene kerk bewaart.
Almachtige eeuwige God, die verdeeld zijn brengt Gij weer samen, die samen zijn bewaart Gij in uw vrede. Wij bidden U: verenig ons die door één doopsel zijn geheiligd in oprecht geloof, verbind ons door één band van liefde in Christus Jezus onze Heer. – Amen.
6. Voor het joodse volk
Laten wij ook bidden voor het joodse volk dat door onze God en Heer het eerst is aangesproken: dat Hij hen groot maakt in liefde voor zijn heilige naam, in trouw aan zijn Verbond.
Almachtige eeuwige God, Gij hebt uw beloften toevertrouwd aan Abraham en aan zijn volk. Verhoor genadig de gebeden van uw kerk; dat het volk dat Gij het eerst verzameld hebt, tot de volheid van uw verlossing komt. Door Christus onze Heer. – Amen.
7. Voor allen die niet in Christus geloven
Laten wij ook bidden voor hen die niet in Christus geloven: dat de heilige Geest hen met zijn licht vervult en dat zij de wegen inslaan die leiden naar het heil.
Almachtige eeuwige God, geef dat zij die zonder Christus te kennen in uw ogen eerlijk door het leven gaan, de waarheid vinden; dat wij elkaar waarderen en dat zij er ons toe brengen meer ontvankelijk te worden voor het mysterie van uw leven en beter van uw goedheid te getuigen. Door Christus onze Heer. – Amen.
8. Voor allen die niet in God geloven
Laten wij ook bidden voor hen die niet in God geloven: dat zij met een oprecht hart ingaan op wat goed is en eenmaal bij God uitkomen.
Almachtige eeuwige God, Gij hebt de mensen zo gemaakt dat zij in hun verlangens U altijd zoeken en tot rust komen als zij U vinden. Wij vragen dat zij te midden van alles wat schadelijk is en hindert toch de wonderen van uw goedheid zien en ondervinden hoe de christenen getuigen van hun geloof; en dat zij eenmaal U, God, één en waarachtig, vol vreugde onze Vader noemen. Door Christus onze Heer. – Amen.
9. Voor hen die het land regeren
Laten wij ook bidden voor hen die het land regeren: dat onze God en Heer hun hart richt naar zijn wil, zodat iedereen mag leven in vrijheid en echte vrede.
Almachtige eeuwige God, het leven van de mensen ligt in uw hand en voor de rechten van de volken staat Gij borg. Geef door hen die ons regeren overal ter wereld blijvende rust en vrede en onder alle mensen welvaart en ruimte voor geloof. Door Christus onze Heer. – Amen.
10. Voor allen die in nood verkeren
Laten wij bidden, broeders en zusters, tot God, de almachtige Vader: dat hij de wereld van dwaling zuivert, gevaarlijk ziekten en hongersnood verdrijft, gevangenissen ontsluit en boeien verbreekt, terugkeer bezorgt aan ontheemden en veilige thuiskomst aan hen die onderweg zijn, genezing voor de zieken, en voor de stervenden eeuwig heil.
Almachtige eeuwige God, Gij zijt de vertroosting voor de bedroefden en sterkte voor hen die het moeilijk hebben. Laat hun gebeden tot U doordringen, uit welke nood zij ook roepen. Dat zij in alle omstandigheden uw barmhartigheid ondervinden en de vreugde van uw aanwezigheid. Door Christus onze Heer. – Amen.
De Kruisweg
Al sinds de 15de eeuw wordt het lijden van Jezus Christus uitgebeeld, eerst in 7, later in 14 staties. In kerken, langs wegen naar de kerk of bij kerkhof- en bedevaartskapellen werd het gebeuren van de lijdensweg van Jezus in afbeeldingen van allerlei aard zichtbaar gemaakt. De oorsprong daarvan lag in het gebruik om tijdens pelgrimstochten in het Heilig Land de verschillende staties van het lijden achtereen te bezoeken. Dit leidde tot de wens om dit ook ver van Jeruzalem te beleven. Dit is mogelijke in de plaatselijke kruisweg. Van statie tot statie kan de gelovige door het beschouwen van de lijdensweg van Christus zich in gedachten en gebeden in diens lijden verdiepen.
In de ontmoeting en confrontatie met Jezus, die voor ons de eerste en eigenlijke kruisweg is gegaan, vinden we onszelf terug, onze eigen lijdensweg en kunnen we de zin van ons leven ontdekken. In de kruisweg vinden we onze levensweg, die door Jezus Christus tot werkelijk leven gemaakt wordt en in Hem zijn einddoel vindt. Over de kruisweg kunnen we niet praten of gewoon bekijken; de kruisweg moet je biddend doen.
Aan het begin en het einde van de Kruisweg maken we een kruisteken. Dit als teken dat ook wij ten einde toe de weg willen gaan van de lijdende Heer, die door Zijn Kruis de wereld heeft verlost.
Bij iedere statie wordt gebeden:
Wij aanbidden U, Christus en loven U,
omdat Gij door Uw heilig kruis de wereld hebt verlost.
En ook:
Ontferm U over ons, Heer, ontferm U over ons;
0 God, wees ons, zondaars, genadig.
Liederen
Ochtendhymne
Toen de ure was gekomen
en zijn levenstijd vervuld,
Heeft de Heer op zich genomen
als verlosser alle schuld,
liet het Lam zich zonder schromen
binden, leed het met geduld
Bitter gal en rietstok beide,
speeksel, spijkers, felle speer,
doen zijn teder lichaam lijden,
bloed en water stroomt terneer.
Wat voor stroom komt u bevrijden,
aarde, zee en sterrenheer!
Edelste van alle bomen,
zalig kruis van ons geloof,
uit welk woud zijt gij genomen,
zo met takken, bloemen, loof?
Lieflijk hout, welk een volkomen
lieve last hangt in uw loof.
Buig, o boom, uw takken neder,
harde nerf, wees in dit uur
vloeiende en mild en teder,
niet zo streng als van natuur.
’t Koningslichaam rust gereder,
op een zachte stam terneer.
Immers draagt gij als een gave
Hem die zich ten offer wijdt.
Gij, de loods, gij wijst de haven,
als de wereld schipbreuk lijdt,
die het bloed van ’t Lam zal laven,
balsem, stromend wijd en zijd.
Aan de Vader hoog verheven,
aan de Zoon in majesteit,
aan de Trooster van ons leven,
zalige Drievuldigheid,
zij de eer en kracht gegeven
nu en in der eeuwigheid.
Beklag van Christus (improperia)
Popule meus, quid feci tibi? Aut in quo contristavi et? responde mihi. |
Mijn volk, wat heb Ik u gedaan? of waarmee heb Ik u bedroefd? Antwoord Mij. |
Quia eduxi te de terra Aegypti: parasti Crucem Salvatori tuo. |
Omdat Ik u uit het land van Egypte heb gevoerd: hebt gij voor uw Verlosser een Kruis bereid. |
Popule meus, quid feci tibi? Aut in quo contristavi et? responde mihi. |
Mijn volk, wat heb Ik u gedaan? Of waarmee heb Ik u bedroefd? Antwoord Mij. |
Hagios o Theos. Hagios Ischyros. Hagios Athanatos, eleison himas. |
Heilige God. Heilige Sterke. Heilige Onsterfelijke, ontferm U over ons. |
Quia eduxi te per desertum quadraginta annis, et manna cibavi te,et introduxi te in terram satis bonam: parasti Crucem Salvatori tuo. | Omdat Ik u gedurende veertig jaren door de woestijn heb geleid, met manna gespijzigd, en een heerlijk land binnengeleid: hebt gij voor uw Verlosser een Kruis bereid. |
Hagios o Theos. Hagios Ischyros. Hagios Athanatos, eleison himas. |
Heilige God. Heilige Sterke. Heilige Onsterfelijke, ontferm U over ons. |
Quid ultra debui facere tibi, et non fici? Ego quidem plantavi te vineam electam meam speciosissimam: et et facta es mihi nimis amara: aceto namque sitim meam potasti: et lancea perforasti latus Salvatori tuo. |
Wat meer had Ik voor u moeten doen dat Ik niet gedaan heb? Ik immers heb u geplant als mijn allerschoonste wijngaard: en gij zijt Mij zeer bitter geworden: want met azijn hebt gij mijn dorst gelest en met een lans hebt gij de zijde van uw Verlosser doorboord. |
Hagios o Theos. Hagios Ischyros. Hagios Athanatos, eleison himas. |
Heilige God. Heilige Sterke. Heilige Onsterfelijke, ontferm U over ons. |
Ik heb om u Egypte en zijn eerstgeborenen gegeseld:
en gij hebt Mij gegeseld en overgeleverd.
Mijn volk, wat heb Ik u gedaan?
of waarmee heb Ik u bedroefd?
Antwoord Mij.
Ik heb u uit Egypte gevoerd en Pharao in de Rode Zee verdronken:
en gij hebt Mij overgeleverd aan de hogepriesters.
Mijn volk, wat heb Ik u gedaan?
of waarmee heb Ik u bedroefd?
Antwoord Mij.
Ik heb voor u de zee geopend:
en gij hebt met een lans mijn zijde geopend.
Mijn volk, wat heb Ik u gedaan?
of waarmee heb Ik u bedroefd?
Antwoord Mij.
Ik ben voor u uitgegaan in de wolkkolom:
en gij hebt Mij naar het rechthuis van Pilatus gevoerd.
Mijn volk, wat heb Ik u gedaan?
of waarmee heb Ik u bedroefd?
Antwoord Mij.
Ik heb u in de woestijn met manna gespijzigd:
en gij hebt Mij met vuist en gesel geslagen.
Mijn volk, wat heb Ik u gedaan?
of waarmee heb Ik u bedroefd?
Antwoord Mij.
Ik heb u gelaafd met heilzaam water uit de rots:
en gij hebt Mij gelaafd met gal en azijn.
Mijn volk, wat heb Ik u gedaan?
of waarmee heb Ik u bedroefd?
Antwoord Mij.
Ik heb om u de koningen der Kanaanieten geslagen;
en gij hebt Mij met een rietstok op het hoofd geslagen.
Mijn volk, wat heb Ik u gedaan?
of waarmee heb Ik u bedroefd?
Antwoord Mij.
Ik heb u een koninklijke scepter gegeven:
en gij hebt Mijn hoofd met doornen gekroond.
Mijn volk, wat heb Ik u gedaan?
of waarmee heb Ik u bedroefd?
Antwoord Mij.
Ik heb u verheven met grote kracht:
en gij hebt Mij gehangen aan het Kruishout.
Mijn volk, wat heb Ik u gedaan?
of waarmee heb Ik u bedroefd?
Antwoord Mij.