Skip to content

De werkelijke Tegenwoordigheid van Jezus Christus in het Sacrament van de Eucharistie

Op de avond voor Hij stierf aan het Kruis, deelde de Heer Jezus zijn Laatste Avondmaal met zijn leerlingen. Tijdens deze maaltijd stelde onze Verlosser het sacrament van zijn Lichaam en Bloed in. Hij deed dit om het offer van het Kruis door de eeuwen heen te laten voortduren en zijn Bruid, de Kerk, een gedachtenis aan zijn dood en verrijzenis toe te vertrouwen. Zoals het Evangelie van Matteüs ons vertelt:

“Onder de maaltijd nam Jezus brood, sprak de zegen uit, brak het en gaf het aan zijn leerlingen met de woorden: ‘Neemt, eet,: dit is mijn Lichaam.’
Daarna nam Hij de beker, en na het spreken van het dankgebed reikte Hij hun die toe met de woorden: ‘Drinkt allen hieruit. Want dit is mijn Bloed van het Verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van hun zonden.’”

(Mt. 26,26-28; zie ook Mc. 14,22-24, Lc. 22, 17-20, I Kor. 11,23-25).

Deze woorden van Jezus in herinnering roepend belijdt de Katholieke Kerk dat in de viering van de Eucharistie, brood en wijn het Lichaam en Bloed van Jezus Christus worden door de kracht van de Heilige Geest en de medewerking van de priester. Jezus zei: “Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid. Het brood dat Ik zal geven, is mijn vlees, ten bate van het leven der wereld……..Want mijn vlees is echt voedsel en mijn bloed is echte drank” (Joh. 6,51-55). De gehele Christus is waarlijk tegenwoordig, lichaam, bloed, ziel en godheid, onder de gedaanten van brood en wijn – de verheerlijkte Christus die verrees uit de doden na voor onze zonden gestorven te zijn. Dit is wat de Kerk bedoelt wanneer zij spreekt over de “Werkelijke Tegenwoordigheid” van Christus in de Eucharistie. Deze tegenwoordigheid van Christus in de Eucharistie wordt “werkelijk” genoemd, maar niet om andere vormen van zijn tegenwoordigheid uit te sluiten, alsof deze niet als ‘werkelijk’ begrepen kunnen worden (zie Catechismus van de Katholieke Kerk, nr. 1374). De verrezen Christus is op vele manieren tegenwoordig in de Kerk, maar bij uitnemendheid in het sacrament van zijn Lichaam en Bloed.

Wat betekent het dat Jezus Christus tegenwoordig is in de Eucharistie onder de gedaanten van brood en wijn? Hoe gebeurt dit? De tegenwoordigheid van de verrezen Christus in de Eucharistie is een onuitputtelijk mysterie dat de Kerk nooit volledig in woorden kan uitleggen. We moeten ons bedenken dat de Drie-ene God de Schepper is van al wat bestaat en dat Hij de macht heeft meer te doen dan wij ons ook maar kunnen voorstellen. Zoals H. Ambrosius zei: “Als het woord van de Heer Jezus zo machtig is dat Hij dingen tot leven kan brengen, wat kan Hij dan met te meer reden dingen die reeds bestaan doen veranderen in iets anders” (De Sacramentis, IV,5-16). God schiep de wereld om zijn leven te delen met personen die niet God zijn. Dit grote heilsplan toont een wijsheid dat ons verstand te boven gaat. Maar wij zijn niet in onwetendheid achtergelaten: want uit liefde voor ons heeft God zijn waarheid aan ons geopenbaard op een wijze die we kunnen begrijpen door de gave van geloof en de genade van de Heilige Geest die in ons woont. Zo zijn wij in staat om tenminste in enig mate te begrijpen wat anders onbekend was gebleven voor ons, hoewel we nooit totaal het mysterie van God kunnen bevatten.

Als opvolgers van de apostelen en leraren van de Kerk, hebben de bisschoppen de plicht aan ons door te geven wat God heeft geopenbaard en om alle leden van de Kerk te bemoedigen hun begrip van het mysterie en de gave van de Eucharistie te verdiepen. Om zo’n verdieping van het geloof te bevorderen is deze tekst ter beschikking gekomen om de meest fundamentele (15) vragen te beantwoorden die gewoonlijk naar voren komen met betrekking tot de Werkelijke Tegenwoordigheid van Christus in de Eucharistie. Wij realiseren ons dat enkele van deze vragen behoorlijk complexe theologische ideeën inhouden. Toch hopen wij dat studie van en discussie over deze tekst vele Katholieke gelovigen zal helpen hun begrip van het mysterie van het geloof te verrijken.

15 fundamentele vragen

Waarom geeft Jezus zich als voedsel en drank aan ons?

Jezus geeft zichzelf aan ons in de Eucharistie als geestelijk voedsel, omdat Hij van ons houdt. Gods gehele plan van onze redding is gericht op onze deelname aan het leven van de Drie-eenheid, de gemeenschap van Vader, Zoon, en Heilige Geest. Onze deelname in zijn leven begint bij ons doopsel, wanneer wij door de kracht van de Heilige Geest verenigd worden in Christus, en zo als zonen en dochters van de Vader aangenomen worden. Het is versterkt en gegroeid door ons Vormsel, gevoed en verdiept door onze deelname aan de Eucharistie. Door het eten van het Lichaam en het drinken van het Bloed van Christus in de Eucharistie worden we verbonden met de persoon van Christus door zijn mensheid. “Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem” (Joh. 6,56). Door het verenigd zijn met het menszijn van Christus, zijn we tegelijkertijd verenigd met zijn godheid. Onze sterfelijke en vergankelijke natuur wordt omgevormd door de vereniging met de bron van het leven. “Zoals ik door de Vader die leeft, gezonden ben en leef door de Vader, zo zal ook hij die Mij eet, leven door Mij” (Joh. 6,57).

Door verenigd te zijn met Christus door de kracht van de Heilige Geest die in ons woont, zijn wij opgenomen in de eeuwige liefdesrelatie tussen de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Zoals Jezus van nature de eeuwige Zoon van de Vader is, zo worden wij zonen en dochters van God door aanneming in het sacrament van de Doop. Door het sacrament van de Doop en het Vormsel, zijn wij tempels van de Heilige Geest, die in ons woont, en door zijn verblijf worden wij heilig door de gave van de heiligmakende genade. De ultieme belofte van het evangelie is dat wij zullen delen in het leven van de Heilige Drie-eenheid. De Kerkvaders noemen deze deelname in het goddelijke leven “theosis”. We zien dus dat God ons niet louter goede dingen vanuit de hoge zendt; in plaats daarvan, worden wij geleid in het verborgen leven van God, de gemeenschap tussen de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. In de viering van de Eucharistie (wat ‘dankzegging’ betekent) prijzen en verheerlijken wij God voor zijn verheven gift.

Waarom is de Eucharistie niet alleen een maaltijd, maar ook een offer?

Omdat onze zonden het voor ons onmogelijk zouden hebben gemaakt te delen in het leven van God, werd Jezus Christus gezonden om dit obstakel weg te nemen. Zijn dood was een opoffering voor onze zonden. Christus is “het Lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt” (Joh. 1,29). Door zijn dood en verrijzenis, overwon Hij zonde en dood, en verzoende ons met God. De Eucharistie is de gedachtenis aan deze opoffering. De Kerk komt bijeen om het offer van Christus te gedenken en voor te houden, waarin we delen door het handelen van de priester en kracht van de Heilige Geest. Door de viering van de Eucharistie zijn we verenigd met het offer van Christus en ontvangen zijn onuitputtelijke weldaden.

Zoals in de Brief aan de Hebreeën is uitgelegd, is Jezus de enige eeuwige hogepriester die altijd leeft om voorspreker te zijn van de mensen voor de Vader. Op deze wijze overtreft Hij de vele hogepriesters die gedurende vele eeuwen gewoon waren offers voor de zonden aan te bieden in de tempel van Jeruzalem. De eeuwige hogepriester Jezus offert het perfecte offer dat hijzelf is, niet iets anders. “Het bloed van zijn offer is zijn eigen bloed, niet dat van bokken en kalveren. Zo is Hij het heiligdom binnengegaan, eens voor altijd, en heeft Hij een eeuwige verlossing verworven” (Hebr. 9,12).

Jezus’ handelen behoort tot de menselijke geschiedenis, want Hij is waarlijk mens en is de geschiedenis ingegaan. Tegelijkertijd echter is Jezus Christus de Tweede Persoon van de Heilige Geest; Hij is de eeuwige Zoon, die niet is begrensd door tijd of geschiedenis. Zijn handelen gaat de tijd te boven, wat deel is van de schepping. “De tent van zijn priesterschap is groter en volmaakter dan de vorige: ze is niet gemaakt door mensenhand, dat wil zeggen, ze behoort niet tot onze geschapen wereld” (Hebr. 9,11). Jezus de eeuwige Zoon van God deed zijn offerdaad in tegenwoordigheid van zijn Vader, die leeft in eeuwigheid. Jezus’ ene perfecte opoffering is zo eeuwig tegenwoordig voor de Vader, die het voor eeuwig accepteert. Dit betekent dat Jezus zich in de Eucharistie niet telkens opnieuw offert. Veeleer wordt door de kracht van de Heilige Geest zijn ene eeuwige offer opnieuw aangeboden, tegenwoordig gesteld, zodat wij erin mogen delen.

Christus hoeft de hemel – waar Hij is – niet te verlaten om bij ons te zijn. Veeleer nemen wij deel aan de hemelse liturgie waar Christus altijd voor ons bemiddelt en zijn offer aanbiedt aan de Vader en waar de engelen en de heiligen constant God eren en dankzeggen voor al zijn gaven: “Aan Hem die gezeten is op de troon en aan het Lam zij de lof en de eer en de roem en de kracht in de eeuwen der eeuwen” (Openbaringen 5,13). Zoals de Catechismus van de Katholieke Kerk zegt, “tenslotte verenigen wij ons door de Eucharistieviering nu reeds met de hemelse liturgie en lopen wij vooruit op het eeuwig leven, wanneer God alles in allen zal zijn” (nr. 1326). De proclamatie van het Sanctus, “Heilig, heilig, heilig, de Heer…..”, is het lied van de engelen die in Gods tegenwoordigheid zijn (Jes. 6,3). Wanneer wij in de Eucharistie het Sanctus uitspreken, herhalen wij op aarde het lied van de engelen wanneer zij God in de hemel aanbidden. Tijdens de Eucharistieviering gedenken wij niet simpelweg een gebeurtenis uit de geschiedenis. Veeleer wordt door het mystieke handelen van de Heilige Geest in de Eucharistieviering het Paasmysterie van de Heer gelijktijdig tegenwoordig gesteld aan de Bruid de Kerk.

Bovendien zijn wij in de Eucharistische vertegenwoordiging van Christus’ eeuwige offer voor de Vader, niet enkel toeschouwers. De priester en de aanbiddende gemeenschap zijn op verschillende wijze actief in het Eucharistische offer. De gewijde priester die aan het altaar staat, vertegenwoordigt Christus als hoofd van de Kerk. Alle gedoopten, als leden van Christus’ Lichaam, delen in zijn priesterschap, zowel als priester en als slachtoffer. De Eucharistie is zo het offer van de Kerk. De Kerk, die het Lichaam en de Bruid van Christus is, deelt in het heilige offer van haar Hoofd en Bruidegom. In de Eucharistie wordt het offer van Christus het offer van alle ledematen van zijn Lichaam, die verenigd met Christus één heilige offerande vormen (zie CKK 1368). Zoals het offer van Christus sacramenteel tegenwoordig wordt gesteld, verenigd met Christus, bieden wij onszelf aan als offer aan de Vader. “De gehele Kerk oefent de rol van priester en slachtoffer tezamen met Christus, door het aanbieden van het Heilig Misoffer en zichzelf daarin compleet geofferd” (zie Mysterium Fidei, nr. 31; Lumen Gentium, nr. 11).

Als het brood en de wijn het Lichaam en Bloed van Christus worden, waarom lijken zij dan en proeven zij nog als brood en wijn?

In de viering van de Eucharistie komt de verheerlijkte Christus op een unieke wijze tegenwoordig onder de gedaanten van brood en wijn, op een wijze die uitzonderlijk verbonden is aan de Eucharistie. In de traditionele theologische taal van de Kerk: door de handeling van de consecratie tijdens de Eucharistieviering wordt het brood en de wijn door de kracht van de Heilige Geest veranderd in de substantie van het Lichaam en het Bloed van Jezus Christus. Tegelijkertijd blijven de “hoedanigheden” of gedaanten van brood en wijn behouden.

“Substantie” en “hoedanigheid” worden hier gebruikt als filosofische termen die zijn toegepast door grote middeleeuwse theologen zoals de H. Thomas van Aquino, in hun pogingen het geloof uit te leggen en te doen begrijpen. Zulke termen worden gebruikt om uitdrukking te geven aan het feit dat wat brood en wijn lijkt te zijn in alle opzichten (op het niveau van “hoedanigheden” of fysieke attributen, dat is, wat gezien, geraakt, geproefd, of gemeten kan worden) feitelijk nu het Lichaam en Bloed van Christus is (op het niveau van “wezenlijkheid” of diepste realiteit). Deze verandering op het niveau van substantie van brood en wijn in het Lichaam en Bloed van Christus wordt “transsubstantiatie” genoemd. In overeenstemming met het Katholieke geloof kunnen we spreken over de Werkelijke Tegenwoordigheid van Christus in de Eucharistie waar deze transsubstantiatie zich voordoet (zie CKK, nr. 1376).

Dit is een groot mysterie van ons geloof – wij kunnen dit slechts weten door de leer die Christus ons gegeven heeft in de Geschriften en in de Traditie van de Kerk. Iedere andere wijziging die zich in de wereld voordoet, houdt een verandering in van hoedanigheden of karakteristieken. Soms veranderen de hoedanigheden terwijl de substantie hetzelfde blijft. Bijvoorbeeld, wanneer een kind volwassen wordt, verandert het karakter van de persoon op vele wijzen, maar de volwassene blijft dezelfde persoon – dezelfde substantie. In andere gevallen veranderen zowel de substantie als de hoedanigheid. Bijvoorbeeld, wanneer iemand een appel eet, wordt de appel opgenomen in het lichaam van die persoon – is veranderd in het lichaam van die persoon. Echter, wanneer deze verandering van substantie zich voordoet, blijven de hoedanigheden of de karakteristieken van de appel niet behouden. Wanneer de appel is veranderd in het lichaam van die persoon, neemt het de hoedanigheid of karakteristieken van het lichaam van die persoon aan. Christus’ tegenwoordigheid in de Eucharistie is hierin uniek, al zijn het geconsacreerde brood en wijn werkelijk in substantie het Lichaam en Bloed van Christus, zij hebben geen van de hoedanigheden of karakteristieken van een menselijk lichaam, maar alleen die van brood en wijn.

Houdt het brood op brood te zijn en houdt de wijn op wijn te zijn?

Ja. Ten einde de gehele Christus tegenwoordig te doen zijn – lichaam, bloed, ziel en goddelijkheid – kan het brood en de wijn niet behouden blijven, maar moet ruimte maken zodat zijn verheerlijkte Lichaam en Bloed tegenwoordig kan zijn. Dus houdt het brood in de Eucharistie op in substantie brood te zijn en wordt het Lichaam van Christus, terwijl de wijn ophoudt in substantie wijn te zijn en wordt het Bloed van Christus. Zoals de H. Thomas van Aquino opmerkte, Christus wordt niet geciteerd door te zeggen: “Dit brood is mijn lichaam”, maar “Dit is mijn lichaam” (Summa Theologiae, III q. 78,a.5).

Is het gepast dat het Lichaam en Bloed van Christus tegenwoordig wordt in de Eucharistie onder de gedaanten van brood en wijn?

Ja, want deze wijze van tegenwoordigheid correspondeert perfect met de sacramentele viering van de Eucharistie. Jezus Christus geeft zichzelf aan ons in een vorm die de symboliek beduidt die gelijk is aan het eten van brood en drinken van wijn. Bovendien, door tegenwoordig te zijn onder de gedaanten van brood en wijn geeft Christus zichzelf aan ons in een vorm die eigen is aan menselijk eten en drinken. Aldus correspondeert deze wijze van tegenwoordigheid met de deugdzaamheid van het geloof, want de tegenwoordigheid van het Lichaam en Bloed van Christus kan niet op enige andere wijze ontdekt of onderkend worden dan door geloof. Dit bevestigde de H. Bonaventura zo: “Er is geen moeilijkheid over de tegenwoordigheid van Christus in het sacrament als een teken; de grote moeilijkheid zit in het feit dat Hij werkelijk in het sacrament is, net zoals Hij in de hemel is. Om dit zo te geloven is buitengewoon verdienstelijk” (In IV Sent., dist. X, P.I,art. Un., qu. I). Door het geloof dat steunt op gezag van God die Zichzelf aan ons openbaarde, geloven wij dat wat niet door ons menselijk vermogen begrepen kan worden (zie CKK, nr. 1381).

Zijn het geconsacreerde brood en wijn ‘louter symbolen’?

In de alledaagse taal noemen we iets een “symbool” dat wijst voorbij zichzelf naar iets anders, vaak naar verschillende andere realiteiten tegelijk. De getransformeerde brood en wijn die het Lichaam en Bloed van Christus zijn, zijn niet louter symbolen, omdat ze werkelijk het Lichaam en Bloed van Christus zijn. Zoals de H. Johannes Damascenius schreef: “Het brood en de wijn zijn niet een voorafbeelding van het Lichaam en Bloed van Christus, – volstrekt niet! – maar het vergoddelijkte Lichaam van de Heer, want de Heer zelf heeft gezegd: ‘Dit is mijn Lichaam’; niet, de voorafbeelding van mijn lichaam’, maar ‘mijn lichaam’, en niet ‘een voorafbeelding van mijn bloed’, maar ‘mijn bloed’” (The Orthodox Faith, IV [PG 94, 1148-49]).

Tegelijkertijd echter is het belangrijk te erkennen dat het Lichaam en het Bloed van Christus in de Eucharistie in een sacramentele vorm tot ons komt. Met andere woorden, Christus is tegenwoordig onder de gedaanten van brood en wijn, niet in zijn eigenlijke vorm. We kunnen niet veronderstellen alle redenen van Gods handelingen te weten. God gebruikte echter de symboliek gelijk aan het eten van brood en het drinken van wijn op natuurlijk niveau om de bedoeling te verhelderen van wat door Jezus Christus in de Eucharistie is volbracht.

Er zijn verschillende wegen waarin de symboliek van het eten van brood en drinken van wijn de betekenis van de Eucharistie ontsluiten. Bijvoorbeeld, evenals gewoon voedsel voeding geeft aan het lichaam, geeft het Eucharistisch voedsel geestelijke voeding. Ook ontstaat door het delen van een gewoon maal een zekere gemeenschap tussen de mensen die dit delen; in de Eucharistie deelt Gods volk een maal dat hen niet alleen in gemeenschap met elkaar brengt, maar ook met de Vader, Zoon en Heilige Geest. Evenzo, zoals de H. Paulus ons vertelt, is het ene brood dat in de Eucharistie met velen wordt gedeeld een verwijzing naar de eenheid van hen die gezamenlijk geroepen zijn door de Heilige Geest tot één lichaam, het Lichaam van Christus (zie 1 Kor. 10,17). Om een ander voorbeeld te nemen, de afzonderlijke graankorrels en druiven moeten geoogst worden en een proces ondergaan van malen of persen, voordat zij als brood en als wijn een eenheid vormen. Daarom verwijzen brood en wijn zowel naar de eenheid van velen die plaatsnemen in het Lichaam van Christus en het lijden ondergaan door Christus, een lijden dat ook door zijn volgelingen aanvaard moet worden. Er kan nog veel meer gezegd worden over de vele wijzen waarop het eten van brood en drinken van wijn symboliseren wat God voor ons doet door Christus, daar symbolen veelvoudige bedoelingen en betekenissen in zich dragen.

Wanneer de H. Mis voorbij is, houdt het geconsacreerde brood en wijn dan op het Lichaam en Bloed van Christus te zijn?

Neen. Tijdens de viering van de Eucharistie wordt het brood en de wijn het Lichaam en Bloed van Christus, en dit blijven ze. Zij kunnen niet terugkeren in brood en wijn, want ze zijn niet langer meer brood en wijn. Er is daarom geen reden voor hen om terug te keren naar hun ‘normale’ staat nadat de consecratie in de H. Mis is geweest. Wanneer eenmaal de hoedanigheid werkelijk veranderd is, blijft de tegenwoordigheid van het Lichaam en Bloed van Christus “geheel aanwezig zolang de Eucharistische gedaanten blijven bestaan” (CKK, nr. 1377). Tegen degenen die volhielden dat het brood dat gedurende de Eucharistie is geconsecreerd geen heiligende kracht meer heeft als het overblijft voor de volgende dag, antwoordde de H. Cyrillus van Alexandrië: “Christus is niet veranderd, noch is zijn gehele Lichaam veranderd, maar de kracht van de consecratie en zijn levengevende genade is altijddurend hierin aanwezig.” De Kerk leert dat Christus tegenwoordig blijft onder de gedaanten van brood en wijn zolang de Eucharistische gedaanten blijven bestaan (zie CKK nr. 1377).

Waarom worden er na de H. Mis hosties bewaard?

Hoewel het mogelijk is om al het geconsacreerde brood te nuttigen tijdens de H. Mis, wordt er gewoonlijk wat bewaard in het tabernakel. Het Lichaam van Christus onder de gedaante van brood dat na de H. Mis wordt bewaard of ‘gereserveerd’ wordt gewoonlijk genoemd “het Allerheiligst Sacrament”. Er zijn verschillende pastorale redenen om het Heilig Sacrament te bewaren. Ten eerste wordt het gebruikt voor uitdelen aan de stervenden, de zieken, en aan hen die een legitieme reden hebben om niet bij een viering van de Eucharistie aanwezig te kunnen zijn. Ten tweede wordt het Lichaam van Christus in de vorm van brood aanbeden wanneer het uitgesteld wordt, zoals in de rite van de Eucharistische uitstelling en aanbidding, wanneer het wordt gedragen in processies, of wanneer het eenvoudig geplaatst is in het tabernakel, waarvoor mensen in stilte persoonlijk bidden. Deze devoties zijn gebaseerd op het feit dat Christus zelf tegenwoordig is onder de gedaante van brood. Vele heilige mensen zoals de Zalige Titus Brandsma, H. Lidwina van Schiedam, H. Pius X en H. Theresia van Lisieux beoefenden grote persoonlijke devotie aan Christus in het Allerheiligst Sacrament. In de Oosterse Katholieke Kerken wordt de aanbidding aan het bewaarde Heilige Sacrament het meest beoefend in de Goddelijke Liturgie van de voorafgeheiligde gaven, geofferd in de weekdagen van de Vastentijd.

Wat zijn passende tekenen van eerbied en respect aan het Lichaam en Bloed van Christus?

Het Lichaam en Bloed van Christus die tegenwoordig is onder de gedaanten van brood en wijn worden zowel gedurende als na de viering van de Eucharistie met de grootste eerbied behandeld (zie Mysterium Fidei, nr. 56-61). Bijvoorbeeld: het tabernakel waarin het geconsacreerde brood wordt bewaard wordt geplaatst “in dat deel van de Kerk of oratorium die voornaam is, in ’t oog loopt, mooi is gedecoreerd, en passend is voor gebed” (Codex voor de Canon Leer, Can. 938, §2). Overeenkomstig de traditie van de Latijnse Kerk, hoort men bij de aanwezigheid van een tabernakel waarin het Allerheiligst Sacrament is, de knie te buigen. In de Oosterse Katholieke Kerken is het gewoon het kruisteken te maken en diep te buigen. De liturgische gebaren van beide tradities weerspiegelen eerbied, respect en aanbidding. Het is passend voor de leden van de gemeenschap elkaar te begroeten in de verzamelde ruimte voor de Kerk (zoals de vestibule of het voorportaal), maar het is niet passend om hardop te spreken of rumoer te maken in de Kerk, vanwege de tegenwoordigheid van Christus in het tabernakel. Ook vereist de Kerk aan ieder te vasten voor het ontvangen van het Lichaam en Bloed van Christus als een teken van eerbied en overpeinzing (tenzij ziekte iemand verhindert dit zo te doen). In de Latijnse Kerk moet men in het algemeen tenminste één uur vasten; leden van de Oosterse Katholieke Kerken moeten de praktijk volgen die is ingesteld door hun eigen Kerk.

Als iemand zonder geloof het geconsacreerde brood eet en de geconsacreerde wijn drinkt, ontvangt hij of zij dan ook het Lichaam en Bloed van Christus?

Als “ontvangen” betekent “consumeren”, dan is het antwoord ja, want wat die persoon consumeert is het Lichaam en Bloed van Christus. Als “ontvangen” betekent “het bewust en gaarne accepteren van het Lichaam en Bloed van Christus zoals zij zijn, om zo de geestelijke vruchten ervan te verkrijgen”, dan is het antwoord nee. Een gebrek aan geloof van de zijde van de persoon die het Lichaam en Bloed van Christus eet en drinkt, kan niet veranderen wat ze zijn, maar het verhindert de persoon wel van het verkrijgen van de geestelijke vruchten, wat de gemeenschap met Christus is. Het zo ontvangen van Christus’ Lichaam en Bloed zou tevergeefs zijn en, als het bewust gedaan wordt, zou het ook heiligschennend zijn (1 Kor. 11,29). Het ontvangen van het Allerheiligst Sacrament is niet automatisch een geneesmiddel. Als we geen gemeenschap wensen met Christus, legt God ons dit ook niet geforceerd op. Sterker nog, we moeten in geloof Gods aanbod van gemeenschap met Christus en de Heilige Geest aannemen en samenwerken met Gods genade om onze harten en verstand te doen veranderen en ons geloof en liefde in God te doen toenemen.

Als een gelovige, die zich bewust is een doodzonde te hebben begaan, het geconsacreerde brood en wijn eet en drinkt, ontvangt hij of zij dan nog steeds het Lichaam en Bloed van Christus?

Ja. De houding of de geschiktheid van de ontvanger kan niet veranderen wat het geconsacreerde brood en wijn zijn. De vraag hier gaat dus niet allereerst om de aard van de Werkelijke Tegenwoordigheid, maar over hoe de zonde de relatie tussen het individu en de Heer beïnvloedt. Voordat iemand naar voren gaat om het Lichaam en Bloed van Christus in de Heilige Communie te ontvangen, moet men in een goede verstandhouding zijn met de Heer en zijn Mystieke Lichaam, de Kerk, dat betekent in staat van genade, vrij van alle doodzonden. Terwijl zonden de verstandhouding beschadigen en zelfs kan verwoesten, kan het Sacrament van de Biecht deze herstellen. De H. Paulus vertelt ons dat “wie op onwaardige wijze het brood eet of de beker van de Heer drinkt, zich bezondigt aan het Lichaam en Bloed des heren. Wij moeten onszelf onderzoeken, voor we van het brood eten en uit de beker drinken” (1 Kor. 11,27-28). Een ieder die zich bewust is een doodzonde te hebben begaan moet zich verzoenen door het Sacrament van de Biecht voordat hij het Lichaam en Bloed van Christus ontvangt, tenzij er een ernstige reden is om het toch te doen en er geen gelegenheid is voor de biecht. In zo’n geval moet die persoon zich bewust zijn van de verplichting een akte van diep berouw te doen, dit is een akte van spijt voor de zonden dat “voortkomt uit liefde tot God die bovenal bemind wordt” (zie CKK, nr. 1452). Deze akte van diep berouw moet vergezeld worden van het vaste voornemen zo spoedig mogelijk tot de sacramentele biecht te naderen.

Ontvangt men de gehele Christus als men de Heilige Communie onder één gedaante ontvangt?

Ja. Jezus Christus, onze Heer en Verlosser, is in de Eucharistie geheel tegenwoordig onder zowel de gedaante van het brood als de wijn. Eveneens is Christus geheel tegenwoordig in elk deel van de geconsacreerde Hostie en in elke druppel van het Kostbare Bloed. Toch is het zeer passend om Christus in beide vormen te ontvangen in de viering van de Eucharistie. Dit veronderstelt de Eucharistie meer te lijken op een feestmaal, een feestmaal die de voorsmaak is van een feestmaal dat zal worden gevierd met Christus aan het eind der tijden wanneer het Koninkrijk van God wordt gevestigd in zijn volheid (zie Eucharisticum Mysterium, nr. 32).

Is Christus tijdens de viering van de Eucharistie ook op andere wijzen tegenwoordig behalve zijn Werkelijke Tegenwoordigheid in het Allerheiligst Sacrament?

Ja. Christus is op verschillende wijzen tegenwoordig tijdens de Eucharistieviering. Hij is tegenwoordig in de persoon van de priester die de offerande aanbiedt in de H. Mis. Volgens de Constitutie van de Heilige Liturgie van het Tweede Vaticaans Concilie is Christus tegenwoordig in zijn Woord “daar Hij het zelf is die spreekt wanneer in de Kerk de Heilige Schrift gelezen wordt.” Hij is ook aanwezig in de bijeengekomen mensen die bidden en zingen, want hij heeft beloofd “waar er twee of drie verenigd zijn in mijn Naam, daar ben Ik in hun midden” (Mat. 18,20)” (Sacrosanctum Concilium, nr. 7). Ook is Hij eveneens tegenwoordig in andere sacramenten; bijvoorbeeld, “wanneer iemand gedoopt wordt, is het werkelijk Christus zelf die doopt” (Sacrosanctum Concilium, nr. 7).

Waarom spreken wij op meer dan één wijze van het “Lichaam van Christus”?

Ten eerste verwijst het Lichaam van Christus naar het menselijke lichaam van Jezus Christus, die het Goddelijk Woord is wat is vleesgeworden. Tijdens de Eucharistie wordt het brood en de wijn het Lichaam en Bloed van Christus. Als mens heeft Jezus Christus een menselijk lichaam, een verrezen en verheerlijkt lichaam dat in de Eucharistie aan ons wordt aangeboden in de vorm van brood en wijn.

Ten tweede, zoals de H. Paulus ons leert in zijn brieven waar hij de analogie van het menselijk lichaam gebruikt, is de Kerk het Lichaam van Christus, waarin vele leden zijn verenigd met Christus aan het hoofd (1 Kor. 10,16-17, 12,12-31; Rom. 12,4-8). Naar deze werkelijkheid wordt regelmatig verwezen als het Mystieke Lichaam van Christus. Allen die verenigd zijn met Christus, de levenden en de doden, zijn verbonden als één Lichaam in Christus. Dit verbond is niet iets wat met het menselijke oog gezien kan worden, want het is een mystiek verbond, tot stand gebracht door de kracht van de Heilige Geest.

Het Mystieke Lichaam van Christus en het Eucharistische Lichaam van Christus zijn onafscheidelijk verbonden. Door het H. Doopsel treden we binnen het Mystieke Lichaam van Christus, de Kerk, en door het ontvangen van het Eucharistische Lichaam van Christus worden we gesterkt en opgebouwd in het Mystieke Lichaam van Christus. De centrale handeling van de Kerk is de viering van de Eucharistie; de individuele gelovigen worden erkend als leden van de Kerk, leden van het Mystieke Lichaam van Christus, door hun ontvangen van het Lichaam van Christus in de Eucharistie. Doelend op de twee betekenissen van “Lichaam van Christus” vertelt de H. Augustinus aan hen die het Lichaam van Christus in de Eucharistie ontvangen: “Weest dus wat gij ziet en ontvangt wat gij zijt” (preek 272). In een andere preek zegt hij “als gij waardig ontvangt, zijt gij wat gij ontvangen hebt” (preek 227).

Het werk van de Heilige Geest in de viering van de Eucharistie is tweevoudig op een wijze die overeenkomt met de tweevoudige betekenis van “Lichaam van Christus”. Aan de ene kant is het door de kracht van de Heilige Geest dat de verrezen Christus en zijn offerdaad tegenwoordig wordt. In het Eucharistische gebed vraagt de priester de Vader de Heilige Geest te zenden over de gaven van brood en wijn opdat zij door zijn kracht worden tot het Lichaam en Bloed van Christus (een gebed bekend als de epiclesis, oftewel de aanroeping van Gods kracht over de gaven). Aan de andere kant vraagt de priester tegelijkertijd ook aan de Vader de Heilige Geest te zenden over de gehele gemeenschap “opdat zij die aan de Eucharistie deelnemen één lichaam en één geest mogen zijn” (CKK, nr. 1353). Het is door de Heilige Geest dat de gave van het Eucharistische Lichaam van Christus tot ons komt en door de Heilige Geest dat we verenigd zijn in Christus en met elkaar als het Mystieke Lichaam van Christus.

Hierdoor kunnen we zien dat de viering van de Eucharistie ons niet alleen verenigt met God als individuen die van elkaar gescheiden zijn. Veeleer zijn we verenigd in Christus tezamen met alle andere leden van het Mystieke Lichaam. De viering van de Eucharistie zou onze liefde voor elkaar daarom moeten vergroten en ons herinneren aan de verantwoordelijkheden tegenover elkaar. Bovendien, als leden van het Mystieke Lichaam van Christus hebben we de verantwoordelijkheid het Goede Nieuws van Christus niet alleen in woorden te vertellen, maar ook in hoe wij ons leven leiden. Ook hebben we de verantwoordelijkheid tegenwerking te geven aan alle krachten in onze wereld die het Evangelie bestrijden, inclusief alle vormen van onrechtvaardigheid. De Catechismus van de Katholieke Kerk leert ons: “De Eucharistie stelt ons voor verplichtingen tegenover de armen: om in waarheid het Lichaam en Bloed van Christus te ontvangen , die voor ons werd overgeleverd, moeten wij Christus herkennen in de armen, zijn broeders en zusters” (nr. 1397).

Waarom noemen wij de tegenwoordigheid van Christus in de Eucharistie een “mysterie”?

Het woord “ mysterie” wordt gewoonlijk gebruikt om te verwijzen naar iets wat ons verstandelijk bevattingsvermogen te boven gaat. In de Bijbel echter heeft dit woord een diepere en meer specifieke betekenis, want het verwijst naar aspecten van Gods plan voor redding van de mensheid, die al reeds begonnen is, maar slechts aan het einde der tijden compleet zal zijn. In het oude Israël openbaarde God door de Heilige Geest aan de profeten enkele van de geheimen die Hij wilde laten vervullen voor de redding van zijn volk (zie Amos 3,7; Jes. 21,28; Dan. 2,27-45). Evenzo werd het mysterie van “het Koninkrijk van God” door het preken en het onderrichten van Jezus geopenbaard aan zijn leerlingen (Mc. 4,11-12). De H. Paulus legde uit dat de mysteries van God onze menselijke begrip tarten of zelfs belachelijk overkomen, maar hun betekenis wordt geopenbaard aan Gods volk door Jezus Christus en de Heilige Geest (zie 1Kor. 1,18-25; 2,6-10; Rom. 16,25-27; Openbaring 10,7).

De Heilige Eucharistie is een mysterie omdat het deelneemt in het mysterie van Jezus Christus en Gods plan de mensheid door Christus te redden. We moeten niet verbaasd zijn als er aspecten in de Eucharistie zijn die niet eenvoudig te begrijpen zijn, want Gods plan voor de wereld heeft herhaaldelijk de menselijke verwachtingen en begrip overstegen (zie Joh. 6,60-66). Bijvoorbeeld, zelfs de apostelen begrepen eerst niet dat het noodzakelijk was voor de Messias om ter dood gebracht te worden en daarna uit de dood te verrijzen (zie Mc. 8,31-33; 9,31-32; 10,32-34; Mat. 16,21-23; 17,22-23’20,17-19; Lc. 9,22;9,43-45; 18,31-34). Bovendien elke keer als wij spreken over God moeten wij in gedachten houden dat ons menselijke begrip nooit geheel God kan omvatten. We moeten niet proberen God te beperken tot ons verstand, maar ons verstand toestaan zich uit te strekken boven de normale beperkingen door Gods openbaring.

Nawoord

Door zijn Werkelijke Tegenwoordigheid in de Eucharistie vervulde Christus zijn belofte bij ons te zijn “alle dagen tot aan de voleinding der wereld” (Mat. 28,20). Zoals de H. Thomas van Aquino schreef “het is volgens de wet der vriendschap dat vrienden samen zouden leven…..Christus heeft ons niet achtergelaten zonder zijn lichamelijke Tegenwoordigheid op onze pelgrimstocht, maar Hij verbindt ons aan Hem in dit sacrament in de Werkelijkheid van zijn Lichaam en Bloed” (Summa Theologiae, III q. 75, a. 1). Met deze gave van Christus’ tegenwoordigheid in ons midden is de Kerk écht gezegend. Zoals Jezus aan zijn leerlingen vertelde, verwijzend naar zijn aanwezigheid bij hen, “Voorwaar, Ik zeg u: vele profeten en rechtvaardigen hebben verlangd te zien wat gij ziet, maar zij hebben het niet gezien; en te horen wat gij hoort, maar zij hebben het niet gehoord” (Mat. 13,17). In de Eucharistie ontvangt de Kerk de gaven van Jezus Christus en brengt dank aan God voor zo’n zegen. Deze dankzegging is het enige juiste antwoord want door zijn zelfgave in de viering van de Eucharistie geeft Christus onder de gedaanten van brood en wijn ons de gave van het eeuwige leven.

“Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, als gij het Vlees van de Mensenzoon niet eet en zijn Bloed niet drinkt, hebt gij het leven niet in u. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag. Want mijn vlees is echt voedsel en mijn bloed is echte drank…….Zoals Ik door de Vader die leeft, gezonden ben en leef door de Vader, zo zal ook hij die Mij eet, leven door Mij”
(Joh. 6,53-57).

Geestelijke Communie

Geestelijke communie is het verlangen naar vereniging met Jezus Christus in het Allerheiligste Sacrament en wordt gebruikt om zich voor te bereiden op de Heilige Mis en door gelovigen die om verschillende redenen niet de Heilige Communie kunnen ontvangen.

De H. Johannes Paulus schrijft in hoofdstuk vier van zijn encycliek Ecclesia de Eucharistia ook over de geestelijke communie, die aanbevolen is door heiligen die meesters van het geestelijk leven waren. De heilige Teresia van Jezus (Teresa van Avila) schreef: “Wanneer je de Communie niet ontvangt en niet de Mis bijwoont, kun je geestelijk communiceren. Deze oefening houdt veel voordelen in; zo zullen jullie een diepe liefde voor onze Heer in je prenten.”

U kunt daarvoor gebruik maken van onderstaande gebeden.

Mijn Jezus, ik geloof dat Gij in het allerheiligst Sacrament tegenwoordig bent. Ik bemin U boven alles en verlang U in mijn hart te ontvangen, maar ik kan dit nu niet doen. Daarom bid ik U: kom op geestelijke wijze in mijn hart. Ik omhels U, alsof Gij reeds gekomen zijt en verenig mij geheel en al met U. Laat mij nooit van U gescheiden worden.
Gebed van de heilige Alphonsus de Liguori

Ik zou U willen ontvangen, Heer, met die zuiverheid, nederigheid, en toewijding waarmee uw allerheiligste Moeder U ontving, en met de geest en vurigheid van de heiligen.
Gebed van de heilige Jozefmaria Escrivá

Back To Top