Inleiding
Het woord ‘advent’ is afgeleid van het Latijn: adventus (=komst, er aan komen) en advenire (= naartoe komen). Letterlijk betekent Advent: God komt naar ons toe.
De Advent heeft in de liturgie een dubbel karakter:
- Het is de voorbereidingstijd op het Kerstfeest, de geboorte van Jezus Christus in onze mensengeschiedenis ruim 2000 jaar geleden.
- Eveneens is de Advent de periode van verwachting van Jezus’ wederkomst op het einde der tijden, wanneer God alles in allen zal zijn.
Advent begint op zondag vier weken voor Kerstmis, dus de zondag tussen 26 november en 4 december; dit jaar begint de Advent derhalve 27 november 2022.
De zondagen van deze tijd heten 1e, 2e, 3e, 4e zondag van de Advent. Zo leven wij in de Advent naar het kerstfeest toe, opdat Jezus, Emmanuel God-met-ons, ook in ons eigen leven geboren mag worden. In deze periode worden wij uitgenodigd een grondhouding van verwachting en openheid aan te nemen. Wij maken ons hart klaar om Hem te ontvangen en opnieuw binnen te laten. De liturgie van de 4 adventszondagen wil die grondhouding ondersteunen en stapsgewijze gestalte geven.
In de kerk komt een adventskrans te hangen. Daar staan vier kaarsen op. Iedere zondag van de Advent wordt er een kaars ontstoken. We zien uit naar de komst van Jezus, ‘het Licht der wereld’. Hoe meer kaarsen van de adventskrans branden, hoe meer licht er is, dat wil zeggen hoe dichter Jezus, het Licht, nabij is. De adventskrans is gemaakt van dennengroen; groen uit de natuur dat de winter trotseert. Het paarse lint dat doorheen het groen is geslingerd, spoort ons aan tot bezinning en inkeer. De priester draagt in deze adventstijd een paars kazuifel. Paars is de kleur van bezinning, boete en bekering. In de advent wordt het ‘Eer aan God’ (Gloria) niet gebeden of gezongen. Dit vreugdelied zongen de engelen in Betlehem bij de geboorte van Jezus. We zingen het in de Advent niet, omdat de Advent een tijd van inkeer is: zo klinkt het met Kerstmis weer als een nieuw lied. Dat nieuwe lied mogen we met Kerstmis met de engelen meezingen, vol blijdschap om de geboorte van Jezus.
De eerste lezingen in de Advent zijn voor het merendeel genomen uit de profeet Jesaja, die Israël op weg zette om de Verlosser te ontvangen. Jesaja schetst verschillende beelden over Diegene die gaat komen. In de Evangelies komen we vaak de laatste grote profeet van het Oude Testament tegen, Johannes de Doper, de voorloper van Jezus. De Advent is liturgisch gezien een ‘Mariamaand’. Met Maria zien wij vol verwachting uit naar Jezus die naar ons toekomt.
Om ons goed op het Kerstfeest voor te bereiden treft u bij de adventskalender vanaf 29 november voor iedere dag van deze Advent een overweging aan. Elke overweging is gebaseerd op één van de lezingen die het Romeins Missaal aangeeft voor de Eucharistieviering van die dag; een prima ondersteuning voor ieder van ons om dieper na te denken over de komst én de wederkomst van Christus!
De Catechismus van de Katholieke Kerk
Elk jaar in deze tijd worden we aangemoedigd onze harten voor te bereiden op Jezus’ komst met Kerstmis. Het is een tijd om na te denken over de komst van de eeuwige Zoon van God in ruimte en tijd. De Catechismus van de Katholieke Kerk drukt het als volgt uit:
522 | De komst van de Zoon van God op aarde is een zo overweldigend gebeuren dat God het gedurende eeuwen heeft willen voorbereiden. Riten en offers, voorafbeeldingen en symbolen van het “eerste verbond” (Heb. 9,15), Hij heeft ze alle laten samenkomen in Christus; Hij kondigt Hem aan bij monde van de profeten die elkaar in Israël opvolgen. Hij wekt bovendien in het hart van de heidenen de vage verwachting van deze komst. |
523 | De heilige Johannes de Doper is de onmiddellijke voorloper van de Heer, gezonden om voor Hem de weg te bereiden. Als “profeet van de Allerhoogste” ( Lc. 1,76) overtreft hij alle profeten, hij is de laatste van hen, hij staat aan het begin van het evangelie, hij begroet de komst van Christus vanuit de schoot van zijn moeder en hij vindt er zijn vreugde in “de vriend van zijn bruidegom” (Joh. 3,29) te zijn die hij aanduidt als “het Lam Gods dat de zonde van de wereld wegneemt” (Joh. 1,29). Aan Jezus voorafgaand “met de geest en de kracht van Elia”, (Lc. 1,17) legt hij getuigenis van Hem af door zijn prediking, zijn doopsel van bekering en tenslotte zijn marteldood. |
524 | Door elk jaar de liturgie van de advent te vieren actualiseert de kerk deze verwachting van de Messias: door deel te nemen aan de lange voorbereiding van de eerste komst van de Verlosser hernieuwen de gelovigen het vurig verlangen naar zijn tweede komst. Door de viering van de geboorte en de marteldood van de voorloper sluit de kerk zich aan bij zijn verlangen: “Hij moet groter worden, maar ik kleiner” (Joh. 3,30). |
Adventskalender jaar B
1e zondag van de advent jaar B
Eerste lezing uit de profeet Jesaja 63, 16b-17+19b + 64, 3b-7
Gij Heer zijt onze Vader, Gij onze Verlosser en uw Naam is eeuwig! Waarom Heer liet Gij ons van uw wegen afdwalen zodat ons hart verstokt werd en U niet meer vreesde? Keer U weer tot ons omwille van uw dienaren. Omwille van Uw stammen die Uw eigendom zijn. Scheur toch de hemel open en daal af en de bergen zullen beven voor Uw aanblik. Gij alleen zijt God en Gij staat bij al wie op U durft hopen. Gij komt hen tegemoet die met vreugde gerechtigheid beoefenen, die bij al wat ze doen aan U denken! Vertoornd waart Gij op ons maar wij volhardden in het kwaad: hoe zouden wij ooit redding kunnen vinden? Wij allen waren als onreinen, onze goede werken als kleding door stonden vervuild; als bladeren zijn we afgevallen en de wind van onze zonden heeft ons meegevoerd. Niemand die eraan dacht Uw Naam aan te roepen, die op U zijn vertrouwen durfde stellen: Gij had immers Uw aangezicht van ons afgewend en Gij had ons prijsgegeven aan onze zonden. Toch zijt Gij, Heer, Onze Vader; wij zijn het leem, Gij de boetseerder: wij zijn slechts het werk van uw handen. Blijf niet eindeloos op ons vertoornd, Heer, en wil onze ongerechtigheid niet voor altijd indachtig zijn: zie op ons neer: wij zijn Uw volk!
Tweede lezing uit de Eerste brief aan de Christenen van Korinte 1, 3-9
Broeders en zusters,
Genade en vrede voor u vanwege God onze Vader en de Heer Jezus Christus!
Steeds weer zeg ik God dank voor zijn genade, die u in Christus Jezus is gegeven. Want in Christus zijt ge, naarmate zijn getuigenis bij u ingang vond, in ieder opzicht rijk begiftigd met alle gaven van woord en kennis. Op dit punt komt gij niets te kort, terwijl gij vol verwachting uitziet naar de openbaring van onze Heer Jezus Christus. Hij zal u ook doen standhouden tot het einde, zodat u geen blaam treft op de dag van onze Heer Jezus. God is getrouw, die u geroepen heeft tot gemeenschap met zijn Zoon, onze Heer Jezus Christus.
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus 13, 33-37
In die tijd zei Jezus tot Zijn leerlingen: “Weest op uw hoede, weest waakzaam; want gij weet niet wanneer het ogenblik daar is. Het is er mee als met een man die in het buitenland vertoeft. Bij het verlaten van zijn huis heeft hij aan zijn dienaars het beheer overgedragen, aan ieder zijn taak aangewezen en de deurwachter bevolen waakzaam te zijn. Weest dus waakzaam, want ge weet niet wanneer de heer des huizes komt, ’s avonds laat of midden in de nacht, bij het hanengekraai of ’s morgens vroeg. Als hij onverwachts komt laat hij u dan niet slapend vinden. En wat Ik tot u zeg, zeg Ik tot u allen: weest waakzaam!”
Overweging
Kijk uit, wees waakzaam. (Marcus 13,33)
Persoonlijke uitnodiging: De Allerhoogste God verzoekt u aanwezig te zijn bij de komst van zijn Zoon in de wereld. Deze unieke gebeurtenis zal worden gevolgd door een vreugdevolle viering op twee plaatsen: hemel en aarde. De gebeurtenis zal plaatsvinden op 25 december, en u wordt uitgenodigd zich de komende vier weken op de feestelijkheden voor te bereiden.
Welkom in de Advent – een tijd van hoop en verwachting! In de loop van de komende maand zullen velen van ons samenkomen met hun familie en hopelijk zal ook degene die ver weg woont zijn best doen om erbij te zijn dit jaar. Oude tradities komen opnieuw tot leven. Huizen worden versierd en bijzondere maaltijden worden voorbereid.
En als hoogtepunt van al deze gebruiken zal Jezus zelf bij ons op bezoek komen. Zoals de evangelielezing van vandaag zegt weten we niet wanneer Hij komt, maar Hij belooft dat het gaat gebeuren. Op dit moment zoekt Hij naar nieuwe manieren om ons hart te raken. Op dit moment maakt Hij bijzondere gaven van genade en zegen voor ons klaar – zijn kerstcadeaus voor ons, cadeaus die Hij geeft aan mensen die hun hart voor Hem openstellen.
Wat voor cadeaus zal Hij geven? Cadeaus waaruit de liefde van zijn Vader voor ons zal blijken. Een teken van hoop wanneer u met allerlei moeilijkheden te kampen hebt. Nieuwe inzichten en wijsheid die u kunt delen met uw geliefden. Vrijheid van schuld wanneer u uw zonden en tekortkomingen aan zijn voeten legt. En bovenal vrede en blijdschap wanneer Hij u vertelt dat Hij u draagt in de palm van zijn hand.
Dus neem vandaag de uitnodiging aan! Doe alles wat u kunt om waakzaam te zijn en klaar te staan om Jezus en zijn gaven te ontvangen. Probeer wat meer tijd door te brengen in dagelijks gebed en Schriftlezing. Maak gebruik van het Sacrament van Verzoening om bevrijd te worden van alles wat u ervan weerhoudt zijn liefde en gaven te ontvangen
Jezus wil met u feest vieren. En Hij heeft u een hele maand gegeven om u klaar te maken. Stap voor stap, dag na dag, kunt u dichter bij de Heer komen – en voelen dat Hij dichter bij u komt!
Gebed
Jezus, ik neem uw uitnodiging aan. Help me door uw Geest en uw genade met kerstmis klaar te zijn voor uw komst. Amen.
Maandag in de eerste week van de advent
Eerste lezing uit de profeet Jesaja 2, 1-5
De openbaring over Juda en Jeruzalem, die Jesaja, de zoon van Amos, in een visioen ontving. Op het einde der dagen zal het gebeuren, dat de berg van het huis van Heer vast zal staan als de eerste der bergen, verheven boven de heuvels; en alle volken stromen naar hem toe, naties gaan op weg en zeggen: ` Komt, laat ons gaan naar de berg van Heer, naar het huis van Jakobs God: dan zal Hij ons zijn wegen wijzen, en wij zullen zijn paden bewandelen. Ja, uit Sion komt Gods onderricht, uit Jeruzalem het woord van Heer. Hij zal recht doen tussen de vele volken, en machtige naties tuchtigen. Dan smeden zij hun zwaarden om tot ploegscharen en hun speerpunten tot sikkels. Geen volk heft het zwaard meer tegen een ander en de oorlog leren ze niet meer. Huis van Jakob, komt, laat ons wandelen in het licht van Heer.
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs 8, 5-11
In die tijd toen Jezus in Kafarnaum aangekomen was, kwam een honderdman naar Hem toe en riep zijn hulp in met de woorden: “Heer, mijn knecht ligt verlamd in mijn huis en lijdt vreselijk pijn.” Jezus sprak tot hem: “Ik zal hem komen genezen.” Maar de honderdman antwoordde: “Heer, ik ben het niet waard dat Gij onder mijn dak komt; maar een enkel woord van U is voldoende om mij knecht te doen genezen. Want al ben ik zelf een ondergeschikte, ik heb weer manschappen onder mij; en tot de een zeg ik: ga, en hij gaat; en tot een ander: kom, en hij komt; en aan mijn knecht: doe dit, en hij doet het.” Toen Jezus dit hoorde, stond Hij verwonderd en zei tot hen die Hem volgden: “Voorwaar Ik zeg u: Bij niemand in Israël heb ik een zo groot geloof gevonden. Ik zeg u, dat velen uit het oosten en het westen zullen komen en met Abraham en Isaak en Jakob zullen aanzitten in het Rijk der hemelen.”
Overweging
Kom, laat ons optrekken . . . naar het huis van Jakobs God. (Jesaja 2,3)
Hebt u ooit een gebouw gezien dat zo gigantisch groot was dat het uw hele gezichtsveld besloeg? Stel u dan nu een gebouw voor dat nog groter is, dan kunt u zich indenken wat Jesaja zag. In een visioen beschreef hij het huis van de Heer als zo groot dat het hele bevolkingen kon herbergen. “Alle volken” stroomden naar dit huis, waar ze raad en voorschriften ontvingen. Hier konden ze vrede vinden. De weg ernaartoe was misschien niet gemakkelijke geweest, maar ze hadden het er graag voor over gehad.
God stuurt u deze Advent dezelfde uitnodiging : “Kom naar mijn huis!” Hij wil dat u eropuit gaat en Hem ontmoet – in gebed, in de Schrift, in het heilig Sacrament en in uw omgeving.
Ja, uw hemelse Vader wil u helpen uw “zwaarden” om te smeden tot ploegscharen. Hij wil u helpen al uw wapens af te leggen waartoe u uw toevlucht neemt als er spanningen of conflicten rijzen: bitterheid, sarcasme, jezelf terugtrekken en anderen beschuldigen. Alle energie die u voorheen stak in het hanteren van deze wapens wil Hij gebruiken om zaadjes van vrede en eensgezindheid te zaaien. Kom daarom naar zijn huis en laat u door Hem helpen.
Denk nu eens na over de evangelielezing van vandaag en denk u in dat u in de schoenen van deze edele hoofdman staat. Jezus luistert aandachtig naar u terwijl u uw zorgen bij Hem brengt. Aarzel niet Hem te vertellen wat u wenst, u hebt zijn volle aandacht! En wat antwoordt Hij? “Ik zal komen” (Matteüs 8,7). Hij wil naar uw huis komen om er genezing te brengen. In deze lezing wacht Hij niet tot u opklimt naar zijn verheven woning, Hij komt naar uw huis!
Deze tegengestelde beelden van God laten een schitterende waarheid zien. God nodigt u uit bij Hem te zijn waar Hij is, en op hetzelfde moment biedt Hij aan in uw hart te komen. Met andere woorden, Hij belooft dat als u één stap naar Hem toe doet, Hij duizend stappen naar u toe doet. Zo staat Hij achter u. Zo graag wil Hij zijn genade en vrede in uw hart uitstorten.
Dus wat wilt u dat Jezus deze Advent voor u doet? Vraag het maar en Hij zal komen!
Gebed
Heer, ik neem uw uitnodiging aan. Kom dichterbij! Amen.
Dinsdag in de eerste week van de advent
Eerste lezing uit de profeet Jesaja 11, 1-10
In die dagen zal een twijg ontspruiten aan de stronk van Isaï, een scheut aan zijn wortels zal vruchten dragen. De geest van de Heer zal op hem rusten, de geest van wijsheid en verstand, de geest van raad en heldenmoed, de geest van liefde en vreze des Heren, en hij zal uitstralen deze vreze des Heren. Hij zal geen oordeel vellen naar uiterlijke schijn, geen uitspraak doen op basis van geruchten. De kleine luiden zal hij recht verschaffen, een eerlijk vonnis spreken over de geringsten der aarde, maar de uitbuiter zal hij striemen met de gesel van zijn mond, de boosdoener doden met de adem van zijn lippen. De rechtvaardigheid zal hem dienen tot gordel om het middel, de onkreukbaarheid tot band om de lenden. Dan huist de wolf bij het lam, vlijt de panter zich neer naast het geitje, grazen tezamen het kalf en het leeuwenjong, een kleuter kan ze weiden! Koe en berin hebben vriendschap gesloten, hun jongen liggen naast elkaar, en de leeuw vreet hooi met het rund. De zuigeling speelt bij het hol van de adder, en het kleine kind steekt zijn handje in het nest van de slang! Dan zondigt niemand meer, doet niemand meer kwaad op heel mijn heilige berg, maar zal de gehele aarde vervuld zijn met liefde tot God, zoals de zeebodem bedolven is onder het water. Op die dag zal de wortel van Isaï opgericht staan als banier voor de volken: alle naties zullen naar hem toestromen. En zijn troon zal luisterrijk zijn!
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas, 10, 21-24In die tijd jubelde Jezus het uit, vervuld van de heilige Geest, en Hij sprak: “Ik prijs U Vader, Heer van hemel en aarde, omdat Gij deze dingen verborgen gehouden hebt voor wijzen en verstandigen, maar ze hebt geopenbaard aan kinderen. Ja Vader, zo heeft het U behaagd. Alles is Mij door mijn Vader in handen gegeven. Niemand weet wie de Zoon is tenzij de Vader; en wie de Vader is tenzij de Zoon en aan wie de Zoon Hem wil openbaren.” Daarop keerde Hij zich naar zijn leerlingen afzonderlijk en Hij zei tot hen: “Gelukkig de ogen die zien wat gij ziet. Ik zeg u: Vele profeten en koningen verlangden te zien wat gij ziet maar zij hebben het niet gezien; en te horen wat gij hoort maar ze hebben het niet gehoord.”
Overweging
Gelukkig de ogen die zien wat jullie zien. (Lucas 10,23)
De hele geschiedenis door heeft God steeds de trotsen afgewezen en de nederigen verwelkomd. Zij die leren vertrouwen op zijn genade kunnen daarvan getuigen. Zij weten allemaal dat er geen groter geluk is dan een persoonlijke relatie met de God van de hele schepping. Ze weten dat er geen groter voorrecht is dan te weten dat deze almachtige, eeuwige God ook een liefdevolle Vader is.
Deze belofte vormt de kern van de evangelielezing van vandaag. Zij die nederig en vol vertrouwen tot God komen krijgen een relatie met Hem die veel intiemer is dan welke andere relatie die ze ooit gehad hebben.
Kijk eens naar de apostelen, die door Jezus nota bene met kinderen vergeleken werden. De een was een politieke activist, de ander een door de wol geverfde belastingpachter en weer anderen onbehouwen vissers. Dat was echt geen naïef stelletje! Toch leerden deze wereldwijze mannen hoe ze op God konden vertrouwen op de manier waarop kinderen instinctief hun ouders vertrouwen. Hun hart werd milder toen ze een nieuwe argeloosheid en openheid naar God en naar elkaar leerden.
Net als de apostelen hebben de meesten van ons genoeg teleurstellingen meegemaakt en zijn we al zo vaak bedrogen uitgekomen dat we op onze hoede zijn en niet zomaar mensen vertrouwen – laat staan een verre God. Maar onze Hemelse Vader vraagt ons steeds opnieuw dat we bij Hem komen, gewoon zoals we zijn. Hij wil dat we eerlijk zijn, Hem gewoon vertellen wie we zijn en wat we van het leven verwachten. Hij wil dat we weten dat zijn liefde voor ons onwrikbaar is, wat we ook zeggen.
Neem vandaag wat tijd om uw hemelse Vader te vertellen over uw angsten, uw worstelingen, uw zorgen en uw zonden – zelfs die welke u nog niet los wilt laten. Hij weet ermee om te gaan. En wat het belangrijkste is, zeg Hem dat u van Hem houdt zoals een kind van zijn of haar vader of moeder houdt. U zult verbaasd zijn hoe troostrijk en bemoedigend uw Vader kan zijn. Dan zult u, als Kerstmis aanbreekt, de menswording van de Zoon niet alleen zien als een historische gebeurtenis. U zult de grootste gave vieren die uw Vader u ooit gegeven heeft!
Gebed
Vader, ik hoef niets voor U te verbergen. Ik wil vandaag naar U toe komen als een kind. Maak me alstublieft gelijk uw Zoon. Amen.
Woensdag in de eerste week van de advent
Eerste lezing uit de profeet Jesaja 25, 6-10a
In die dagen zal de Heer der hemelse machten voor alle volkeren op deze berg een gastmaal aanrichten; een gastmaal van vette spijzen, een gastmaal van belegen wijnen: vette spijzen met merg bereid, belegen wijnen zuiver als kristal. Op deze berg zal Hij de sluier verscheuren die ligt over alle volkeren en de doek die uitgespreid ligt over alle naties. De Heer zal voor immer de dood vernietigen; Hij zal de tranen van alle gezichten afwassen, en de schande van zijn volk wegnemen van heel het aardoppervlak. Want zo heeft de Heer besloten. Op die dag zal men zeggen: Dat is onze God op wie wij hoopten, Hij heeft ons gered; dit is de Heer op wie wij ons vertrouwen hadden gesteld: laat ons jubelen en ons verheugen in de redding die Hij ons bracht.
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs 15, 29-37
In die tijd kwam Jezus eens langs het meer van Galilea. Hij ging de berg op en zette zich daar neer.Talrijke mensen stroomden naar Hem toe, die lammen, gebrekkigen, blinden, stommen en vele anderen met zich mee voerden om ze aan zijn voeten neer te leggen. Hij genas hen, tot verbazing van het volk dat zag hoe stommen spraken en gebrekkigen gezond werden, lammen liepen en blinden konden zien. En zij verheerlijkten de God van Israël. Jezus riep zijn leerlingen bij zich en sprak: “ik heb medelijden met al deze mensen, omdat ze al drie dagen lang bij Mij blijven zodat ze nu zonder voedsel zijn; maar Ik wil hen niet laten gaan zonder dat zij eerst gegeten hebben, omdat Ik vrees dat zij anders onderweg zullen bezwijken.” De leerlingen merkten echter op: “Waar halen wij op een zo eenzame plaats genoeg brood vandaan om al dat volk te verzadigen?” Jezus vroeg hun: “Hoeveel broden hebt ge dan?” “Zeven – antwoordden zij – en wat visjes.” Nadat Hij het volk gelast had op de grond te gaan zitten nam Hij de zeven broden en de vissen welke Hij na het spreken van het dankgebed brak, en ze aan de leerlingen gaf, die ze weer aan het volk gaven. Allen aten tot ze verzadigd waren en aan overgebleven brokken haalde men nog zeven volle manden op.
Overweging
Wat een mooi gezicht moet het zijn geweest toen Jezus de handen oplegde bij deze verlamde, blinde en stomme mensen, en ze allemaal genas! We kunnen ons niet voorstellen hoe blij ze waren toen hun leven in een ommezien veranderde. En daarna gaat Hij verder en voedt hen allemaal met maar zeven broden en een paar vissen. Geen wonder dat zoveel mensen Jezus wilden zien — er gebeurden immers verbazingwekkende dingen als Hij in de buurt was!
En zulke verbazingwekkende dingen kunnen ook vandaag nog gebeuren. En wel omdat Jezus, die gezeten is op zijn troon in de hemelse heerlijkheid, op ieder moment ook aanwezig is in de geconsacreerde hosties in talloze kerken over de hele wereld. Elke dag komt Hij tot ons, bereid om te genezen, te troosten, te vergeven, te voeden en kracht te geven en te verlichten.
Soms kunnen we het bijna niet geloven, maar Jezus vertoont zich niet bij de Eucharistie om alleen maar aanwezig te zijn! Hij komt om zijn plan een stap dichter bij de vervulling te brengen, zijn plan voor de hele wereld en zijn plan voor ieder van ons. Als we Hem bij de communie ontvangen, ontvangen we Dezelfde die tweeduizend jaar geleden in Galilea de zieken genas, de zondaars vergaf en de doden opwekte. Wij ontvangen Dezelfde die op Golgota onze verlossing bewerkte en die zijn heilige Geest over ons uitstortte toen we werden gedoopt. Het is toch onmogelijk dat we niet veranderd worden als we in geloof tot Hem komen?
De menigte die op Jezus afkwam, vertrouwde op zijn kracht en goedheid, en Hij stelde hen niet teleur. Kunt u proberen evenzeer op Hem te vertrouwen als zij? Kunt u hetzelfde geloof hebben als zij? Natuurlijk kunt u dat! Wij verschillen niet van onze voorouders in het geloof, en Jezus is zeker niet anders in zijn verlangen om in ons leven te werken! Wees daarom vol verwachting, de volgende keer wanneer u aan de Eucharistie deelneemt. Bedenk dat u Jezus gaat ontmoeten en dat Hij ernaar verlangt in uw leven te werken. Open uw hart voor alles wat Hij voor u wil doen. Het zou wel eens een wonder kunnen zijn!
Gebed
Heer, wat geeft U bij elke Eucharistie een royaal cadeau! Dank U dat U Uzelf aan ons geeft. Leer me door uw Geest met veel hoop en vertrouwen tot U te komen! Amen.
Donderdag in de eerste week van de advent
Eerste lezing uit de profeet Jesaja 26,1-6
Op die dag zal dit lied gezongen worden in het land van Juda: Een sterke stad is de onze, de bescherming van de Heer dient haar tot muur en wal. Opent de poorten en laat binnentrekken de rechtvaardige natie die Hem trouw gebleven is. Die standvastig zijn van hart omringt Gij met uw vrede, want op U hebben zij hun vertrouwen gesteld. Vertrouw op de Heer voor immer en altijd, want de Heer is een rots die de eeuwen trotseert. Hij vernedert die in de hoogte wonen. Hooggelegen vestingen haalt Hij naar beneden; Hij laat ze neerstorten in de diepte, Hij laat ze vallen in het stof. Ze worden door voeten vertrapt, de voeten van armen, de voeten van de zwakken.
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs 7,21+24-27
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Niet ieder die tot Mij zegt: Heer, Heer! zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar hij die de wil doet van mijn Vader die in de hemel is. leder nu die deze woorden van Mij hoort en ernaar handelt, kan men vergelijken met een verstandig man die zijn huis op rotsgrond bouwde. De regen viel neer, de bergstromen kwamen omlaag, de storm stak op en zij stortten zich op dat huis, maar het viel niet in, want het stond gegrondvest op de rots. Maar ieder die deze woorden van Mij hoort doch er niet naar handelt, kan men vergelijken met een dwaas die zijn huis bouwde op het zand. De regen viel neer, de bergstromen kwamen omlaag, de storm stak op en zij beukten dat huis, zodat het volledig verwoest werd.”
Overweging
Niet ieder die Heer! Heer! tegen Mij zegt, zal het koninkrijk der hemelen binnengaan. (Matteüs 7,21)
We kennen allemaal wel het gezegde “woorden zijn goedkoop”. En zo weten we ook allemaal dat niet iedereen die zegt: “Jezus is Heer” die uitspraak staaft met zijn of haar levenswijze. Feitelijk is niemand van ons in staat deze waarheid elke dag en op ieder moment waar te maken.
Mogen we dan wel hopen dat we Jezus’ koninkrijk binnen zullen gaan als onze woorden niet genoeg zijn? Zeker weten! We moeten bedenken dat Jezus ons vele hulpmiddelen gegeven heeft om ons geestelijk huis op een stevig fundament te bouwen – middelen die ons in staat stellen de woorden waar te maken die we in de geloofsbelijdenis uitspreken.
Allereerst heeft Hij ons de sacramenten van doop en vormsel gegeven, die ons reinigen van de erfzonde en ons vervullen van de gaven van de Geest. Ten tweede heeft Hij ons de Schrift gegeven en de leer van de kerk, die als het ware de bouwtekeningen zijn van ons geestelijk huis. Verder hebben we het geschenk van de Eucharistie, Jezus’ eigen Lichaam en Bloed, om ons te vullen met zijn leven en ons hart te versterken voor de roeping die God voor ons heeft.
Met al deze gaven zou je menen dat het bouwen van ons huis op de vaste rots van Jezus’ woord gemakkelijk zou zijn. Maar we weten dat dit niet altijd waar is. Bekoringen liggen steeds op de loer en soms geven we eraan toe. Als dat gebeurt dan kan ons geestelijk huis verzwakt of zelfs in verval raken. Als het te vaak gebeurt dan lopen we het risico dat ons huis helemaal instort.
Wat goed is het dus dat Jezus ons ook het Sacrament van Verzoening heeft gegeven, dat kan helpen onze geestelijke fundamenten te herstellen. Het Sacrament van Verzoening kan een wonderbaarlijk bevrijdende ervaring zijn! Terwijl je je zonden aan de voet van het kruis legt, kun je je verfrist en vernieuwd voelen. Nadat je woorden van vergeving en troost hebt gehoord van je biechtvader, kun je de kracht en de moed vinden je leven opnieuw te gaan bouwen op het stevigste en meest betrouwbare fundament dat er bestaat, Jezus zelf. Probeer dus vóór Kerstmis het Sacrament te ontvangen, en zie wat God daardoor in je hart bewerkt.
Gebed
Jezus, geef me de moed een goede biecht af te leggen deze Advent. Ik wil mijn geestelijk huis niet bouwen op het drijfzand van de lege beloften van deze wereld. Ik wil bouwen op mijn ware rots en mijn ware Heer. Amen.
Vrijdag in de eerste week van de advent
Eerste lezing uit de profeet Jesaja 29, 17-24
Zo spreekt de Heer: “Zie, nog een korte tijd, en de Libanon verandert in een boomgaard, en die boomgaard wordt met een woud gelijkgesteld. Op die dag horen de doven wat uit een boek wordt voorgelezen, en zien de blinden, want hun ogen zijn bevrijd van duisternis en donker. De armen vinden hun vreugde weer in Jahwe, de misdeelden in het land juichen om de Heilige van Israel. Dan is het gedaan met de verdrukkers, dan is het uit met de opscheppers; allen die zinnen op kwaad, worden uitgeroeid: zij die door hun getuigenis anderen helpen veroordelen, die de rechters in de poort proberen te strikken, die onschuldigen door bedrog hun recht onthouden. Daarom zegt Jahwe, de God van Jakobs huis, Hij die Abraham heeft verlost: Nu zal Jakob niet meer beschaamd worden, zijn aangezicht zal niet meer verbleken. Als hij met zijn kinderen ziet wat Ik doe in hun midden, zullen zij de heiligheid van mijn naam erkennen. Zij zullen de heiligheid van Jakobs Heilige erkennen, ontzag hebben voor de God van Israël. Zij die verward zijn komen tot inzicht, de misnoegden laten zich onderrichten.”
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs 9, 27-31
In die tijd waren er twee blinden die Jezus volgden en luid riepen: “Heb medelijden met ons Zoon van David.” Toen Hij thuis gekomen was, kwamen de blinden naar Hem toe. Jezus sprak tot hen: “Gelooft gij dat ik de macht bezit om dit te doen?” Zij antwoordden: “Zeker, Heer.” Daarop raakte Hij hun ogen aan en zeide: “U geschiede naar uw geloof.” En hun ogen gingen open. Jezus vermaande hen op strenge toon: “Zorgt dat niemand dit te weten komt.” Maar eenmaal buiten verbreidden ze zijn faam in heel die streek.
Overweging
Op die dag horen de doven de woorden die uit een boek worden voorgelezen, en zien de blinden, want hun ogen zijn bevrijd van duisternis en donker. (Jesaja 29,18)
In zijn dichterlijke beschrijving van de heerlijke toekomst die Israël te wachten staat, kondigt de profeet Jesaja aan dat de “onderdrukkers” dan verdwenen zullen zijn en dat het gedaan zal zijn met de “opscheppers”. Hij vervolgt met de woorden dat Jakob niet meer beschaamd zal worden (Jesaja 29,20+22). Wat een gevoel van hoop moet dit het volk van Jeruzalem gegeven hebben!
Maar wie zijn die onderdrukkers en opscheppers? Daarmee wordt op niemand anders gedoeld dan op de duivel. De Hebreeuwse naam Satan betekent tegenstander of aanklager, zoals in “de aanklager van onze broeders” (Apokalyps 12,10). Dat is de vijand die ons gebonden wil houden in schuld en schaamte. Hij is de aanklager die wil verhinderen dat wij de vrijheid aannemen die Jezus ons is komen brengen.
Het goede nieuws is dat de toekomst die Jesaja zag, er nu al is. Door ons te verzoenen met God heeft Jezus de duivel verslagen. De Catechismus van de Katholieke Kerk leert: “Het Woord is vlees geworden om ons te redden door ons met God te verzoenen: ‘God heeft ons liefgehad en Hij heeft zijn Zoon gezonden om door het offer van zijn leven onze zonden uit te wissen’ ” (1 Johannes 4,10) (CKK 457). Verderop citeert de Catechismus de H. Ambrosius in dezelfde geest: “De Heer, die uw zonde heeft weggenomen en uw fouten vergeven heeft, is ook bij machte om u te beschermen en te behoeden voor de hinderlagen van de duivel, die uw tegenstander is. . . . Wie zich toevertrouwt aan God, vreest de duivel niet.” (CKK 2852).
In zijn liefde heeft God aan ons gedacht. In zijn barmhartigheid heeft Hij ons verlost. We zijn veilig als we op Jezus vertrouwen en onze ogen op Hem gericht houden: “Onderwerp u dus aan God. Bied weerstand aan de duivel en hij zal voor u vluchten” (Jakobus 4,7). Satan weet dat het enige middel dat hem rest zijn stem is waarmee hij probeert ons van God af te keren. Hij weet dat zijn dagen geteld zijn. We hoeven niet onder zijn aanklachten te leven! We hoeven niet te leven met de schuld en schaamte van onze voorbije zonden. Zoals Jesaja schreef, hebben we geen reden om beschaamd te zijn. En waar geen schaamte is daar ligt de weg naar God wijd open.
Gebed
Dank U, Jezus, dat U mijn verlossing hebt bewerkt! Dank U dat U mijn zonden vergeeft en de schuld en schaamte wegdoet die zo zwaar op mij woog! Amen.
Zaterdag in de eerste van de advent
Eerste lezing uit de profeet Jesaja 30, 19-21+23-26
Zo spreekt de Heer, de heilige God van Israël: “Volk van Sion dat in Jeruzalem woont, gij zult niet langer wenen: De Heer zal u genadig zijn, zodra Hij uw geweeklaag hoort; Hij zal u antwoorden, zodra Hij uw geroep verneemt. Hij zal u het brood der verdrukking schenken en het water der nood. Uw leraar zal zich niet langer verbergen, uw ogen zullen de Leidsman zien. En uw oren zullen een stem achter u horen die zegt: ‘Dit is de weg, volg hem, waarheen hij u ook leidt.’ De Heer zal het laten regenen voor het zaad dat gij op uw akkers zaait; en het graan dat uw land voortbrengt zal voedzaam zijn en overvloedig. Op die dag zullen uw kudden grazen op onafzienbare weiden. En de ossen en de ezels die uw land beploegen zullen veevoer vreten met zout gemengd en met wan en gaffel gezuiverd. Van alle hoge bergen en alle hoge heuvels zal het water in beken naar beneden stromen, op de dag van de grote slachting, de dag dat de vestingen vallen. Dan zal het licht van de maan zijn als het licht van de zon, en het licht van de zon zal zeven keer zo sterk zijn op de dag dat de Heer de wonden van zijn volk verbindt en Hij de striemen geneest die Hij geslagen heeft.”
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteus 9, 35-10, 1+5-8
In die tijd ging Jezus rond door alle steden en dorpen, waar Hij onderricht gaf in hun synagogen en de Blijde Boodschap verkondigde van het Koninkrijk en alle ziekten en kwalen genas. Bij het zien van die menigte mensen werd Hij door medelijden bewogen, omdat ze afgetobd neerlagen als schapen zonder herder. Toen sprak Hij tot zijn leerlingen: “De oogst is wel groot maar arbeiders zijn er weinig. Vraagt daarom de Heer van de oogst arbeiders te sturen om te oogsten.” Hij riep zijn twaalf leerlingen bij zich en gaf hun de macht om de onreine geesten uit te drijven en alle ziekten en kwalen te genezen. Deze twaalf zond Jezus uit met de opdracht: “Begeeft u niet onder de heidenen en gaat niet binnen in een stad van de Samaritanen; gij moet veeleer gaan naar de verloren schapen van het huis van Israël. Verkondigt op uw tocht: Het Koninkrijk der hemelen is nabij. Geneest zieken, wekt doden op, reinigt melaatsen en drijft duivels uit. Voor niets hebt gij ontvangen, voor niets moet gij geven.”
Overweging
De oogst is wel groot, maar arbeiders zijn er weinig. (Matteüs 9,37)
Bij het vieren van de Advent stuiten we op een soort innerlijke tegenstelling. Advent is enerzijds een tijd om te ontvangen en de Heer in ons hart te verwelkomen, maar het is ook een tijd om weg te geven van wat we gratis en voor niets van de Heer gekregen hebben.
Dit principe van goddelijk tweerichtingsverkeer zien we ook terug bij de twee groepen mensen die Jezus in het evangelie van vandaag toespreekt. De eerste groep ontvangt Jezus’ onderwijs en wonderen. Jezus ziet hun behoeftigheid en heeft medelijden met hen. Hij kan hen niet links laten liggen, integendeel: Hij besteedt al zijn tijd aan hun noden (Matteüs 9,35-36).
Dan is er ook een tweede groep – de mensen die Hem het beste kennen en die zijn evangelie al eerder ontvangen hebben. Aan hen, zijn beste vrienden, geeft Hij de opdracht: “ga . . . naar de verloren schapen van het huis van Israël” (Matteüs 10,6). Hij stuurt ze erop uit om het goede nieuws te verkondigen en zelf het werk van het koninkrijk van de hemel te doen.
Laten we ons er maar niet druk over maken tot welke van de twee groepen wijzelf behoren. Het beste kunnen we maar gewoon accepteren dat we van beide groepen wat weg hebben. Enerzijds hebben we allemaal meer genezing nodig en moeten we de boodschap van het evangelie beter gaan verstaan. We hebben zondige plekken die aandacht vragen en vergeving nodig hebben. We moeten dus allemaal de nodige tijd met Jezus doorbrengen waarin Hij onze wonden kan verbinden en ons kan vullen met zijn genade.
Maar anderzijds hebben we allemaal veel wat we aan andere mensen kunnen doorgeven. Hoe vaak hoort u in deze tijd van het jaar geen mensen zeggen dat ze zo eenzaam zijn, of hoe schuldig ze zich voelen over bepaalde verkeerde beslissingen die ze genomen hebben? Aan deze mensen kunnen we aanbieden van wat wij al van de Heer ontvangen hebben. Misschien hebben ze niet meer nodig dan een vriendelijk en bemoedigend woord. Of misschien moeten ze horen hoeveel de Heer in hun leven kan doen. Niemand van ons is te “groen” in het geloof, allemaal kunnen we uitdelen van wat we ontvangen hebben.
Broeders en zusters, we dienen een royale God. Laten wij dus even royaal zijn en vrijuit weggeven wat we gratis hebben gekregen!
Gebed
Heer, raak iedereen aan die naar U zoekt. Gebruik mij om aan anderen uw overvloedige liefde te laten zien en ze te brengen tot de genade van een nieuw leven in U. Amen.
2e zondag van de advent jaar B
Eerste lezing uit de profeet Jesaja 40, 1-5 + 9-11
Troost, troost toch mijn Stad, – zegt uw God -, spreek Jeruzalem moed in, roep haar toe dat haar straftijd voorbij is, dat haar ongerechtigheid vergeven is, dat zij van Gods hand haar zonden dubbel betaald heeft gekregen. Een stem roept: “Baan de Heer een weg in de steppe, effen voor onze God een heerbaan in de woestijn, elk dal moet gevuld, elke berg en heuvel geslecht worden, alle oneffenheden moeten vlak, de rotsmassa’s een vallei worden. En verschijnen zal de glorie des Heren en alle vlees zal daarvan getuige zijn: de mond des Heren heeft het gezegd!” Beklim de hoogste berg, gij Sion, vreugdebode, verhef krachtig uw stem, Jeruzalem, vreugdegezant: verkondig het luid, ken geen vrees, roep tot de steden van Juda: “uw God is op komst! Zie, God de Heer komt met kracht, zijn arm voert de heerschappij; zijn loon komt met Hem mee, zijn beloning gaat voor Hem uit. Als een herder zal Hij zijn schapen weiden, in zijn armen ze samenbrengen, de lammeren dragen tegen zijn boezen, de schapen met zachte hand geleiden.”
Tweede lezing uit de Tweede brief van Petrus 3, 8-14
Dierbaren,
Eén ding mag u niet ontgaan: voor de Heer is één dag als duizend jaren en duizend jaren als één dag. De Heer talmt niet met zijn belofte zoals sommige menen, maar Hij heeft geduld met u daar Hij wil dat allen tot inkeer komen en dat niemand verloren gaat. Maar de dag des Heren zal komen als een dief. Dan zullen de hemelen dreunend vergaan en de elementen zullen door vuur worden verteerd; en de aarde en de daden op aarde verricht zullen zich bevinden voor Gods oordeel. Wanneer alles zo vergaat, hoe moet gij dan uitmunten door een heilig leven en innige vroomheid, de komst verwachtend en verhaastend van de dag Gods, waardoor de hemelen in vlammen zullen opgaan en de elementen zullen wegsmelten in de vuurgloed. Maar volgens zijn belofte verwachten wij nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid zal wonen. In deze verwachting, geliefden, moet gij u beijveren onbevlekt en onberispelijk voor Hem te verschijnen, in vrede met God.
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus 1, 1-8
Begin van de Blijde Boodschap van Jezus Christus, de zoon van God.
Zoals er geschreven staat bij de profeet Jesaja: Zie, ik zend mijn bode voor u uit die voor u de weg zal banen; een stem van iemand die roept in de woestijn: Bereidt de weg van de Heer, maak zijn paden recht. Zo trad Johannes op in de woestijn en doopte; hij preekte een doopsel van bekering tot vergiffenis van de zonden. Heel de landstreek Judea en alle inwoners van Jeruzalem trokken naar hem uit, en lieten zich door hem dopen in de rivier de Jordaan, terwijl zij hun zonden beleden. Johannes ging gekleed in kameelhaar met een leren gordel om zijn lendenen; hij at sprinkhanen en wilde honing. Hij predikte: “Na mij komt die sterker is dan ik, en ik ben niet waardig mij te bukken en de riem van zijn sandalen los te maken. Ik heb u gedoopt met water maar Hij zal u dopen met de Heilige Geest.”
Overweging
Troost, troost mijn volk (Jesaja 40,1)
Het volk Israël bevond zich in een crisis. Hun tempel in Jeruzalem was tot de grond toe afgebrand. Hun koning was gevangengenomen door koning Nebukadnessar van Babylon en het grootste deel van de bevolking was uit zijn huizen gehaald en als ballingen afgevoerd. Hun uitverkiezing als Gods heilige volk leek tenietgedaan en ze waren getraumatiseerd, angstig en wanhopig.
Dit was de trieste situatie waarin God zijn profeet opdracht gaf om troostende en liefdevolle woorden tot zijn volk te spreken. Wees niet bang! De Heer komt! Hij gaat jullie allemaal bijeenbrengen zoals een herder zijn schapen bijeenbrengt en Hij gaat jullie naar huis terugbrengen. Maak je dus klaar om Hem te verwelkomen want Hij komt om jullie te bevrijden.
Net zoals de Israëlieten hebben we het allemaal nodig dat God ons troost en bemoediging schenkt. Leven in deze wereld brengt onherroepelijk droefheid, verdriet en spanning met zich mee. Dat kan zijn in de vorm van een ziekte, een verbroken relatie, werkloosheid of financiële zorgen.
Waar we ook mee te maken hebben, God wil ons troosten. Hij wil liefdevolle woorden spreken tot ons hart en zeggen dat Hij bij ons is. En bovendien wil Hij ons zeggen dat Jezus – die “God met ons” is – de hemel voor ons geopend heeft. We hoeven onze problemen niet in ons eentje op te lossen. Ons leven is veel meer dan alleen maar onze uiterste best doen en hopen op betere tijden. We hebben toegang tot de genade en troost, de kracht en de wijsheid van God zelf!
Het kan dus zijn dat u een zwaar en moeilijk leven hebt. Stel uw hart ervoor open dat deze waarheden u troost schenken. Niets kon Jezus er tweeduizend jaar geleden van weerhouden om naar de aarde toe te komen, en ook op dit moment zal niets Hem ervan weerhouden om naar ons toe te komen om voor ons de hemel op aarde te brengen. Niets kan Jezus er op dit moment van weerhouden in ons hart te komen en ons te troosten met zijn liefde.
Gebed
Heer, ik heb uw troost nodig. Vervul me met uw blijdschap en vrede. Leer me hoe ik mijn hart voor U kan openen. Jezus, ik houd van U! Amen.
Maandag in de tweede week van van de advent
Eerste lezing uit de profeet Jesaja 35, 1-10
Zo spreekt de Heer: “Woestijn en steppe zullen zich verheugen, jubelen en bloeien de dorre vlakte. Pronken zal zij met lelies, van blijdschap jubelen en juichen. De glorie van de Libanon valt haar ten deel, de luister van Karmel en Sjaron. Zij zullen de glorie van de Heer aanschouwen, de luister van onze God. Maak slappe handen sterk, geef kracht aan knikkende knieën. Spreek tot allen die de moed verloren hebben: Vat moed en vrees niet: Uw God komt om de wraak te voltrekken, God komt om te vergelden en om u te redden.” Dan gaan de ogen van de blinden weer open en zullen de oren van de doven geopend worden. De lamme zal springen als een hert en jubelen zal de tong van de stomme. Ja, in de steppe zullen beken ontspringen, rivieren in de woestijn. De dorre vlakte wordt een vijver, het dorstig land één waterbron. En op de plaats waar de jakhalzen huisden zuilen biezen groeien en groen riet. Een hoge, gebaande weg zal daar lopen, die de heilige weg zal heten. Geen onreine betreedt die weg en de dwazen dwalen er niet. Er zal geen leeuw te bekennen zijn en wilde dieren komen er niet, maar de vrijgekochten zullen die weg begaan, en degenen die door de Heer verlost zijn, zij zullen weer terugkeren. Jubelend komen zij naar Sion, hun hoofden omgeven met eeuwige vreugde. Zij zullen vreugde verkrijgen en blijdschap, en pijn en gejammer nemen de vlucht.
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 5, 17-26
Toen Jezus op zekere dag onderricht gaf, zaten er ook Farizeeën en wetgeleerden bij die gekomen waren uit alle plaatsen van Galilea en Judea en uit Jeruzalem. En de kracht des Heren deed Hem genezingen verrichten. Op dat ogenblik kwamen er enige mannen aan die op een bed een verlamde met zich meedroegen. Zij trachtten hem binnen te brengen en voor Jezus neer te leggen. Maar omdat ze vanwege de menigte geen weg vonden waarlangs ze hem konden binnenbrengen, gingen ze het dak op en lieten hem met bed en al door een opening in het tegeldak midden tussen het volk zakken, voor de voeten van Jezus. Toen Jezus hun geloof zag zei Hij: “Vriend, uw zonden zijn u vergeven.” Maar de schriftgeleerden en Farizeeën vroegen zich af: “Wat is dat voor iemand, die zo godslasterlijk spreekt? Wie anders kan zonden vergeven dan God alleen?” Jezus wist dat zij zo redeneerden en sprak tot hen: “Wat redeneert gij toch bij uzelf? Wat is gemakkelijker te zeggen: uw zonden zijn u vergeven; of te zeggen: sta op en loop? Welnu, opdat ge zult weten dat de Mensenzoon macht heeft op aarde zonden te vergeven – en nu sprak Hij tot de lamme – Ik zeg u, sta op, neem uw bed mee en ga naar huis.” Onmiddellijk stond hij voor aller ogen op, nam het bed waarop hij gelegen had mee en ging naar huis terwijl hij God verheerlijkte. Iedereen stond er versteld van en ze verheerlijkten God. Vol ontzag zeiden zij: “Wij zijn vandaag getuige geweest van ongehoorde dingen.”
Overweging
Geef de zwakke handen weer kracht, maak de bevende knieën sterk. (Jesaja 35,3)
Jeruzalem werd bedreigd met bezetting door een vreemde mogendheid; het moreel van het volk was tot een dieptepunt gedaald; sommigen hadden zelfs het gevoel dat God hen had verlaten. Maar Jesaja ging tegen de sombere stemming in met de belofte dat het niet altijd zo zou blijven. “Houd moed, wees niet bang!” riep hij. Er komt een tijd dat “de woestijn en het dorre land zich verheugen.” U heeft misschien het gevoel alsof u in een onherbergzame, dorre woestijn bent, maar “Het verschroeide land wordt een meer, de dorstige grond een waterrijke fontein” (Jesaja 35,1+4+7).
We weten allemaal wel hoe het is om in ons gebedsleven een tijd van droogte mee te maken. We kunnen ons er moeilijk toe zetten om te bidden. We hebben het gevoel dat we tegen een muur praten in plaats van met de Heer. We voelen totaal geen troost of bevestiging wanneer we contact proberen te maken met de Geest. Je kunt je dan afvragen wat God aan het doen is, en of Hij wel naar je luistert. Dat zijn de tijden dat we Jesaja’s even kostbare als simpele advies ter harte moeten nemen: “Houd moed!”
Tijden van droogte in ons gebedsleven zijn bij uitstek gelegenheden om te bouwen aan ons geloofsfundament. Elke aannemer kan je precies uitleggen waarom je wilt dat je fundament stevig en onwankelbaar is. Hoe ongemakkelijk ook, deze droge periodes geven ons de kans ons gebedsleven te bouwen op de vaste waarheden van ons geloof en niet zomaar op onze gevoelens, die vaak erg wisselvallig kunnen zijn. Periodes van droogte zetten ons ertoe aan in onze gebedstijd vooral te denken aan de ontzagwekkende eigenschappen van God en niet gericht te zijn op aangename gevoelens.
Een goede manier hiervoor kan zijn het nadenken over de geloofsbelijdenis die we bij de Eucharistieviering uitspreken. Zeg de Heer dat u gelooft in alles wat daarin staat. Zoek niet slechts naar Gods troost. Zoek naar zijn waarheid. Overweeg de talloze beloften die Hij vervuld heeft. Geloof dat Hij nog altijd aan het werk is, zelfs op verborgen manieren. Kijk naar het kruis en stel uw geloof op Jezus’ verrijzenis, ook al voelt u zich op dat moment geen nieuwe schepping.
Houd moed! Maak uw bevende knieën sterk. Houd vol. Weet dat God altijd beloont wie volharden in de navolging van Jezus!
Gebed
Jezus, dank U dat U me Uw liefde toont.
Dank U ook voor die tijden van droogte, waarin U me roept om dieper naar U te zoeken.
Ik weet dat U me sterk maakt in Uw Geest, en ik vertrouw op Uw wijsheid. Amen.
8 december Onbevlekte Ontvangenis van de Heilige Maagd Maria
Eerste lezing uit Genesis 3, 9-15+20
Toen de mens zich tussen de bomen van de tuin verborgen had riep de Heer God de mens en vroeg hem: Waar zijt gij? Hij antwoordde: Ik hoorde uw donder in de tuin, en toen werd ik bang, omdat ik naakt ben; daarom heb ik mij verborgen. Maar Hij zei: Wie heeft u verteld dat gij naakt zijt? Hebt ge soms gegeten van de boom die Ik u verboden heb? De mens antwoordde: De vrouw die Gij mij als gezellin gegeven hebt, zij heeft mij van die boom gegeven, en toen heb ik gegeten. Daarop vroeg Jahwe God aan de vrouw: Hoe hebt gij dat kunnen doen? De vrouw zei: De slang heeft mij verleid, en toen heb ik gegeten. Jahwe God zei tot de slang: Omdat ge dit gedaan hebt, zij gij vervloekt, onder alle tamme dieren en onder alle wilde beesten! Op uw buik zult ge kruipen en stof zult ge vreten, alle dagen van uw leven! Vijandschap sticht Ik tussen u en de vrouw, tussen uw kroost en het hare. Het zal uw kop bedreigen, en gij zijn hiel! De mens noemde zijn vrouw Eva, want zij is de moeder geworden van alle levenden.
Tweede lezing uit Efeziërs 1, 3-6 + 11-12
Broeders en zusters, gezegend is God, de Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons in de hemelen in Christus heeft gezegend met elke geestelijke zegen. In Hem heeft Hij ons uitverkoren vóór de grondlegging der wereld, om heilig en vlekkeloos te zijn voor zijn aangezicht. In liefde heeft Hij ons voorbestemd zijn kinderen te worden door Jezus Christus, naar het welbehagen van zijn wil, tot lof van de heerlijkheid van zijn genade. Hiermee heeft hij ons begiftigd in de Geliefde. In Christus hebben wij ook ons erfdeel ontvangen, daartoe voorbestemd door de beschikking van Hem die alles tot stand brengt naar het besluit van zijn wil, opdat wij verbreiden de lof van zijn heerlijkheid, wij die reeds tevoren onze hoop op de Christus hadden gebouwd.
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 1, 26-38
Toen Elisabeth zes maanden zwanger was werd de engel Gabriël van Godswege gezonden naar een stad in Galilea, Nazaret, tot een maagd die verloofd was met een man die Jozef heette, uit het huis van David; de naam van de maagd was Maria. Hij trad bij haar binnen en sprak: “verheug u, Begenadigde, de Heer is met u.” Zij schrok van dat woord en vroeg zich af wat die groet toch wel kon betekenen. Maar de engel zei tot haar: “Vrees niet Maria, want gij hebt genade gevonden bij God. Zie, gij zult zwanger worden en een zoon ter wereld brengen en gij moet Hem de naam Jezus geven. Hij zal groot zijn en Zoon van de Allerhoogste genoemd worden. God de Heer zal Hem de troon van zijn vader David schenken en Hij zal in eeuwigheid koning zijn over het huis van Jakob en aan zijn koningschap zal nooit een einde komen.”
Maria sprak echter tot de engel: “Hoe zal dit geschieden daar ik geen man beken?” Hierop gaf de engel haar ten antwoord: “de Heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom ook zal wat ter wereld wordt gebracht heilig genoemd worden, Zoon van God. Weet dat zelfs Elisabeth, uw bloedverwante, in haar ouderdom een zoon heeft ontvangen en, ofschoon zij onvruchtbaar heette, is zij nu in haar zesde maand; want voor God is niets onmogelijk.” Nu zei Maria: “Zie de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord.” En de engel ging van haar heen.
Overweging
Want voor God is niets onmogelijk. (Lucas 1,37)
Met deze paar woorden bracht de engel de vrees van Maria tot bedaren en overtuigde hij haar dat het goed was Gods plan te aanvaarden. Niets is voor Hem onmogelijk, zelfs niet het idee van een maagdelijke geboorte. Toen Maria deze woorden hoorde durfde ze in te stemmen met de boodschap van de engel, zonder verdere vragen, vrees of bezorgdheid.
Met haar zuivere hart en onbevlekte ziel had Maria geen last van de belemmeringen die ons vaak in de weg staan om “ja” tegen de Heer te zeggen. Wantrouwen, zelfzucht, cynisme, hoogmoed en valse nederigheid – deze en nog veel meer dingen kunnen ons denken vertroebelen en kunnen het ons moeilijk maken ons aan de Heer en zijn plan over te geven.
Weet u waarom voor God niets onmogelijk is? Omdat zijn liefde geen grenzen kent. Ze is zo diep, zo enorm, zo wijds dat er niets is dat haar kan tegenhouden. Liefde was het die Hem ertoe bewoog een vrouw te scheppen die gevrijwaard zou zijn van de erfzonde en het is dezelfde liefde die ons kan reinigen van al onze zonden. Liefde was het die Jezus in staat stelde de geplaagde mensen te bevrijden en de blinden ziende te maken, en het is dezelfde liefde die onze lasten kan verlichten en onze ogen kan openen voor de schoonheid om ons heen. Liefde was het waardoor Jezus bewogen werd de zieken te genezen en de doden op te wekken – en het is dezelfde liefde die gebroken harten kan genezen en die ons kan bevrijden uit onze graven van droefheid, bitterheid of angst.
God houdt van u. Hij houdt echt van u! Niets is voor Hem onmogelijk. Niets! U denkt misschien dat Hij u onmogelijk evenveel kan liefhebben als Hij Maria liefhad, maar alles is mogelijk. Terwijl u misschien alleen uw zonden en mislukkingen ziet, ziet uw Vader uw hart. Hij weet dat u niet onbevlekt bent, maar Hij weet ook hoezeer u wilt liefhebben en hoezeer u ernaar verlangt bemind te worden. Hij weet hoe graag u goede dingen wilt doen. Hij kent al uw dromen, uw behoeften en uw verwachtingen. Niets is voor Hem onmogelijk – zelfs niet om u de diepste verlangens van uw hart te geven!
Gebed
Heer, ik zeg ‘ja’ tegen U. Het is mijn verlangen dat alles in mijn leven zal gebeuren overeenkomstig Uw wil. Niets is voor U onmogelijk, zelfs niet dat ik gelukkig ben!
Dinsdag in de tweede week van de advent
Eerste lezing uit de profeet Jesaja 40, 1-11
“Troost, troost toch mijn Stad, – zegt uw God – , spreek Jeruzalem moed in, roep haar toe, dat haar straftijd voorbij is, dat haar ongerechtigheid vergeven is, dat zij van Gods hand haar zonden dubbel betaald heeft gekregen.” Een stem roept: “Baan de Heer een weg in de steppe, effen voor onze God een heerbaan in de woestijn, elk dal moet gevuld, elke berg en heuvel geslecht worden, alle oneffenheden moeten vlak, de rotsmassa’s een vallei worden. En verschijnen zal de glorie des Heren, en alle vlees zal daarvan getuige zijn: de mond des Heren heeft het gezegd!” Een stem spreekt: “Roep!” En ik vraag: “Wat moet ik roepen?” “Alle vlees is als gras, en al zijn glorie als een bloem op het veld: het gras verdort, de bloem verwelkt zodra een hete wind erover blaast: het gras zijn de mensen! Het gras verdort, de bloem verwelkt, maar het woord van onze God houdt eeuwig stand!”
“Beklim de hoogste berg, gij Sion, vreugdebode, verhef krachtig uw stem, Jeruzalem, vreugdegezant! Verkondig het luide, ken geen vrees, roep tot de steden van Juda: Uw God is op komst! Zie, God de Heer komt met kracht, zijn arm voert de heerschappij; zijn loon komt met Hem mee, zijn beloning gaat voor Hem uit. Als een herder zal Hij zijn schapen weiden, in zijn armen ze samenbrengen, de lammeren dragen tegen zijn boezem, de schapen met zachte hand geleiden.”
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs 18, 12-14
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Wat dunkt u? Wanneer een man honderd schapen heeft en één daarvan verdwaalt, zal hij dan niet de negenennegentig in de bergen alleen laten om op zoek te gaan naar het verdwaalde? En gelukt het hem dat te vinden, voorwaar ik zeg u, dan zal bij over dat ene meer verheugd zijn dan over de negenennegentig die niet verdwaald waren. Zo ook wil uw hemelse Vader niet dat een van deze kleinen verloren gaat.”
Overweging
. . . zal hij dan niet . . . het verdwaalde schaap gaan zoeken? (Matteüs 18,12)
Schaapherder-zijn in de tijd van Jezus was niet maar een beetje rondhangen bij je schapen met een herdersstaf in de hand. De herder was bereid zichzelf in gevaar te brengen, met name als hij op zoek ging naar een verdwaald schaap. Hij was helemaal alleen op het veld en in de bergen, blootgesteld aan de elementen. Hij kon uitgehongerde wolven tegenkomen of gewapende dieven. Een huurling zou er mogelijk al bij het eerste teken van gevaar vandoor gaan, maar de herder van een familiekudde riskeerde zijn leven – zelfs al ging het maar om maar één schaap terug te halen!
Jezus zegt dat Hij de goede herder is die zijn leven aflegt voor zijn schapen (Johannes 10,14-15). Hij kwam vanuit de heerlijkheid van de hemel om ons te zoeken en thuis te brengen. En het was een heel gevaarlijke tocht bovendien! Direct al kreeg Hij te maken met Herodes’ moordzuchtige achtervolgingswaan. En aan het eind van zijn leven werd Hij door Judas verraden en streed Hij een gruwelijke doodstrijd aan het kruis. Jezus ging het gevaar niet uit de weg en doorstond de zwaarste beproevingen. Hij bleef trouw aan zijn roeping, Hij klaagde nooit. Hij deed het allemaal uit liefde voor u – uit liefde voor jou!
In zijn eerste preek als paus zei Benedictus XVI tegen ons: ‘De mensheid – ieder van ons – is als het verloren schaap in de woestijn dat de weg kwijt is. De Zoon van God kan dit niet laten gebeuren, Hij kan de mensheid niet in zo’n miserabele toestand achterlaten. Hij laat de heerlijkheid van de hemel achter zich om op zoek te gaan naar het verloren schaap. Hij heeft er alles voor over – ja tot en met zijn gang naar het kruis – om het weer in zijn armen te sluiten. Hij neemt het verloren schaap op zijn schouders, Hij draagt ons, de mensheid, op zijn schouders.’ In het kruis neemt hij ons met al onze fouten en gebreken op zijn schouders …
Elke dag gaat uw Schepper op zoek naar u omdat u voor Hem zo kostbaar bent. Elke dag wil Hij u leiden en beschermen. Elke dag wil Hij uw gids zijn en u de weg wijzen die u moet gaan. U bent zo belangrijk voor Hem dat Hij niet zal ophouden u te helpen totdat u veilig met Hem in de hemel bent.
Verheug u daarom vandaag in uw redding. Breng uw gebedstijd vandaag door met het danken en prijzen van uw Goede Herder dat Hij zijn leven voor u heeft afgelegd. Het was niet gemakkelijk – maar u bent het waard!
Gebed
Jezus, hoe kunt U zoveel van me houden? Dank U dat U uw hemelse troon hebt verlaten om mij te vinden en me terug naar huis te dragen! Amen.
Woensdag in de tweede week van de advent
Eerste lezing uit de profeet Jesaja 40, 25-31
“Met wie wilt ge Mij vergelijken, met wie Mij gelijkstellen,” vraagt de Alheilige. “Richt uw ogen naar boven en kijk eens goed; wie heeft dit alles geschapen? Wie laat de hemellichamen voltallig uittrekken, wie roept ze alle bij naam, is zo geweldig machtig en sterk dat niet één op het appèl ontbreekt? Hoe kunt gij dan zeggen, Jakob, hoe kunt gij beweren, Israël, dat uw wegen voor de Heer verborgen zijn, dat uw recht God zou ontgaan? Weet ge dan niet, hebt gij dan nooit gehoord, dat de Heer een eeuwige God is, en Schepper van heel het aardoppervlak, dat Hij niet moe wordt, geen uitputting kent, en dat zijn wijsheid ondoorgrondelijk is? Aan wie moe is, verleent Hij kracht, aan wie geen weerstand heeft, schenkt Hij overvloedige energie. Jonge mannen kunnen moe worden en uitgeput, kerels kunnen bezwijken, maar allen die op de Heer vertrouwen ontvangen nieuwe kracht, en slaan hun vleugels uit als adelaars: zij lopen, maar worden niet moe, zij rennen, maar raken niet uitgeput!”
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs 11, 28-30
In die tijd nam Jezus het woord en sprak: “Komt allen tot Mij die uitgeput zijt en onder lasten gebukt, en Ik zal u rust en verlichting schenken. Neemt mijn juk op uw schouders en leert van Mij: Ik ben zachtmoedig en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen, want mijn juk is zacht en mijn last is licht.”
Overweging
Kom allen naar Mij toe (Matteüs 11,28)
Je verwacht een baby en je maakt je zorgen of je wel een goede moeder (of vader) kunt zijn… U bent al flink op leeftijd en woont ergens waar u zich niet thuis voelt, u voelt zich overbodig en alleen.. U heeft veel last van artritis of een andere ernstige aandoening …
Je hebt een drukke baan in het bedrijfsleven. Je probeert op de hoogte te blijven van de nieuwste ontwikkelingen op je vakgebied om efficiënter te kunnen werken en goed in de markt te liggen. Maar vaak krijg je zoveel e-mail, voicemails, post, tweets, groepsmailtjes, podcasts en uitnodigingen om vrienden te worden op facebook dat je er bijna onder bezwijkt.
Je bent al bijna twee jaar werkloos. ’s Nachts lig je in bed te draaien en vraagt je af: “We zullen ons huis toch niet kwijtraken?” … U hebt een moeilijke beslissing genomen waardoor u wat vrienden bent kwijtgeraakt. Het was een goede beslissing en u hebt er geen spijt van. Maar het doet wel pijn als je vrienden verliest …
Zoveel sores, zoveel stress – we kunnen allemaal onze eigen varianten aan de lijst toevoegen. De mensen uit het evangelie van vandaag, die voor het eerst Jezus’ uitnodiging horen, kunnen dat ook. Als groep gaan ze gebukt onder het zware juk van godsdienstige plichtplegingen die ze opgelegd kregen door de Schriftgeleerden en farizeeën die van de wet van Mozes een ondraaglijke last hebben gemaakt. Ze leven ook onder de heerschappij van het Romeinse Rijk en moeten hun uiterste best doen om hun levensonderhoud bij elkaar te schrapen. En individueel gaan ze gebukt onder hun eigen persoonlijke portie lasten die ook wij maar al te goed kennen: ziekte, angst, zonde, schuld, moeizame relaties of verslavingen.
Neem in uw verbeelding een paar minuten om u te vereenzelvigen met deze vermoeide, behoeftige menigte. Stel u voor dat u met uw eigen lasten tussen hen in staat. Zie de liefdevolle blik op het gezicht van Jezus terwijl Hij zijn blik op u richt.
“Kom allen naar Mij toe die afgemat en belast zijn, en Ik zal u rust geven” (Matteüs 11,28). U bent het tot wie Hij spreekt. Hij kent uw problemen en uw worstelingen, uw leed en uw stress. En Hij wil u rust en verlichting geven door u naar Zich toe te trekken. Daarvoor is Hij naar ons toe gekomen.
Kom daarom deze Advent vaak naar Jezus. Schakel uw mobieltje, computer en onrustige gedachten even uit. Richt een rustig plekje in waar u openhartig met Hem kunt spreken. Wees dan stil – en ontvang het kerstcadeau van Hemzelf.
Gebed
Jezus, ik kom tot U. Mij geschiede naar uw woord,
ik wil mijn hart wijd openzetten voor U. Amen.
Donderdag in de tweede week van de advent
Eerste lezing uit de profeet Jesaja 41, 13-20
Zo spreekt de Heer: “ik ben de Heer, uw God, die u bij uw rechterhand heeft genomen en die tot u zegt: Wees maar niet bang; Ik help u. Wees maar niet bang, wormpje Jakob, klein volk Israël! Ikzelf ben uw helper, zegt de Heer, Ik ben uw verlosser, de Heilige van Israël. Ik maak van u een dorsslee, nieuw en goed geslepen, met scherpe tanden. Gij zult bergen dorsen en verbrijzelen, heuvels tot kaf maken; gij werpt ze omhoog; de wind draagt ze mee, de storm verstrooit ze. Gij zelf echter, gij verblijdt u in de Heer en prijst uzelf om de Heilige van Israël. De armen en de behoeftigen zoeken naar water en het is er niet; hun tong is verdroogd van de dorst. Ik, de Heer, Ik verhoor hen, Ik, de God van Israël, Ik verlaat hen niet! Op de kale gronden doe Ik rivieren ontspringen en bronnen in de rotskloven. Van de woestijn maak Ik een waterland, van de dorstige bodem en bronnengebied. In de woestijn laat Ik ceders groeien, acacia’s, mirten en oleasters. In het dorre land zet Ik cipressen neer en essen en palmen, een menigte bomen. Dan zullen zij zien en erkennen, volledig verstaan en begrijpen, dat de hand van de Heer dat gedaan heeft, dat Israëls Heilige dat heeft geschapen.” Zo spreekt de almachtige God.
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs 11, 11-15
In die tijd zei Jezus tot de menigte: “Voorwaar, Ik zeg u: Onder hen die uit vrouwen geboren zijn is niemand opgestaan die groter is dan Johannes de Doper. Niettemin is de kleinste in het Rijk der hemelen groter dan hij. Van de dagen van Johannes de Doper tot nu toe breekt het Rijk der hemelen zich met geweld baan, en geweldenaars maken het buit. Want al de profeten en de Wet, tot aan Johannes, hebben het slechts voorspeld; maar als gij het van Mij wilt aannemen: Deze is de Elia die zou komen. Wie oren heeft, hij luistere!”
Overweging
. . . maar als gij het van Mij wilt aannemen: Deze is de Elia die zou komen. (Matteüs 11,14)
Op het eerste gezicht zou u geneigd kunnen zijn dit vers over te slaan, en misschien om een goede reden. Hoe kan Johannes de Doper Elia zijn, zeker als Elia nog moest “komen”? We weten dat hij niet echt de oude profeet Elia kan zijn, want deze werd opgenomen in de hemel en de Bijbel zegt dat hij terug zal komen vlak “voordat de dag van de HEER komt” (2 Koningen 2,12; Maleachi 3,23). Elia zal worden gestuurd om de volken voor te bereiden op het einde der tijden wanneer God komt om een nieuw tijdperk te beginnen van gerechtigheid en vrede.
Toch wordt Johannes om een goede reden met Elia vergeleken. Johannes kwam in “de geest en de kracht van Elia” omdat hij evenals Elia was geroepen om de mensen wakker te schudden (Lucas 1,17). Hij was een prediker met een duidelijke boodschap die er geen doekjes om wond: Bekeer u en bereid u voor op het koninkrijk! En als zij zich op dit koninkrijk wilden voorbereiden, moesten ze hun leven onder de loep nemen. Johannes wilde niet dat zij het heil dat Jezus hun kwam brengen zouden missen.
De hele Advent zal er van ons worden gevraagd dat we ons leven onder ogen zien. Maar vandaag herinnert God ons eraan dat onze voorbereidingen niet maar alleen te maken hebben met Jezus’ eerste komst. Ze zijn ook bedoeld voor zijn terugkeer in heerlijkheid. De blijde boodschap van dit komende kerstfeest vormt maar een flauwe afspiegeling van wat we in de toekomst zullen meemaken als we ons hart erop instellen. We kennen de dag of het uur niet waarop Jezus terugkomt, maar we kunnen ons best doen om “onbevlekt en onberispelijk te worden aangetroffen” (2 Petrus 3,14).
Hoe zou het zijn als u Jezus vandaag zou ontmoeten? Stel u Hem voor terwijl Hij met een intens liefdevolle blik naar u kijkt. Hij kan uw hele leven overzien tot op dit moment. Zijn er gedachten, ideeën of daden waar u spijt van hebt? Is er iets dat u helaas hebt nagelaten? En wat het belangrijkste is: kunt u de liefde aanvaarden die Hij op dit moment voor u heeft, ondanks uw verleden? Wees niet bang Hem alles te geven. In het licht van zijn volmaakte liefde kan Hij een compleet ander mens van u maken.
Gebed
Jezus, ik wil deze kerst met een zuiver hart voor U staan! Mag uw Geest me reinigen van alles wat me van U afhoudt. Heer, kom vlug! Amen.
Vrijdag in de tweede week van de advent
Eerste lezing uit de profeet Jesaja 48, 17-19
Zo spreekt de Heer, uw verlosser, Israëls Heilige: “Ik ben de Heer, uw God, die u voor uw bestwil wil leren, en u voeren over de weg die gij moet gaan! Als gij acht gegeven had op mijn geboden zou de voorspoed u reeds nu omspoeld hebben als een bergstroom, en zou uw welvaart zo uitgestrekt geweest zijn als de zee met zijn golven. Uw nageslacht zou talrijk geweest zijn als de zandkorrels, uw nakomelingen als het stof: hun naam zou bij Mij nooit uitgeveegd zijn, nooit uitgewist!”
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs 11, 16-19
In die tijd sprak Jezus tot de menigte: “Waarmee zal ik dit geslacht vergelijken? Het gelijkt op kinderen die op het marktplein zitten en de andere partij toeroepen: Wij hebben voor jullie op de fluit gespeeld en jullie hebt niet gedanst; wij hebben een treurlied gezongen en jullie hebt niet op je borst geklopt. Immers: Johannes komt, hij eet niet en drinkt niet, en ze zeggen: Hij is van de duivel bezeten! De Mensenzoon komt, Hij eet en drinkt wel, en ze zeggen: Kijk die gulzigaard en wijndrinker, die vriend van tollenaars en zondaars! Maar de wijsheid vindt haar rechtvaardiging in haar werken.”
Overweging
Waarmee zal Ik deze generatie vergelijken? (Matteüs 11,16)
Jezus had het vaak aan de stok met de Schriftgeleerden en farizeeën. Er waren er enkele die met een open hart naar Hem kwamen luisteren, maar de meesten van hen waren er constant op uit om het Jezus moeilijk te maken. Bijna elke gelegenheid grepen ze aan om met Hem in de clinch te gaan en constant beraamden ze plannen om zijn reputatie te schaden en Hem vast te zetten op theologisch vlak.
Wat was hun probleem? Je zou het een geestelijke tunnelvisie kunnen noemen. Ze hielden vreselijk veel van de Schriften, maar toen Jezus beweerde dat Hij degene was naar wie de Schrift verwees, konden ze dat niet accepteren. Ze zaten zo vast aan hun opvattingen en verwachtingen dat zelfs de wonderen die Jezus deed hen niet op andere gedachten konden brengen. Ze grepen elk excuus aan om maar van Hem af te komen: Hij was bezeten door een boze geest; Hij bemoeide zich te veel met prostituees en dronkaards; Hij hield zich niet aan de Sabbat.
Maar deze Joodse oudsten zijn niet de enigen met oogkleppen op. Tijdens onze geestelijke reis komen we allemaal zo af en toe voor de uitdaging te staan dat we onze verwachtingen moeten bijstellen en gebieden in ons leven onder ogen moeten zien die in strijd zijn met Gods Woord. We moeten allemaal het feit accepteren dat God niet altijd spreekt of handelt op de manier zoals wij dat gedacht hadden. En zo moet het ook zijn. Jezus heeft beloofd dat Hij alle dingen nieuw zou maken – en daar horen ook ons denken, ons hart en onze gedragspatronen bij (Apokalyps 21,3).
Neem dus vandaag wat tijd om rustig na te denken. Bied de Heer de gelegenheid u meer begrip bij te brengen voor wie Hij is. En geef Hem de kans uw ogen te openen voor de manier waarop Hij u ziet, nu en in de toekomst. Misschien wil Hij u laten zien dat u zich op bepaalde terreinen tegen Hem verzet. Laat Hij u tonen of u wellicht een verkeerd beeld hebt van Hem of van zijn roeping.
Het is goed om te weten dat wij in veel opzichten minder lijken op deze Schriftgeleerden en Farizeeën en meer op de apostelen van Jezus. Wij geloven immers al in Jezus. We houden al van Hem en willen Hem behagen. Mogelijk zijn er nog delen van ons hart die zich tegen Hem verzetten, maar dat was ook het geval met zijn volgelingen. En net als zij: hoe meer we Jezus en zijn wegen leren kennen, hoe meer we op Hem zullen gaan lijken. Deze Advent kan echt een tijd van genade en verandering worden voor ons allemaal!
Gebed
Heer, help me er meer gevoelig voor te worden wanneer U tot me spreekt. Dank U dat U alle dingen nieuw maakt, zelfs mij. Amen.
Zaterdag in de tweede week van de advent
Eerste lezing uit de profeet Sirach 48,1-4+9-11
Elia de profeet stond op als een vuur; zijn woord brandde als een fakkel; hij bracht hongersnood over het volk en in zijn ijveren voor de Heer maakte hij hen weinig in aantal. Door het woord van de Heer sloot hij de hemel toe en evenzo liet hij driemaal vuur neerdalen. Hoe roemrijk werdt gij, Elia, door uw wonderwerken: wie mag zich als gij beroemen? Gij die werdt opgenomen in een wervelstorm van vuur op een wagen met vurige paarden, van wie geschreven staat dat hij bestemd is voor de tijd waarop hij de toorn van God zal stillen vóórdat hij ontbrandt, het hart van de vaderen zal keren tot de zoon en de stammen van Jakob zal oprichten. Gelukkig zij, die u gezien hebben en in liefde zijn ontslapen.
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs 17, 10-13
Bij het afdalen van de berg stelden de leerlingen Hem de vraag: “Waarom zeggen de schriftgeleerden toch dat eerst Elia moet komen?” Hij gaf hun ten antwoord: “Inderdaad, Elia zal komen om alles te herstellen. Ik zeg u zelfs: Elia is reeds gekomen, maar zij hebben hem niet erkend, doch naar willekeur met hem gehandeld, zoals ook de Mensenzoon van hen te lijden zal hebben.” Nu begrepen de leerlingen dat hij hun over Johannes de Doper gesproken had.
Overweging
Toen stond Elia op, een profeet als een vuur, en zijn woord brandde als een fakkel. (Sirach 48,1)
Wat was de profeet Elia een moedig man! Het kan goed zijn dat we huiveren bij een aantal van de dingen die over hem gezegd worden in de Schrift, maar we ontkomen niet aan het feit dat hij de Heer volkomen toegewijd was en dat hij zijn leven volledig wijdde aan de prediking van Gods woord. Zo riep hij vuur van de hemel af om een offer te verteren, maar ook om zijn vijanden te verbranden. Ook veroorzaakte hij een droogte in Israël totdat het volk zijn dorst naar God erkende en smeekte om genade.
Op een dergelijke onverdroten manier preekte ook Johannes de Doper tegen onrecht, en ook hij bediende zich van dreigende taal. Terwijl hij de mensen aanspoorde zich te bekeren voordat het te laat was, waarschuwde hij: “De bijl ligt al aan de wortel van de bomen” (Matteüs 3,10).
Soms lijkt het erop dat deze profeten het alleen maar over hel en verdoemenis hebben, maar in werkelijkheid roepen ze op tot verzoening. God heeft hen geroepen en uitgezonden om een boodschap te verkondigen waarin de mensen opgeroepen worden naar Hem terug te keren en zich klaar te maken om in zijn Aanwezigheid binnen te treden. Zij drongen er bij de mensen van hun tijd – en over hun hoofden heen ook bij ons in deze tijd – op aan zich voor te bereiden op het indrukwekkende werk dat God in hun midden zou gaan doen. De profeten mogen dan bij tijden harde taal gesproken hebben, toch kwam het altijd voort uit een brandende hartstocht voor God en een al even vurig verlangen om hun landgenoten dichter bij Hem te zien komen.
Naarmate Kerstmis nadert is het goed wat extra tijd te nemen om na denken over het zuiverende vuur van Gods liefde waarover bijvoorbeeld de profeet Elia sprak. Is er iets wat je tegenhoudt om de uitdaging aan te gaan, om het vuur van Gods liefde zijn louterend werk te laten doen? Het is normaal om bang voor vuur te zijn. We weten allemaal hoe het voelt om je te branden – zowel lichamelijk als overdrachtelijk. Maar dit is goddelijk vuur. Dit is het vuur van heiligheid en liefde. Dit is het vuur dat reinigt en bevrijdt, het vuur dat zonde verbrandt maar de zondaar geneest. Je hoeft niet bang te zijn dat je te dichtbij komt. Je kunt het warm krijgen, maar je zult je niet branden!
Gebed
Heer, uw liefde is een verterend vuur. Steek dat vuur aan in mijn hart zodat ik bereid ben de deur van mijn hart wijd open te zetten en U te verwelkomen. Amen.
3e zondag van de Advent jaar B: Zondag Gaudete (verheugt u)
Eerste lezing uit de profeet Jesaja 61, 1-2a+10-11
De geest van de Heer God rust op Mij; Hij heeft Mij gezalfd om aan de armen de blijde boodschap te brengen. Hij heeft Mij gezonden om te genezen allen wier hart gebroken is, om de gevangenen vrijlating te melden, aan wie opgesloten is zijn vrijheid; om aan te kondigen het genadejaar van de Heer. Ik wil jubelen en juichen in de Heer, mijn ziel wil zich verheugen in mijn God, want Hij heeft Mij bekleed met het kleed des heils en Mij de mantel der gerechtigheid omgehangen, als een bruidegom die zich het hoofd feestelijk omhult of als een bruid die zich met haar sieraden tooit. Want zoals de aarde haar vruchten voortbrengt en zoals een tuin het zaad laat rijpen, zo laat de Heer de gerechtigheid ontluiken en zijn glorie voor het oog der volken.
Tweede lezing uit de Eerste brief aan de Christenen van Tessalonica 5, 16-24
Broeders en Zusters,
Weest altijd blij. Bidt zonder ophouden. Dankt God voor alles. Dit is het wat God van u verlangt in Christus Jezus. Blust de Geest niet uit: kleineert de profetische gaven niet, keurt alles, behoudt het goede. Houdt u verre van alle soort van kwaad. De God van de vrede, Hij moge u heiligen, geheel en al. Heel uw wezen: geest, ziel en lichaam moge ongerept bewaard zijn bij de komst van onze Heer Jezus Christus. Die u roept is getrouw: Hij zal zijn woord gestand doen.
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes 1, 6-8+19-28
Er trad een mens op, een gezondene van God; zijn naam was Johannes. Deze kwam tot getuigenis, om te getuigen van het Licht opdat allen door hem tot geloof zouden komen. Niet hij was het Licht, maar hij moest getuigen van het Licht. Dit dan is het getuigenis van Johannes, toen de Joden uit Jeruzalem priesters en levieten naar hem toezonden om hem te vragen: “Wie zijt gij” Daarop verklaarde hij zonder enig voorbehoud en met grote stelligheid: “Ik ben de Messias niet.” Zij vroegen hem: “Wat dan? Zijt gij Elia?” Hij zei: “Dat ben ik niet.” “Zij gij de profeet?” Hij antwoordde: “Neen.” Toen zeiden ze hem: “Wie zijt gij dan? Wij moeten toch een antwoord geven aan degenen die ons gestuurd hebben. Wat zegt gij over uzelf?” Hij sprak: “Ik ben, zoals de profeet Jesaja het uitdrukt, de stem van iemand die roept in de woestijn: maak de weg recht voor de Heer!” De afgezanten waren uit de kring van de Farizeeën. Zij vroegen hem: “Wat doopt gij dan als gij de Messias niet zijt, noch Elia, noch de profeet?” Johannes antwoordde hun: “Ik doop met water maar onder u staat Hij die gij niet kent, Hij die na mij komt, ik ben niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken.” Dit gebeurde te Betanië, aan de overkant van de Jordaan waar Johannes aan het dopen was.
Overweging
Hij kwam als getuige: hij moest getuigen van het licht (Johannes 1,7)
Allemaal hebben we op de tv wel eens een film gekeken waarin het ging over een rechtszaak. Een getuige wordt naar voren geroepen en die verklaart dat hij of zij “de waarheid, en niets dan de waarheid” zal spreken. Vandaag is het aan ons om te ontdekken wat ervoor nodig is om een betrouwbare getuige te zijn.
Voor de mensen die naar Johannes de Doper toe kwamen om zich door hem te laten dopen in de Jordaan was het geen vraag of Johannes de waarheid sprak. Hier stond een betrouwbare getuige, iemand die door velen als een profeet beschouwd werd – en misschien wel de Messias kon zijn! Maar in de evangelielezing van vandaag legt Johannes een andere verklaring af. Eerst getuigt hij van zichzelf dat hij niet de Messias is. En hij is ook niet Elia of “de Profeet” die Mozes had beloofd (Johannes 1,21). En verder getuigt hij van Jezus, “wiens schoenriem ik niet waard ben los te maken” (Johannes 1,27).
Johannes was weliswaar de eerste getuige van Jezus, maar vele anderen zijn hem gevolgd – en ook wij kunnen daar bij horen! Onze getuigenis is belangrijk. Het kan iemand er zelfs toe brengen Jezus te gaan volgen. We moeten altijd klaarstaan om onze getuigenis af te leggen zodra de gelegenheid zich voordoet. En het vergt geen grote inspanning om je daarop voor te bereiden!
Geef jezelf drie minuten de tijd, stel zo nodig een timer of een kookwekker in. Schrijf dan op hoe je Jezus in je eigen leven aan het werk hebt gezien, een of meerdere keren. Wees duidelijk en concreet: ik was toen in die situatie en dit ontbrak er aan mijn leven. Nu bevind ik me hier en zo ziet mijn leven er nu uit – en dat komt allemaal door Gods genade. Beperk het verhaal niet tot je eerste bekeringservaring. Vertel over enkele willekeurige momenten waarop je ervoer dat God tot je sprak en je leiding gaf.
Dergelijke verhalen laten zien dat het mogelijk is een levende en liefdevolle band met God te hebben. Wanneer je dit in de loop der tijd met anderen deelt dan kunnen de harten van die mensen veranderen. Net als Johannes de Doper kunnen ook wij “de weg recht maken” voor de Heer die zo in het leven van mensen kan binnenkomen (Johannes 1,23)!
Gebed
Jezus, ik wil een betrouwbare getuige zijn voor U! Geef me de juiste woorden in. Help me zo te leven dat mijn leven getuigt van uw licht binnen in mij. Amen.
Maandag in de derde week van de advent
Eerste lezing uit de profeet Numeri 24, 2-7+15-17a
Toen Bileam de ogen opsloeg en Israël stam bij stam gelegerd zag, kwam de geest van God over hem. Hij hief het volgende lied aan:
“Dit is het orakel van Bileam, zoon van Beor, het orakel van de man die geheimen mocht zien, het orakel van hem die God hoort spreken, die schouwt wat de Almachtige ontsluiert, en in extase openbaringen ontvangt. Hoe schoon zijn uw tenten, Jacob, hoe mooi uw woningen, Israël: als dalen liggen zij uitgespreid, als tuinen langs een rivier, als aloëbomen :door de Heer geplant, als ceders die staan aan het water; wat hij zaait wordt volop bevloeid. Zijn koning komt hoger dan Agag; zijn koningschap zal zich verheffen.”
Toen hief hij het volgende lied aan:
“Dit is het orakel van Bileam, zoon van Beor, het orakel van de man die geheimen mocht zien, het orakel van hem die God hoort spreken, die weet wat de Allerhoogste weet, die schouwt wat de Almachtige ontsluiert, en in extase openbaringen ontvangt. Ik zie hem, maar niet in het heden, ik aanschouw hem, maar niet van nabij; een ster komt op uit Jakob, een scepter rijst uit Israël.”
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs 21, 23-27
Op zekere dag ging Jezus naar de tempel en toen Hij daar aan het onderrichten was, kwamen de hogepriesters en de oudsten van het volk Hem de vraag stellen: “Welke bevoegdheid hebt Gij om dit alles te doen? En wie heeft U die bevoegdheid dan gegeven?” Jezus antwoordde hun: “Ik zal u ook een vraag stellen, en als gij Mij daar antwoord op geeft, zal Ik u op mijn beurt zeggen krachtens welke bevoegdheid Ik dit alles doe. Het doopsel van Johannes, waar was dat vandaan? Van de hemel of van de mensen?” Zij beraadslaagden onder elkaar: “Als wij zeggen: van de hemel, dan zal Hij tegen ons zeggen: Waarom hebt gij hem dan geen geloof geschonken? Als we zeggen: van de mensen, dan hebben wij het volk te vrezen, want iedereen houdt Johannes voor een profeet.” Ze gaven Jezus dus ten antwoord: “Wij weten het niet.” Toen zei Hij op zijn beurt tot hen: “Dan zeg Ik u evenmin krachtens welke bevoegdheid Ik zo handel.”
Overweging
Wie heeft u die bevoegdheid gegeven? (Matteüs 21,23)
Je hoort ze bijna stampvoeten, de oudsten en hogepriesters. Vertel het ons. Niet dat het antwoord ons echt wat kan schelen, maar we willen graag een manier vinden om van U af te komen. Jezus had juist zijn triomfantelijke intocht in Jeruzalem meegemaakt en de mensen hingen al weer aan zijn lippen, ze werden genezen en brachten Hem hulde. Een aantal van de religieuze leiders was daar bepaald niet gelukkig mee. Ze waren vastbesloten te bewijzen dat Jezus’ onderwijs niet deugde, zodat ze anderen ervan af konden houden in Hem te geloven.
Het is werkelijk een belachelijke vraag, maar toch waren Jezus’ vijanden zeker van zichzelf. Ze dachten dat Hij, menselijkerwijs, dom genoeg was om in de door hen opgezette val te lopen. Ze geloofden beslist niet dat Hij de uitverkoren Messias van God was. Ze konden het zich gewoon niet voorstellen dat deze alledaagse, rondtrekkende prediker de redding van Israël kon zijn.
Soms is het evangelie ook voor ons moeilijk te geloven, net zoals voor deze religieuze leiders. Zo is de Schrift er duidelijk over dat God alles van u afweet. Gelooft u dat? Dat kan een griezelige gedachte zijn, omdat we allemaal dingen hebben die verscholen zitten in donkere hoekjes van ons hart. Maar God houdt onvoorwaardelijk van u, wat u ook gedaan hebt of nagelaten. Hij houdt van u ondanks uw oordelen en vooroordelen. Hij houdt van u dwars door uw zwakheden en gebreken heen.
Uitgaande van zijn liefde weet God ook wat het beste voor u is – zelfs als u het niet met Hem eens bent. Gelooft u dat? Hij heeft het recht om uw leven richting te geven, wat uw verstand u ook zegt en ongeacht uw eigen verlangens of voornemens.
Het kan wel eens moeite kosten om het te geloven, maar God houdt echt van u. Hij wil echt het goede, ja zelfs het beste voor uw leven. Er is niks mis mee als we Hem zo af en toe de kritische vraag stellen: waarom overkomt me dit? Hoe moet ik reageren op de crisissituatie waarin ik verzeild geraakt ben? We moeten er echter wel voor zorgen dat we niet klinken als deze oudsten van Israël die op zich wel een oprechte vraag stelden … maar met onheuse motieven. Als we iets vragen met een oprecht hart dan zal God ons antwoorden. En zelfs meer dan dat: zijn antwoord zal ons troost geven!
Gebed
Vader, ik weet dat ik genezing en vergeving nodig heb, maar ik moet soms nog leren dat ik kan vertrouwen op uw liefde. Open mijn hart zodat ik meer op U kan vertrouwen. Amen.
Dinsdag in de derde week van de advent
Eerste lezing uit de profeet Sefanja 3, 1-2 + 9-13
Wee de weerspannige, bezoedelde, gewelddadige stad! Zij luistert naar geen vermaning, zij wil van geen onderrichting weten, zij vertrouwt niet op de Heer en nadert niet tot haar God. Ik zal aan de volken andere, reine lippen geven. Dan zullen zij allen de naam van de Heer aanroepen en eensgezind Hem dienen. Van over de rivieren van Ethiopië, waarheen zij verstrooid zijn, brengen zij Mij hun offers, degenen die Mij aanbidden. Dan wordt onder u geen misdaad tegen Mij meer begaan waarover gij u hebt te schamen, want Ik verwijder dan uit uw midden de hoogmoedige pronkers; op Mijn heilige berg zult gij u niet langer misdragen. Ik laat bij u alleen nog over een nederig, bescheiden volk, dat zijn toevlucht vindt bij de naam van de Heer: de rest van Israël. Zij bedrijven geen onrecht meer, zij vertellen niet langer leugens en in hun mond is geen arglistige tong meer te vinden. Zij zullen weiden en rustig neerliggen zonder dat hen nog iemand opschrikt.
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs 21, 28-32
In die tijd zei Jezus tot de hogepriesters en de oudsten van het volk: “Wat denkt ge van het volgende? Een man had twee zonen. Hij ging naar de eerste toe en zei: ‘Mijn zoon, ga vandaag werken in mijn wijngaard.’ ‘Goed Vader’, antwoordde deze, maar hij deed het niet. Toen ging hij naar de tweede en zei hetzelfde. Deze antwoordde: ‘Neen, ik wil niet’; maar later kreeg hij spijt en ging toch. Wie van de twee heeft nu de wil van de Vader gedaan?” Ze zeiden: “De laatste.” Toen zei Jezus hun: “Voorwaar, Ik zeg u: de tollenaars en ontuchtige vrouwen gaan eerder dan gij het rijk Gods binnen. Johannes kwam tot u en beoefende de gerechtigheid; toch hebt gij hem geen geloof geschonken, terwijl de tollenaars en de ontuchtige vrouwen hem wel geloof geschonken. Maar zelfs nadat ge dit had gezien, zijt ge toch niet tot inkeer gekomen en hebt ge hem geen geloof geschonken.”
Overweging
. . . tollenaars en hoeren gaan u voor naar het koninkrijk van God (Matteüs 21,31)
Er is een oud gezegde dat u misschien wel eens gehoord hebt: “Help uzelf, zo helpt u God”. De opperpriesters waren eropuit om God te behagen. Ze bestudeerden de wet en koesterden de gewijde geschiedenis van hun volk. Te doen wat goed was in Gods ogen kwam voor hen op de allereerste plaats. En ze zagen heel graag dat het volk al het mogelijke deed om “zichzelf te helpen” Gods koninkrijk binnen te gaan. Hoe kwam Jezus er dan bij om te zeggen dat zelfs publieke “zondaars” eerder het koninkrijk binnen zouden gaan dan zij?
Het enthousiasme van deze leiders om het goede te doen was omgeslagen in een soort van vertrouwen op hun eigen inspanningen. Ze pakten het niet dat Jezus hen opriep boven hun beperkte verwachtingen uit te stijgen. Jezus deed hun het aanbod dat ze God konden behagen door nederig te zijn en zich open te stellen voor Hem en zijn beloften. Dat werkte al zo bij “die zondaars”. Maar zelfs het getuigenis van hun veranderde levens kon de leiders er niet toe brengen Jezus te volgen. Deze oudsten waren vastbesloten zich te houden aan hun doe-het-zelf aanpak.
Als we proberen onszelf te veranderen enkel door eigen inspanningen dan lopen we de kans dat we het voor onszelf te moeilijk maken. Als we te sterk de nadruk leggen op onze eigen daden dan wordt het moeilijk om Gods genade te ontvangen als een gunst die ons om niet gegeven wordt.
Natuurlijk moeten we ons eigen aandeel leveren. We moeten de geboden naleven en anderen behandelen zoals we zelf behandeld willen worden. Maar God wil dat we leren gehoorzamen vanuit een houding van overgave. Hij wil dat we ons aan Hem leren overgeven, dat we ons door zijn genade laten vullen en versterken. Wanneer we leren ons op deze manier open te stellen voor zijn Geest dan zullen we merken dat we veranderd en geheiligd zijn.
Luister daarom vandaag naar Jezus’ oproep. Laat u door God veranderen en heiligen zodat u zijn liefde beter kunt beantwoorden. Geef Hem uw verlangen om Hem te behagen en sta toe dat Hij het vermenigvuldigt met zijn eigen goddelijke genade, indachtig de waarheid die luidt: de Heer helpt hen die erkennen dat ze Hem nodig hebben!
Gebed
Heer, ik wil uw oproep horen. U alleen kunt mijn leven zo veranderen dat het meer op U lijkt. Dank U dat U mij tot uw kind maakt. Amen.
Woensdag in de derde week van de advent
Eerste lezing uit de profeet Jesaja 45,6b-8+18+21b-25
Zo spreekt God de Heer: “Ik ben de Heer, en niemand anders! Ik boetseer het licht en Ik schep de duisternis, Ik maak de vrede en Ik sticht het onheil! Ik, de Heer, Ik bewerk dat alles! Dauwt hemelen, uit den hoge en laat de wolken gerechtigheid regenen! De aarde moet opengaan en het heil opschieten; de grond moet de gerechtigheid laten ontspruiten. Ik, de Heer, Ik heb het geschapen! Ja, zo spreekt de Heer, die de hemelen geschapen heeft, Hij, de God, die de aarde geboetseerd en gemaakt heeft en die haar in stand houdt, Hij, die haar niet heeft gemaakt om leeg te zijn, maar die haar heeft geboetseerd om bewoond te worden, Hij zegt: Ik ben de Heer, en niemand anders! Naast Mij is er geen God, geen rechtvaardige, geen reddende God. Keert u tot Mij om gered te worden, gij volken van alle landen der aarde, want Ik ben God, en niemand anders. Ik heb bij Mijzelf gezworen – en wat uit mijn mond komt is waarheid, is een onherroepelijk woord -: Iedere knie zal voor Mij buigen en iedere tong bij Mij zweren. Alleen bij de Heer, zal men zeggen, is zegepraal en kracht te vinden. Al degenen die tegen Hem opstonden zullen beschaamd voor Hem treden. Maar zegevierend en roemrijk door de Heer is heel het volk van Israël.”
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 7, 18b-23
In die tijd ontbood Johannes een tweetal van zijn leerlingen en stuurde ze naar de Heer om te vragen: “Zijt Gij de Komende, of hebben wij een ander te verwachten?”
Bij Jezus gekomen zeiden de mannen tot Hem: “Johannes de Doper heeft ons naar U gestuurd om te vragen: ‘zijt Gij de Komende, of hebben wij een ander te verwachten?’ ”
Op dat ogenblik genas Jezus veel mensen van ziekten, kwalen en boze geesten en Hij schonk een groot aantal blinden het gezicht terug. Hij gaf hun dit antwoord: “Gaat aan Johannes zeggen wat gij gezien en gehoord hebt: blinden zien en lammen lopen, melaatsen worden gereinigd en doven horen, doden staan op en aan armen wordt de Blijde Boodschap verkondigd. Gelukkig hij die aan Mij geen aanstoot neemt.”
Overweging
Bent U het die komen zou? (Lucas 7,19)
De wonderen en tekenen waar Israël als gevolg van Jezus’ openbare optreden mee te maken kreeg veroorzaakten een ongekende opschudding! Er gebeurde zo veel dat Johannes de Doper twee van zijn leerlingen naar Jezus stuurde om uit te vinden of “dit het nu was”. Vol verwachting maar ook wel vol spanning gingen deze twee leerlingen naar Jezus toe om met eigen ogen te zien wat Hij allemaal deed!
Eigenlijk is de Advent ook zo’n speciale tijd. Ons gevoel van spanning en verwachting vanwege Jezus’ terugkeer in heerlijkheid groeit naarmate we ons ervoor openstellen. Maar naast de hoop op redding in de toekomst, kunnen we ook heel enthousiast worden over de belofte van zijn komst in ons hart, elke keer wanneer we Hem ontmoeten in onze gebedstijd of bij de Eucharistie.
Sta er eens bij stil hoeveel sterker onze ervaring van zijn evangelie wordt als we, elke keer wanneer we bij Jezus komen, vragen stellen als: Wat wilt U vandaag in mijn leven doen, Jezus? Hoe zult U mijn gebeden beantwoorden? Welke nieuwe inzichten gaat U me vandaag geven? Hoe zal ik uw liefde, heerlijkheid of barmhartigheid deze keer ervaren? Dergelijke vragen klinken nogal inhalig, maar in feite brengen ze tot uitdrukking hoezeer we Jezus nodig hebben
Het beste wat je kunt doen is vandaag nog op zoek gaan naar dit versterkte gevoel van verwachting en spanning in je relatie met de Heer. Zoek Hem vandaag vol verlangen. Vraag Hem dat Hij u toont op welke verborgen manieren Hij bezig is in uw leven en in het leven van de mensen van wie u houdt. Steeds opnieuw vertellen de evangeliën ons hoe blij Jezus is als mensen naar Hem toekomen met een levendig en verwachtingsvol geloof. Vertrouw Hem. Hij is altijd goed en barmhartig. Laat Hem weten hoe u geniet van zijn gezelschap en de wonderen die Hij in u en om u heen doet. Wees niet bang om uit te kijken naar meer, en dat ook te verwachten! Jezus is buitengewoon royaal en Hij beschikt over een oneindige voorraad genade en zegeningen die Hij speciaal voor u gereserveerd heeft!
Gebed
Heer, ik kom vandaag naar U toe met blijdschap en spanning.
Vol verlangen zie ik ernaar uit hoe U vandaag uw wonderen in mijn leven bekend zult maken.
Ik geef me aan U over.
Kom en doe wat U wilt om mijn geloof in U te verdiepen. Amen.
Donderdag in de derde week van de advent
Eerste lezing uit de profeet Jesaja 54, 1-10
Zo spreekt de Heer: “Juich nu, onvruchtbare vrouw, gij die niet hebt gebaard! Breek in kreten van vreugde uit, gij die geen weeën gekend hebt! Want de verlaten vrouw heeft vele zonen, meer zonen dan zij die een man heeft. Maak de plaats voor uw tent nu ruimer, span wijder het doek van uw woning en wees niet karig, neem langer de lijnen, sla vaster de pinnen, want naar rechts en naar links breidt gij u uit. Uw nageslacht lijft andere volken in, verlaten steden gaan zij bewonen. Vrees niet, gij zult niet beschaamd staan, wees niet beschroomd, gij wordt niet te schande: gij zult de smaad van uw jeugd vergeten en aan de blaam van uw weduwschap niet meer herinnerd worden. Hij die u schiep… Hij is uw Bruidegom, Hij is uw Schepper; Zijn naam is: Heer der hemelse machten; Hij wordt genoemd: Uw Verlosser, Israëls Heilige, God van geheel de aarde! Een verlaten, zielsbedroefde vrouw zijt gij, maar de Heer roept u weer bij uw naam, want – zo zegt uw God – kan iemand de geliefde van zijn jeugd wel verstoten? In een plotselinge opwelling heb Ik u in de steek gelaten maar met grote barmhartigheid zoek Ik u weer op. In een vlaag van toorn heb Ik een ogenblik mijn aangezicht van u afgewend. Maar – zo spreekt de Heer, uw Verlosser – met een eeuwige liefde ontferm Ik Mij weer over u; zoals Ik ten tijde van Noach gezworen heb dat de wateren de aarde nooit meer zouden bedekken, zo zweer Ik nu nooit meer vertoornd op u te zijn en u nooit meer te bedreigen. Want de bergen mogen wankelen, de heuvels schudden, maar mijn trouw jegens u zal niet wankelen, en mijn Verbond van liefde niet breken, – zegt de Heer die u barmhartig is.”
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 7, 24-30
Toen de afgezanten van Johannes vertrokken waren begon Jezus tot de menigte te spreken over Johannes: “Waar zijt gij in de woestijn naar gaan zien? Naar een riethalm door de wind bewogen? Waar zijt gij dan wel naar gaan zien? Naar iemand in verfijnde kleding? Die prachtig gekleed gaan en in weelde leven zijn te vinden in paleizen. Wat zijt ge dan gaan zien? Een profeet? Inderdaad, zeg Ik u, zelfs meer dan een profeet! Hij is het over wie geschreven staat: Zie, Ik zend mijn bode voor u uit die de weg voor uw komst zal bereiden. Ik zeg u: Onder wie uit vrouwen geboren zijn is niemand groter dan Johannes. Niettemin is de kleinste in het Rijk Gods groter dan hij. Het was het gewone volk dat naar hem luisterde; zelfs de tollenaars erkenden Gods beschikking door zich te laten dopen met het doopsel van Johannes. Maar de Farizeeën en wetgeleerden hebben, wat hen betreft, het plan van God verijdeld door zich niet door hem te laten dopen.”
Overweging
Waarom bent u naar de woestijn gegaan? (Lucas 7,24)
Met deze woorden prikkelde Jezus de religieuze leiders die kwaad spraken van Johannes de Doper. Kennelijk had zijn ascetische levensstijl hun afkeer opgewekt. Maar dezelfde leiders mopperden dat Jezus at en dronk met belastingpachters en zondaars. Het lijkt erop dat niets wat deze twee mannen Gods deden goed genoeg was. De een was te vergeestelijkt en de ander was in hun ogen maar een vrijgevochten type.
Wat was er hier fout? Deze godsdienstige leiders stelden zulke hoge eisen aan vroomheid dat ze alles wat hun nauwe grenzen te buiten ging streng veroordeelden. Hun verwachtingen stonden vast en ze lieten totaal geen ruimte voor de vrijheid van de Heilige Geest.
Deze passage brengt ons ertoe dat we onszelf één belangrijke vraag stellen: Hoe star ben ik? Het antwoord op die vraag kunnen we vinden door ons geestelijke leven tegen het licht te houden: geniet ik dezelfde vrijheid die Johannes en Jezus kenden – de vrijheid om te leven zoals Jezus me leidt, de vrijheid om te reageren op zijn Geest op een manier die strookt met mijn persoonlijkheid en die in overeenstemming is met de roeping die ik ervaar? Vergeet niet: sommige mensen worden geroepen tot bezinning, anderen tot uitbundigheid. Sommigen worden geroepen hun leven in te zetten voor de armen, anderen om te werken aan verandering in de samenleving. Sommigen hebben een speciale devotie voor de rozenkrans en anderen voor charismatisch gebed. De enige vraag die belangrijk is, is de vraag of ieder Jezus liefheeft, zijn geboden onderhoudt en het koninkrijk van God probeert op te bouwen.
Evenals bij Jezus en Johannes zien we ook bij heiligen bijzondere karaktertrekken die passen bij hun roeping: Filippus Neri was joviaal en trok gemakkelijk mensen aan om volgeling van Christus te worden, terwijl Hiëronymus, een briljante maar irritante man, beter geschikt was voor het eenzamere werk van de geleerde. Franciscus Xaverius’ passie en eerzucht voerden hem rond de wereld als missionaris, terwijl de kinderlijke geest van Theresia van Lisieux het juist haar mogelijk maakte de liefde van de Vader te verstaan en door te geven. Teresa van Avila, wilskrachtig, wijs en geestig, was een hervormster en vruchtbaar schrijfster, terwijl de populaire Pater Pio als een begaafd biechtvader zijn bekwaamheid om te luisteren en zijn intuïtie inzette.
Laten we dus ons best doen God en anderen lief te hebben en te dienen. Laten we proberen uit te vinden waartoe God ons roept.
Gebed
Vader, ik ben blij met de vrijheid die ik bezit als Uw kind.
Ik vertrouw op U en wil U volgen, overal waar U me brengt! Amen.
17 december in de advent
Eerste lezing uit het boek Genesis 49, 1a-2+8-10
In die dagen ontbood Jakob zijn zonen en sprak: “Komt nu bijeen en luister, zonen van Jakob, luistert naar Israel, jullie vader. Juda, jou prijzen je broers; jouw hand drukt de nek van je vijanden neer, voor jou staan de zoons van je vader gebogen. De welp van een leeuw is Juda; met roof ben je opwaarts gekomen, mijn zoon! Hij vlijt zich neer, hij ligt als een leeuw, als de koning der dieren; wie waagt hem te wekken? Van Juda zal de scepter niet wijken, de staf niet verdwijnen tussen zijn voeten, totdat hij verschijnt die hem voeren mag; hem zijn de volken gehoorzaam.”
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs 1, 1-17
Geslachtslijst van Jezus Christus, zoon van David, zoon van Abraham.
Abraham was de vader van Isaak, Isaak van Jakob, Jakob van Juda en zijn broers; Juda was de vader van Peres en Zerach, die uit Tamar geboren werden; Peres was de vader van Chesron, Chesron van Aram, Aram van Amminadab, Amminadab van Nachson, Nachson van Salmon, Salmon van Boaz, die uit Rachab geboren werd; Boaz was de vader van Obed, geboren uit Ruth; Obed was de vader van Isai en Isai van David, de koning. David was de vader van Salomo, die geboren werd uit de vrouw van Uria; Salomo was de vader van Rechabeam, Rechabeam van Abia, Abia van Asa, Asa van Josafat, Josafat van Joram, Joram van Uzzia, Uzzia van Jotam, Jotam van Achaz, Achaz van Hizkia, Hizkia van Manasse, Manasse van Amon, Amon van Josia, Josia van Jechonja en zijn broers in de tijd van de Babylonische ballingschap. Na de Babylonische ballingschap werd Jechonja de vader van Sealtiel, Sealtiel van Zerubbabel, Zerubbabel van Abiud, Abiud van Eljakim, Eljakim van Azor, Azor van Sadok, Sadok van Achim, Achim van Eliud, Eliud van Eleazar van Mattan, Mattan van Jakob. Jakob nu was de vader van Jozef, de man van Maria, en uit haar werd geboren Jezus die Christus genoemd wordt. In het geheel zijn er van Abraham tot David veertien geslachten, van David tot de Babylonische ballingschap ook veertien geslachten en van de Babylonische ballingschap tot de Christus eveneens veertien geslachten.
Overweging
Geslachtslijst van Jezus Christus (Matteüs 1,1)
De geslachtsregisters in de Bijbel zijn voor de meeste mensen niet bijzonder boeiend. Voor velen is het niet meer dan een lijstje namen uit de oudheid waar wij verder weinig mee kunnen. Maar let eens op de namen die Matteüs hier noemt. Allereerst Abraham, de grote aartsvader van Israël. Dan valt de naam op van Boaz, wiens oog viel op een jonge vrouw met de naam Ruth, die op zijn akker koren verzamelde: hij trouwde met haar en werd zo de grootvader van koning David. En dan heb je ook nog de zoon van David, Salomo, beroemd om zijn grote wijsheid. Als je dit geslachtsregister dus goed bestudeert dan ga je in feite een groot deel van de bijbelse geschiedenis beter begrijpen.
Het meest opvallende van dit geslachtsregister is de rode draad die al die grote namen met elkaar verbindt. Abraham, David, Salomo, Jozef – ze maken allemaal deel uit van een plan dat de eeuwen omspant en dat zijn hoogtepunt bereikte met de geboorte van Jezus Christus, het centrale punt van de hele mensengeschiedenis waar alles samenkomt. In alle kronkels van die verschillende levens zat geen toeval. Geen zonde, geen schandaal, geen tegenslag kon Gods grootse ontwerp doen stoppen. Alles werkte mee zodat op een nacht, in de heuvels van Judea, de eeuwige Zoon van God als mens geboren werd uit een maagd.
Maar het verhaal eindigt niet met de geboorte van Jezus. Dit geslachtsregister loopt door tot de dag van vandaag – tot aan uw voordeur! Toen God tegen Abraham zei dat zijn nakomelingen talrijker zouden zijn dan de sterren aan de hemel, dacht Hij ook aan u. Toen Hij David beloofde dat een van zijn nakomelingen een eeuwige troon zou erven, toen had Hij ook u al in gedachten als een van de burgers van dat koninkrijk! God heeft u naar deze bepaalde plaats en tijd gebracht met een bedoeling. Hij werkt nog steeds aan zijn plannen voor u en Hij gaat daar mee door tot aan het moment dat u bij Hem in de hemel zult zijn!
Sla dit Schriftgedeelte dus niet over – ook niet als het u moeite kost om al die namen uit te spreken! Jezus’ stamboom kan u helpen de grote schoonheid van Gods plan te gaan zien. Door het lezen van deze verzen kunt u meer gevoel krijgen voor uw eigen waarde als deel van Jezus’ stamboom! Kijk vandaag als onderdeel van uw gebed eens in de spiegel en zeg: “Ik ben een kind van Abraham, een kind van Mozes en een kind van David. Ik ben een van die sterren waarvan God beloofd heeft dat ze zouden schijnen als getuigen van zijn heerlijkheid.”
Gebed
Vader, wat zijn Uw plannen ontzagwekkend!
Ik verheug me over Uw grote heilsplan.
Laat me zien, Heer, hoe ik in dat plan pas.
18 december in de advent
Eerste lezing uit de profeet Jeremia 23, 5-8
“Geloof Mij, de tijd komt – zo spreekt de Heer – dat Ik een wettige afstammeling van David doe opstaan. Hij zal met bekwaamheid regeren en het land rechtvaardig en eerlijk besturen. Dan wordt Juda bevrijd, leeft Israël veilig. Dit is de naam die men hem geeft: God de Heer, onze gerechtigheid. Eens komt de tijd – zo spreekt de Heer – dat men niet meer zegt: Zowaar God leeft, die de Israëlieten uit Egypte heeft geleid, maar: Zowaar God leeft, die de nakomelingen van Israël heeft teruggebracht uit het noorden, uit alle landen waarheen Hij hen had verdreven. Op hun eigen grond zullen zij weer wonen.”
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs 1, 18-24
De geboorte van Jezus Christus vond plaats op deze wijze: Toen zijn moeder Maria verloofd was met Jozef bleek zij, voordat zij gingen samenwonen, zwanger van de heilige Geest. Omdat Jozef, haar man, rechtschapen was en haar niet in opspraak wilde brengen, dacht hij er over in stilte van haar te scheiden. Terwijl hij dit overwoog, verscheen hem in een droom een engel van de Heer die tot hem sprak: “Jozef, zoon van David, wees niet bevreesd Maria, uw vrouw, tot u te nemen; het kind in haar schoot is van de heilige Geest. Zij zal een zoon ter wereld brengen die gij Jezus moet noemen, want Hij zal zijn volk redden uit hun zonden.” Dit alles is geschied, opdat vervuld zou worden wat de Heer gesproken heeft door de profeet, die zegt: “Zie, de maagd zal zwanger worden en een zoon ter wereld brengen, en men zal Hem de naam Immanuel geven.” Dat is in vertaling: God met ons. Ontwaakt uit de slaap deed Jozef zoals de engel van de Heer hem bevolen had en nam zijn vrouw tot zich.
Overweging
Ontwaakt uit de slaap deed Jozef zoals de engel van de Heer hem bevolen had (Matteüs 1,24)
Denk u eens in hoezeer Jozef in de war geweest zal zijn toen hij erachter kwam dat Maria zwanger was! Hij zat danig met zichzelf in de knoop … enerzijds wilde hij haar niet tot vrouw nemen maar hij wilde haar ook niet openlijk aanklagen wegens overspel. Maar God kwam tussenbeide en via een engel liet Hij Jozef weten dat hij niet bang moest zijn om Maria tot vrouw te nemen, aangezien God bezig was een goddelijk plan in haar uit te werken. Net als Maria bij de aankondiging, werd ook Jozef uitgenodigd deel uit te maken van Gods verrassende reddingsplan.
Matteüs vermeldt geen enkel van de woorden die Jozef gaf als antwoord op de engel. Het enige wat we zien is zijn eenvoudige gehoorzaamheid. Door te besluiten Maria bij zich in huis te nemen, laat hij eenzelfde mate van geloof zien als Maria toen ze tegen de engel zei: “laat met mij gebeuren wat u gezegd hebt” (Lucas 1,38).
Jozef aanvaardde de verantwoordelijkheid om het kind een naam te geven (Matteüs 1,21; 25), een daad waardoor hij de wettige vader van Jezus werd. Hoewel Hij was ontvangen van de Heilige Geest en geboren uit een maagd, was Jezus het kind van Jozef. Deze nederige, gelovige timmerman aanvaardde ten volle zijn rol als voogd en leermeester, vader en gids van de eeuwige Zoon van God.
Over een week is het al Kerstmis. Dan zullen we onze ogen richten op het goddelijk kind en zijn heilige moeder. We horen verhalen over engelenkoren, verbaasde herders en wijzen uit een ver land. Maar laten we, te midden van de wondere schoonheid van deze verhalen, niet zomaar voorbij gaan aan degene die het allemaal mogelijk maakte. Zonder Jozef zou Maria een verstotene geweest zijn en zou Jezus niet het recht gehad hebben als een rabbi te kunnen optreden. Zonder Jozef zouden de Maagd en haar kind bedreigd zijn, blootgesteld aan laster en kritiek. En het belangrijkste: zonder Jozef had Maria’s kind een o zo belangrijk beeld van zijn hemelse Vader moeten missen – een beeld van loyaliteit, rechtvaardigheid, trouw en liefde.
We hebben zoveel te danken aan de H. Jozef! Laten we doen als Jezus en deze rechtvaardige man aanvaarden als onze eigen voogd, beschermer, vaderfiguur, leermeester en toonbeeld van heiligheid. Het is een goede keuze om ons te spiegelen aan zijn voorbeeld en hem te vragen om zijn bemiddeling. Hij, die onze Verlosser heeft gevormd, kan ook bijdragen aan onze vorming!
Gebed
Dank U, Jezus, voor het getuigenis van de H. Jozef.
Maak me door Uw Geest even trouw en net zo vol vertrouwen als hij!
19 december in de advent
Eerste lezing uit het boek Rechters 13, 2-7+24-25a
In die tijd woonde er in Sora een Daniet die Manoach heette. Zijn vrouw was onvruchtbaar en had nooit kinderen gekregen. De engel van de Heer verscheen aan die vrouw en zei: “Gij zijt altijd onvruchtbaar geweest en hebt nooit een kind gekregen, maar nu zult gij zwanger worden en een zoon ter wereld brengen. Zorgt dat gij geen wijn of sterke drank drinkt en niets eet dat onrein is. Gij zult zwanger worden en een zoon ter wereld brengen. Over het hoofd van de jongen mag geen scheermes gaan, omdat hij vanaf de schoot van zijn moeder aan God is gewijd. De bevrijding van Israël uit de macht van de Filistijnen zal met hem beginnen.” De vrouw ging dit aan haar man vertellen en zei: “Er is een man Gods bij mij geweest; hij zag er buitengewoon indrukwekkend uit, als een engel van God. Ik heb hem niet durven vragen waar hij vandaan kwam, en hij heeft mij zijn naam niet genoemd. Hij zei tegen mij: Gij zult zwanger worden en een zoon ter wereld brengen. Van nu af moogt gij geen wijn of sterke drank drinken en niets eten dat onrein maakt; want de jongen zal aan God gewijd zijn vanaf de schoot van zijn moeder tot aan zijn dood.” De vrouw bracht een zoon ter wereld en noemde hem Simson. De jongen groeide op en de Heer zegende hem. En de geest des Heren bewoog hem voor het eerst.
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 1, 5-25
In de dagen van Herodes, koning van Judea, leefde er een priester Zacharias geheten, die behoorde tot de klasse van Abia. Hij had een vrouw uit de dochters van Aäron en haar naam was Elisabeth. Beiden waren rechtvaardig in Gods ogen en leefden onberispelijk volgens alle geboden en voorschriften van de Heer. Zij hadden geen kinderen, want Elisabeth was onvruchtbaar en beiden waren al op gevorderde leeftijd. Toen Zacharias voor God als priester mocht optreden omdat zijn klasse de beurt had, geschiedde het, dat hij, zoals onder de priesters gebruikelijk was, door het lot werd aangewezen om de tempel des Heren binnen te gaan en het wierookoffer op te dragen. Het gehele volk stond op het uur van het wierookoffer buiten te bidden.
Er verscheen hem een engel des Heren, staande aan de rechterkant van het wierookaltaar. Toen Zacharias hem zag, ontstelde hij en werd door vrees bevangen. Maar de engel sprak tot hem: “Vrees niet Zacharias, want uw bede is verhoord; uw vrouw Elisabeth zal u een zoon schenken, die gij Johannes moet noemen. Ge zult verheugd zijn en het uitjubelen en vele mensen zullen zich over zijn geboorte verblijden. Hij zal groot zijn in de ogen van de Heer; wijn of sterke drank zal hij niet drinken, en nog in de schoot van zijn moeder zal hij met de heilige Geest vervuld worden. Vele zonen van Israël zal hij terugbrengen tot de Heer, hun God. Hij zal voor Hem uitgaan met de geest en de kracht van Elia om de gezindheid van de vaderen te doen terugkeren in de kinderen en de ongehoorzamen te brengen tot de gesteltenis van de rechtvaardigen en zo voor de Heer een welbereid volk te vormen.”
Maar Zacharias zei tot de engel: “Hoe kan ik dat weten? Ik ben oud en ook mijn vrouw is reeds op jaren.” De engel antwoordde hem: “Ik ben Gabriël die voor Gods aangezicht staat, en ik ben gezonden om tot u te spreken en u deze blijde boodschap aan te kondigen. Zie, gij zult zwijgen en niet in staat zijn te spreken tot de dag waarop dat zal gebeuren, omdat ge mijn woorden niet geloofd hebt; deze zullen echter op hun tijd in vervulling gaan.”
Intussen stond het volk op Zacharias te wachten en ze verwonderden zich dat hij zo lang in het heiligdom bleef. Toen hij naar buiten kwam, was hij niet bij machte tot hen te spreken en zij begrepen, dat hij in het heiligdom een verschijning gezien had. Maar omdat hij stom bleef, kon hij slechts tegen hen gebaren.
Toen de tijd van zijn tempeldienst om was, ging hij naar huis terug en enige tijd later werd zijn vrouw, Elisabeth, zwanger. Zij hield zich vijf maanden lang verborgen en daarna sprak zij: “Dit heeft de Heer voor mij gedaan toen het Hem behaagd had mijn schande bij de mensen weg te nemen.”
Overweging
Vrees niet Zacharias, want uw bede is verhoord (Lucas 1,13).
Albert Einstein heeft eens gezegd: “Je kunt leven alsof niets een wonder is, en je kunt ook leven alsof alles een wonder is.” Het lijkt wel of Zacharias op de eerste manier begon en op de tweede eindigde.
In de evangelielezing van vandaag wordt Zacharias geprezen, tezamen met zijn vrouw Elisabet: “Beiden waren rechtvaardig in Gods ogen en leidden een onberispelijk leven, geheel volgens de geboden en voorschriften van de Heer” (Lucas 1,6). Toch spot Zacharias: “Wie? Wij? Wij zijn een oud stel, op het punt om met pensioen te gaan. U maakt een grapje!” Terwijl Elisabet “vervuld werd met de Heilige Geest” en Maria onmiddellijk herkende als de moeder van de Heiland (Lucas 1,41-45), ligt er over Zacharias’ geest, die beheerst wordt door menselijk redeneren, nog een schaduw van ongeloof. Hij staat in een eerbiedwaardige rij van bijbelse “twijfelaars” waaronder de apostelen Tomas en Saulus van Tarsus, en ook Abrahams vrouw Sara, die lachte om haar eigen late moederschap. Maar God schrijft hen niet af vanwege hun gebrek aan geloof. Hij gebruikt hun verhalen voor onze opbouw en tot zijn eigen heerlijkheid!
Ten slotte getuigt Zacharias van het feit dat God niet alleen vergeeft maar ook beloont. In dit geval schenkt Hij inzicht, geloof en een heilig nageslacht. Zacharias’ langdurige stilzwijgen wordt uiteindelijk tot een zegen: hij heeft ruim de gelegenheid om over de Schrift na te denken en zich te bezinnen op de beloften van Gods “heilige profeten uit vroeger tijden” die in vervulling gaan. Zodra hij zijn zoon een naam geeft, wordt Zacharias “vervuld met de Heilige Geest” en door die Geest bewogen verheugt hij zich over “de innige barmhartigheid van onze God” (Lucas 1,78).
Wat een geruststelling dat de twijfels die wij in het verleden gekend hebben en ons onvermogen om God te vertrouwen niets afdoen aan zijn wens om ons te zegenen! Net zoals God zijn genade over Zacharias heeft uitgestort, zo zal Hij ook ons zijn gunst bewijzen. Onze Vader is in feite voortdurend bezig ons om te vormen tot vertrouwende, gelovige leerlingen – en Hij weet zeker dat we zo ver kunnen komen.
God heeft een heerlijk plan voor u, net als Hij had voor Zacharias en zijn gezin. En meer nog, Hij verlangt ernaar u zijn plan te tonen. Richt daarom in uw gebed vandaag uw ogen op uw hemelse Vader. Stel u voor dat Hij liefdevol en meelevend naar u glimlacht. En beoefen dan het biddende stilzwijgen van Zacharias – niet als een straf maar opdat u in uw hart Gods stem mag horen en zijn liefde voelen.
Gebed
Vader, spreek tot mij nu ik in stilte mijn hart voor U open.
20 december in de advent
Eerste lezing uit de profeet Jesaja 7, 10-14
In die dagen sprak Jesaja tot Achaz: “Vraag de Heer, uw God, om een teken, hetzij hoog aan de hemel of diep in de hel.” Maar Achaz antwoordde: “Ik vraag niet om een teken; ik wil de Heer niet op de proef stellen.” En Jesaja sprak: “Luister dan, Huis van David, is het u niet genoeg mensen te ergeren, dat gij ook mijn God tot ergernis wilt zijn? Daarom geeft de Heer u ook ongevraagd een teken: Zie de jonge vrouw zal ontvangen en een zoon ter wereld brengen, en zij zal hem noemen ‘Immanuel’, God-met-ons.”
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 1, 26-38
Toen Elisabeth zes maanden zwanger was werd de engel Gabriël van Godswege gezonden naar een stad in Galilea, Nazaret, tot een maagd die verloofd was met een man die Jozef heette, uit het huis van David; de naam van de maagd was Maria. Hij trad bij haar binnen en sprak: “Verheug u, Begenadigde, de Heer is met u!” Zij schrok van dat woord en vroeg zich af, wat die groet toch wel kon betekenen. Maar de engel zei tot haar: “Vrees niet Maria, want gij hebt genade gevonden bij God. Zie, gij zult zwanger worden en een zoon ter wereld brengen, die gij de naam Jezus moet geven. Hij zal groot zijn en Zoon van de Allerhoogste genoemd worden. God de Heer zal Hem de troon van zijn vader David schenken en Hij zal in eeuwigheid koning zijn over het huis van Jakob en aan zijn koningschap zal nooit een einde komen.” Maria echter sprak tot de engel: “Hoe zal dit geschieden, daar ik geen gemeenschap heb met een man?” Hierop gaf de engel haar ten antwoord: “De heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom ook zal wat ter wereld wordt gebracht heilig genoemd worden, Zoon van God. Weet, dat zelfs Elisabeth, uw bloedverwante, in haar ouderdom een zoon heeft ontvangen en, ofschoon zij onvruchtbaar heette, is zij nu in haar zesde maand; want voor God is niets onmogelijk.” Nu zei Maria: “Zie de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord.” En de engel ging van haar heen.
Overweging
Maar Achaz antwoordde: “Ik vraag niet om een teken; ik wil de Heer niet op de proef stellen.” (Jesaja 7,12)
Ook wij kunnen, net als koning Achaz, besluiten dat het niet gepast is God om een teken te vragen. God heeft de zaken in zijn Woord al zo duidelijk gemaakt, dat het zou lijken op een gebrek aan vertrouwen als we Hem nogmaals om een teken zouden vragen. Of het kan zijn dat we menen dat God vast geen belang stelt in de details van ons dagelijks leven of dat Hij niet genoeg om ons geeft om zich op een persoonlijke manier aan ons te vertonen.
Toch kan een teken van God nu juist datgene zijn wat we nodig hebben om verder te komen op de weg naar een grotere geestelijke volwassenheid. Aan het begin van die weg heeft God er plezier in antwoord te geven op wat bekend staat als ‘het gebed van de zoeker’: “God, als U echt bestaat, wil ik U kennen. Toon Uzelf aan mij op een manier die ik kan herkennen.” Dit is een goede manier om te bidden voor onze geliefden die God momenteel niet accepteren.
Zij die zich al aan de Heer hebben toegewijd, aarzelen vaak bij een tweesprong op hun weg. We kunnen makkelijk kiezen als het erom gaat een keuze te maken tussen iets wat kennelijk goed en iets anders wat vreselijk fout is: het is duidelijk dat ik eerst tot tien moet tellen en niet moet ontploffen tegenover mijn opstandige tiener! Maar vaker hebben we de keuze uit twee goede alternatieven. God vertrouwt ons toe dat we een goede beslissing nemen en Hij belooft dat Hij met ons meegaat op beide wegen. Maar voordat we beslissen willen we graag weten wat Hij denkt dat echt het beste voor ons is. In zo’n situatie kan het goed zijn God om een teken te vragen.
Dat teken kan allerlei vormen aannemen. Soms is het een gesproken woord dat naklinkt in ons hart. Soms is het iets in de natuur, bijvoorbeeld een roos die bloeit wanneer het er niet de tijd voor is. Of we kunnen de Bijbel opslaan en de Geest vragen ons naar een speciale passage te leiden. Iemand die erover denkt van baan te veranderen, kan stuiten op Genesis 12: God die Abraham oproept zijn vaderland te verlaten, of Paulus in 1 Korintiërs 7,26: “Het is voor een mens goed te blijven wat hij is” (Nieuwe Bijbelvertaling).
God werkt niet als een goochelaar. Als u het gevoel hebt dat Hij u in een bepaalde richting leidt, controleer het dan op diverse manieren. Verzeker u ervan dat het overeenstemt met de Schrift en met onze katholieke traditie. Vraag vertrouwde raadslieden om advies. Wacht tot u er vrede mee hebt dat dit Gods woord voor u is. En ga dan vol vertrouwen verder en laat God aan het werk gaan!
Gebed
Vader, ik wil heel graag Uw wil doen.
Maak me duidelijk wat Uw weg is.
4e zondag van de Advent jaar B
Eerste lezing uit het Tweede boek Samuel 7, 1-5+8b-11+16
Toen Koning David zijn intrek had genomen in zijn paleis en de Heer gezorgd had dat al zijn vijanden, in heel de omtrek, hem met rust lieten, zei hij tot de profeet Natan: “Nu moet u eens zien! Zelf woon ik in een paleis van cederhout en de ark van God staat onder tentdoek!” Natan zei tot de koning: “Doe gerust wat u van plan bent; de Heer staat u bij.”
Maar diezelfde nacht nog werd het woord van de Heer gericht tot Natan: “Zeg aan mijn dienaar David: zo spreekt de Heer: Gij wilt voor Mij een huis bouwen en Mij daarin laten wonen? Zo spreekt de Heer van de hemelse machten: Ik heb u uit de steppe gehaald, achter de schapen vandaan, om vorst te zijn over mijn volk Israël. Op al uw tochten heb Ik u bijgestaan, al uw vijanden heb Ik vernietigd, uw naam heb Ik groot gemaakt als die van de groten der aarde. Ik heb mijn volk Israël een gebied gegeven en het daar geplant om er te wonen, zonder nog opgeschrikt of verdrukt te worden door booswichten, zoals vroeger, in de tijd dat Ik over Israël, mijn volk, rechters had aangesteld. Ik heb gezorgd dat al uw vijanden u met rust laten. De Heer kondigt u aan dat Hij een huis voor u zal oprichten. Zo zal uw huis en uw koninklijke macht altijd stand houden; uw troon staat vast voor eeuwig.”
Tweede lezing uit de brief aan de Romeinen 16, 25-27
Broeders en zusters,
Aan Hem die bij machte is u te bevestigen in het evangelie van Jezus Christus dat ik verkondig – volgens de openbaring van het geheim dat eeuwenlang verzwegen bleef maar dat nu is onthuld, en dat krachtens de opdracht van de eeuwige God aan de hand van profetische geschriften aan alle heidenvolken is bekend gemaakt om hen te brengen tot de gehoorzaamheid van het geloof – aan Hem, de enige, alwijze God zij de heerlijkheid door Jezus Christus in de eeuwen der eeuwen! Amen.
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 1, 26-38
Toen Elisabeth zes maanden zwanger was werd de engel Gabriël van Godswege gezonden naar een stad in Galilea, Nazaret, tot een maagd die verloofd was met een man die Jozef heette, uit het huis van David; de naam van de maagd was Maria. Hij trad bij haar binnen en sprak: “Verheug u, Begenadigde, de Heer is met u!” Zij schrok van dat woord en vroeg zich af, wat die groet toch wel kon betekenen. Maar de engel zei tot haar: “Vrees niet Maria, want gij hebt genade gevonden bij God. Zie, gij zult zwanger worden en een zoon ter wereld brengen, die gij de naam Jezus moet geven. Hij zal groot zijn en Zoon van de Allerhoogste genoemd worden. God de Heer zal Hem de troon van zijn vader David schenken en Hij zal in eeuwigheid koning zijn over het huis van Jakob en aan zijn koningschap zal nooit een einde komen.” Maria echter sprak tot de engel: “Hoe zal dit geschieden, daar ik geen gemeenschap heb met een man?” Hierop gaf de engel haar ten antwoord: “De heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom ook zal wat ter wereld wordt gebracht heilig genoemd worden, Zoon van God. Weet, dat zelfs Elisabeth, uw bloedverwante, in haar ouderdom een zoon heeft ontvangen en, ofschoon zij onvruchtbaar heette, is zij nu in haar zesde maand; want voor God is niets onmogelijk.” Nu zei Maria: “Zie de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord.” En de engel ging van haar heen.
Overweging
Verheug u, begenadigde (Lucas 1,28)
Oog in oog met de machtige engel Gabriël was Maria “geheel in verwarring” (Lucas 1,29). Gabriël maakte haar Gods plan bekend, dat ze zwanger zou worden door de heilige Geest en een zoon zou baren. En dat die zoon de troon van David zou erven en voor altijd zou regeren. En Maria was, ondanks het feit dat ze niet op alle vragen een antwoord had, in staat om te zeggen: “laat met mij gebeuren wat u gezegd hebt” (Lucas 1,38).
Het zijn zulke simpele woorden, zo vol geloof, dat het ons zou kunnen ontgaan wat er allemaal achter schuil gaat. Door “ja” te zeggen tegen de engel zei Maria ook “nee” tegen allerlei andere dingen. Ze sloot de deur naar een ander leven dat ongetwijfeld hele andere charmes zou kennen: een leven van stille contemplatie, buiten de schijnwerpers, omringd door vrienden en familie, een leven van alledaags genieten en van alledaagse zorgen. Door het uitspreken van een paar woordjes liet ze al haar dromen varen om in plaats daarvan Gods dromen te aanvaarden.
Bij het lezen van deze passage kun je versteld staan over Maria’s geloof – en je kunt tegelijkertijd beschaamd staan over je eigen gebrek aan geloof. Maar het is belangrijk erop te letten dat Gabriël, toen hij Maria begroette, haar aansprak als begenadigde, niet als gelovige. Maria’s “ja” tot God was het gevolg van de genade die God haar had gegeven, en niet van haar eigen wilskracht en sterke persoonlijkheid.
Dit is een cruciaal punt voor ieder van ons. Want als het erop aankomt, is geloof niet iets wat we uit onszelf kunnen ontwikkelen. Het is een cadeau dat we krijgen van een genadige, vrijgevige God. Het is een genade die Hij in ons uitstort, een levenskrachtig zaadje dat erop wacht in de voedingsbodem van ons hart te vallen. We kunnen wel denken dat we een zwak geloof hebben, maar de waarheid is dat God ons al het geloof gegeven heeft dat we ooit nodig zullen hebben. We moeten alleen leren hoe we met dit grote cadeau moeten omgaan.
Dus wat denkt u? Kunt u vandaag “ja” tegen God zeggen? Ja, dat kunt u. Gods genade staat er garant voor!
Gebed
Vader, dank U voor het cadeau van het geloof. U kennen is de grootste vreugde in mijn leven. Amen.
21 december in de advent
Eerste lezing uit het Hooglied 2, 8-14
Hoor, daar is mijn geliefde! Kijk, daar komt hij aan, over de heuvels snelt hij voort. Mijn geliefde is als een gazel, hij lijkt wel het jong van een hert. Daar staat hij achter de muur van ons huis. Hij ziet door het raam en kijkt door de tralies naar binnen. Nu roept mijn geliefde en zegt tegen mij: Sta op, mijn liefste, kom toch, mijn schoonste. Kijk maar, de winter is voorbij, de regen is voorgoed verdwenen. Kijk, op het veld staan weer bloemen; de tijd om te zingen breekt aan; de roep van de tortel klinkt over het land. De vijgenboom draagt zijn eerste vruchten al, en wat ruikt de bloeiende wijnstok heerlijk! Sta op, mijn liefste, kom toch, mijn schoonste! Mijn duif, die u verscholen hebt in de kloven van het gesteente, in de holten van de rotsen, laat mij uw gezicht zien, laat mij uw stem horen, want uw stem is zo mooi, uw gezicht zo lieftallig!
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 1, 39-45
In die dagen reisde Maria met spoed naar het bergland, naar een stad in Judea. Zij ging het huis van Zacharias binnen en groette Elisabeth. Zodra Elisabeth de groet van Maria hoorde, sprong het kind op in haar schoot; Elisabeth werd vervuld met de heilige Geest en riep met luider stemme uit: “Gij zijt gezegend onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot. Waaraan heb ik het te danken, dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt? Zie, zodra de klank van uw groet mijn oor bereikte, sprong het kind van vreugde op in mijn schoot. Zalig zij die geloofd heeft, dat tot vervulling zal komen wat haar vanwege de Heer gezegd is.”
Overweging
Ja, om Hem is ons hart verheugd. (Psalm 33,21)
Het is u vast wel eens opgevallen waartoe mensen bereid zijn als ze iets heel graag willen hebben of als ze een bepaalde gebeurtenis heel graag willen meemaken. We zien beelden op het nieuws van mensen die de hele nacht op straat staan of liggen te wachten voor een winkel om maar als eerste naar binnen te kunnen, alleen maar om een nieuw mobieltje te kopen of om kaartjes te bemachtigen voor de première van een nieuwe film of voor een concert, voordat ze uitverkocht zijn.
God zij dank dat zoiets niet nodig is om zijn genade te bemachtigen! Goed, er zijn heel veel verhalen over heiligen die nachtenlang baden. Maar dat was niet omdat ze op zoek waren naar Gods tegenwoordigheid, het was omdat ze die al genoten. Ze wisten maar al te goed dat Gods genade nooit opraakt, ze wilden alleen zoveel mogelijk ontvangen om des te meer weg te kunnen geven.
Overal in de Bijbel blijkt duidelijk dat mensenlevens veranderen wanneer zij in Gods tegenwoordigheid zijn. In het Hooglied staat dat Gods liefde diep doordringt in ons hart en ons zo vervult als geen enkele andere liefde kan doen. En in de Psalmen komen we op allerlei plaatsen tegen dat mensen Gods lof bezingen en zijn grote daden verkondigen, allemaal gebaseerd op hun eigen ervaringen met de Heer en op die van het volk. En toen Maria – zwanger van Jezus – aankwam bij het huis van Elisabet werd haar nicht overweldigd door eerbied en blijdschap. Zelfs het ongeboren kind van Elisabet, Johannes, sprong van vreugde op. Steeds weer zien we hoe levens veranderen als ze in Gods tegenwoordigheid zijn.
Ook vandaag geeft Jezus ons het geschenk van zijn aanwezigheid. Je hoeft niet achter aan te sluiten in een lange rij van wachtenden in de hoop een glimp van Hem op te vangen voordat Hij verdwijnt. Je hoeft je niet in te stellen op één momentje van zijn kostbare tijd of aandacht. Hij wacht al op u, kijkt naar u uit. Het doet er zelfs niet toe langs welke weg u bij Hem komt. U kunt Hem vinden als u danst op lofprijzingsmuziek of als u traditionele kerkliederen zingt, als u neerknielt in een kapel of als u neerligt op de vloer van uw woonkamer. U kunt Hem op een andere manier ervaren dan uw buurman of -vrouw, of zelfs uw echtgenoot. Maar dat doet er niet toe. Het enige wat ertoe doet is dat Jezus vlak bij u is, in afwachting om door u te worden gevonden!
Er is geen betere plek dan in de tegenwoordigheid te zijn van Jezus, uw Verlosser en Vriend!
Gebed
Heer Jezus, dank U dat U me roept om bij U te zijn.
Dank U voor het voorrecht om elke dag met U te mogen wandelen!
22 december in de advent
Eerste lezing uit het Eerste boek van Samuel 1, 24-28
In die dagen nam Hanna Samuel mee, met een driejarige stier, een efa meel en een zak wijn. Zij bracht de jongen, zo klein als hij was, naar de tempel van de Heer in Silo. Zij slachtten de stier en brachten de jongen naar Eli. Daarbij zei Hanna: “Met uw verlof, mijn heer, zo waar u leeft, mijn heer, ik ben de vrouw die hier gestaan heeft om tot Jahwe te bidden, in uw tegenwoordigheid. Om deze jongen heb ik gebeden en de Heer heeft mij gegeven wat ik van Hem heb afgesmeekt. Daarom sta ik hem aan de Heer af. Zolang hij leeft, blijft hij de Heer afgestaan.” En zij bogen zich daar voor God de Heer neer.
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 1, 46-56
Bij haar bezoek aan Elisabeth sprak Maria: “Mijn hart prijst hoog de Heer,van vreugde juicht mijn geest om God mijn redder: daar Hij welwillend neerzag op de kleinheid zijner dienstmaagd. En zie, van heden af prijst elk geslacht mij zalig omdat Hij die machtig is aan mij zijn wonderwerken deed, en heilig is zijn Naam. Barmhartig is Hij van geslacht tot geslacht voor hen die Hem vrezen. Hij toont de kracht van zijn arm; slaat trotsen van hart uiteen. Heersers ontneemt Hij hun troon, maar Hij verheft de geringen. Die hongeren overlaadt Hij met gaven, en rijken zendt Hij heen met lege handen. Zijn dienaar Israël heeft Hij zich aangetrokken, gedachtig zijn barmhartigheid voor eeuwig jegens Abraham en zijn geslacht, gelijk Hij had gezegd tot onze vaderen.”
Nadat Maria ongeveer drie maanden bij haar gebleven was, keerde zij naar huis terug.
Overweging
Mijn hart prijst hoog de Heer (Lucas 1,46).
Wat moet Maria een ontroering gekend hebben als ze dacht aan het nieuwe leven dat in haar groeide! Ze verheugde zich in God haar Heiland en erkende alle heerlijke dingen die Hij voor haar had gedaan – en in de toekomst nog voor haar zou doen. Maria proefde de liefde van God in haar hart, en die liefde stroomde over in een loflied dat ook vandaag de dag nog de kracht heeft ons tot aanbidding te bewegen.
Sta eens even stil bij het enorme belang van Maria’s ‘ja-woord’ tegen de engel. Hierdoor is onze verlossing – en de verlossing van miljarden anderen – tot stand gekomen. Door het ‘ja-woord’ van deze ene jonge vrouw gingen de sluizen van de hemel open waardoor de hele mensheid Gods liefde kon ontvangen en met zijn barmhartigheid vervuld worden. Hemel en aarde verheugden zich op dat moment, en ze blijven zich verheugen, want nog vandaag oogsten wij de vruchten van haar eenvoudige ‘ja’.
Omdat Maria de historische verhalen van haar volk goed kende, kon ze bevatten dat God alleen maar het goede met hen voorhad. Ze begreep dat Hij zijn heilsplan volvoerde via mannen en vrouwen die Hij speciaal had uitgekozen. Hoe verbaasd ze ook geweest mag zijn dat God haar uitkoos, toch wist ze dat ze Hem helemaal kon vertrouwen. En zo aanvaardde Maria in gelovige overgave, in ootmoed en waarschijnlijk ook met wat zorg over de toekomst Gods wonderbaarlijke plan voor haar.
Maria’s ‘ja’ was van grote betekenis voor de wereld, maar onderschat niet het belang van het ‘ja-woord’ dat u elke dag aan God kunt geven. Net zoals het met Maria gebeurde, kan dit ene simpele woordje voor u de hemel openen. Deze dagen voor Kerstmis bieden ons een speciale gelegenheid om Jezus in ons hart welkom te heten en door zijn aanwezigheid omgevormd te worden tot andere mensen. Maar dit is ook een tijd waarin wij Christus in deze wereld binnen kunnen brengen door het getuigenis van ons leven en door onze gebeden van lof en dank.
Waar wacht u dan nog op? Uw Vader roept. Zeg ‘ja’ tegen Hem en zie wat er dan gebeurt.
Gebed
Jezus, ik wil vandaag ‘ja’ tegen U zeggen. Ik wil mijn hart openen om de kracht van Uw Heilige Geest te ontvangen. Help me te vertrouwen, zoals Maria deed, dat U al Uw beloften aan mij zult waarmaken.
23 december in de advent
Eerste lezing uit Maleachi 3, 1-4 + 23-24
Zo spreekt de Heer God: “Ik zend mijn gezant voor Mij uit om voor Mij de weg te banen. En aanstonds treedt dan de Heer zijn heiligdom binnen, de Heer die gij zoekt, de engel van het verbond, naar wie gij verlangend uitziet. Let op, Hij komt, zegt de Heer der legerscharen. Maar wie kan de dag van zijn komst verdragen? Wie zal er staande blijven wanneer Hij verschijnt? Want Hij is als het vuur van de smelter, als het loog van de blekers. Hij zet zich neer om het zilver te smelten en te zuiveren, om de levieten te zuiveren en hen, als goud en zilver, te louteren,zodat zij de Heer weer op de vereiste wijze offergaven kunnen brengen. Dan zal het offer van Juda en Jeruzalem de Heer weer behagen, zoals in het verleden, in de voorbije jaren. Zie, Ik zal u de profeet Elia zenden voordat de grote en verschrikkelijke dag van de Heer komt. Hij zal het hart van de vaders voor de kinderen winnen en het hart van de kinderen voor de vaders; zo niet, dan kom Ik het land met de banvloek slaan.”
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 1, 57-66
Voor Elisabeth brak het ogenblik aan, dat zij moeder werd; zij schonk het leven aan een zoon. Toen de buren en de familie hoorden, hoe groot de barmhartigheid was die de Heer aan haar had betoond, deelden zij in haar vreugde.
Op de achtste dag kwam men het kind besnijden en ze wilden het naar zijn vader Zacharias noemen. Maar zijn moeder zei daarop: “Neen, het moet Johannes heten.” Zij antwoordden haar: “Maar er is in uw familie niemand die zo heet.” Met gebaren vroegen zij toen aan zijn vader, hoe hij het wilde noemen. Deze vroeg een schrijftafeltje en schreef er op: “Johannes zal hij heten.” Ze stonden allen verbaasd. Onmiddellijk daarop werd zijn mond geopend, zijn tong losgemaakt en verkondigde hij Gods lof. Ontzag vervulde alle omwonenden en in heel het bergland van Judea werd al het gebeurde rondverteld. Ieder die het hoorde, dacht er over na en vroeg zich af: “Wat zal er worden van dit kind?” Want de hand des Heren was met hem.
Overweging
Hij vroeg om een schrijftafeltje en schreef daarop: “Zijn naam is Johannes.” (Lucas 1,63)
Stel je voor: Elisabeth staat bij de put en haalt water omhoog. Zacharias is bezig zich aan te kleden. Omdat hij niet kan praten, kan hij niet roepen: “Elisabet, waar is mijn andere sandaal?” Negen maanden lang moest hij alles wat hij wilde zeggen opschrijven of met gebaren aangeven. Als hij tegen zijn vrouw wilde praten – bijvoorbeeld over wat de engel in de tempel gezegd had, of hoe het kind moest heten – moest hij het opschrijven en het haar onder ogen brengen om het te laten lezen.
Zacharias was een vroom man, maar toch maakte hij in het begin een fout. De engel sprak tot hem en zijn geloof was gewoonweg niet sterk genoeg om het te winnen van de twijfel. Het stilzwijgen dat de engel hem daarna oplegde heeft het misschien moeilijker voor hem gemaakt, maar Gods plan leed er niet onder. In feite leerde Zacharias ervan – en Elisabeth leerde met hem mee. Die negen maanden werden een soort retraite voor hen, een tijd van nadenken en inniger gebed. Samen leerden ze Gods wegen kennen. Samen lieten zij zich door de Heer voorbereiden op de volgende stap in hun leven.
Dat is ook de manier waarop God met ons omgaat. Hij verwacht niet dat we volmaakt zijn of altijd alles goed doen. Hij weet dat we fouten zullen maken en Hem soms verkeerd begrijpen of aan Hem twijfelen. Tenslotte zijn zijn wegen even hoog boven de onze verheven als de hemel is boven de aarde (Jesaja 55,9). Het goede nieuws is dat, hoe anders zijn wegen ook zijn, Hij ze ons wil leren. En zelfs als we dingen verkeerd doen, kan Hij de situatie gebruiken om ons tot een dieper geloof te brengen, net zoals Hij deed met Zacharias.
God wil van deze speciale Adventstijd gebruik maken om ons geloof in Hem te verdiepen. Zacharias twijfelde, maar in de volgende negen maanden veranderde zijn leven en werd zijn geloof verdiept. Hij had in eerste instantie dan wel verkeerd gereageerd op de engel, maar later sprak hij met grote blijdschap en overtuigingskracht tot zijn dorpsgenoten. En daarvoor heeft God hem royaal beloond.
Net als Zacharias zijn wij mensen met weinig geloof. Laten we daarom tegen de Heer zeggen dat we vaster willen geloven. Laten we Hem vragen onze twijfels weg te nemen.
Gebed
Vader, uw plannen zijn altijd voor ons bestwil. Onderwijs me en geef me een hart om U vandaag zonder angst te volgen. Amen.
24 december in de advent
Eerste lezing uit het Tweede boek van de profeet Samuel, 7, 1-5+8b-12+14a+16
Toen Koning David zijn intrek had genomen in zijn paleis en de Heer gezorgd had dat al zijn vijanden, in heel de omtrek, hem met rust lieten, zei hij tot de profeet Natan: “Nu moet u eens zien! Zelf woon ik in een paleis van cederhout en de ark van God staat onder tentdoek!” Natan zei tot de koning: “Doe gerust wat u van plan bent; de Heer staat u bij.”
Maar diezelfde nacht nog werd het woord van de Heer gericht tot Natan: “Zeg aan mijn dienaar David: Zo spreekt de Heer: Gij wilt voor Mij een huis bouwen en Mij daarin laten wonen?” Zo spreekt de Heer van de hemelse machten: “Ik heb u uit de steppe gehaald, achter de schapen vandaan, om vorst te zijn over mij volk Israël. Op al uw tochten heb Ik u bijgestaan, al uw vijanden heb Ik vernietigd, uw naam heb Ik groot gemaakt als die van de groten der aarde. Ik heb mijn volk Israël een gebied gegeven en het daar geplant om er te wonen, zonder nog opgeschrikt of verdrukt te worden door booswichten, zoals vroeger, in de tijd dat Ik over Israël, mijn volk, rechters had aangesteld. Ik heb gezorgd dat al uw vijanden u met rust laten. De Heer kondigt u aan dat Hij een huis voor u zal oprichten. Als uw dagen voleind zijn en gij bij uw vaderen rust, zal Ik de nazaat die gij verwekt hoog verheffen en zijn koninklijke macht in stand houden. Ik zal voor hem een vader zijn, en hij Mij een zoon. Zo zullen uw huis en uw koninklijke macht bestendig zijn voor altijd; uw troon staat vast voor eeuwig.”
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 1, 67-79
In die dagen werd Zacharias, de vader van Johannes, vervuld met de heilige Geest en hij sprak in profetische woorden: “Geprezen zij de Heer, de God van Israël: want Hij heeft zijn volk bezocht en het verlost. Een reddende kracht heeft Hij ons verwekt, in het huis van David zijn dienaar, zoals Hij van oudsher had voorzegd bij monde van zijn heilige profeten, ons te redden uit de macht van onze vijanden en uit de hand van allen die ons haten. Zo toont Hij zijn barmhartigheid aan onze vaderen en is zijn heilig verbond indachtig de eed die Hij gezworen heeft aan onze vader Abraham, ons te geven om uit de hand van vijanden bevrijd Hem zonder vrees te dienen in vroomheid en gerechtigheid al onze dagen voor zijn aanschijn. En gij, kind, zult profeet genoemd worden van de Allerhoogste, want gij zult voor de Heer uitgaan om zijn wegen te bereiden, om zijn volk de boodschap van verlossing te brengen, door de vergeving van hun zonden, dank zij de innige barmhartigheid van onze God, waarmee Hij uit de hemel op ons zal neerzien, de Opgaande Zon, die verschijnt aan hen die in het duister en de schaduw van de dood gezeten zijn, om onze voeten te richten op de weg van vrede.”
Overweging
De Heer kondigt u aan dat Hij een huis voor u zal oprichten (2 Samuël 7,11)
Koning David was dankbaar voor Gods zegen en bescherming. Hij had een prachtige paleis, maar toen hij daarnaar keek bekroop hem een schuldgevoel, want “de ark van God staat onder tentdoek!” Daarop besloot hij ook voor God een huis te bouwen (2 Samuël 7,1-2). Maar: een gebouw optrekken om de grote en eeuwige God in onder te brengen – wat dacht David wel? Hij had het hart op de juiste plaats, maar waar zat zijn verstand? Door de profeet Natan antwoordde God dat Hij een huis voor David zou bouwen, een machtige natie waar God kon wonen als Vader tussen de nakomelingen van David (7,11-12+14).
God is vandaag nog steeds bezig met het bouwen van een huis. Hij wil een huis bouwen in elk van onze harten waar Jezus kan wonen, een schuilplaats waar we veilig zullen zijn voor de stormen van het leven, een vreedzame haven en een plek van wijsheid. In dit huis – beloofde Jezus – zullen we nooit alleen zijn: “Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord ter harte nemen; dan zal mijn Vader hem liefhebben en zullen We bij hem ons verblijf gaan houden” (Johannes 14,23). Verbazingwekkend! God woont in ons. We hoeven Jezus niet te gaan zoeken, omdat Hij – de eeuwige Zoon van God – altijd bij ons is, voor altijd woont in ons hart.
Dit is een dag vol blijde verwachting. De hele schepping wacht in stil verlangen op de dag van de Menswording, waarop het eeuwige Woord een sprong neemt om vanuit de hemel onder ons zijn intrek te nemen (Wijsheid 18,14-15).
Dit is natuurlijk een heel drukke dag waarop we allerlei voorbereidingen moeten treffen, maar toch is het goed er tijd voor in te ruimen om u even op een rustige plaats terug te trekken met de Heer in het “huis van God”, in uw hart. Laat zijn beloften doordringen in uw geest, laat u erdoor verfrissen en hoop geven voor het komende jaar. Laat Hem doorgaan die tempel te bouwen, die woonplaats in uw hart. Luister naar zijn stem wanneer Hij woorden spreekt vol liefde en medeleven en Hij u speciaal op deze kerstavond aanwijzingen geeft. En het belangrijkste: verheug u! God is trouw geweest aan zijn beloften. Hij is waarlijk Immanuel, God-met-ons. Hij zal zijn woonplaats nooit in de steek laten!
Gebed
Heer, ik ben verbaasd dat U in mijn hart wilt wonen!
Geef dat ik nooit zal vergeten dat U altijd bij me bent,
klaar om te zegenen, te onderwijzen, te leren, te genezen en te leiden.
Hoe heerlijk bent U!
O-antifonen
Vanaf 17 december wordt in de Vespers bij de lofzang van Maria de zogenaamde O-antifoon gezongen, zo genoemd naar het eerste woord van deze antifonen.
De O-antifonen worden voor het eerst genoemd in de 6e eeuw na Christus, en in de 8e eeuw waren ze in Rome algemeen in gebruik in liturgische vieringen. Deze verzen, ook wel de “Grote Antifonen” genoemd, worden gereciteerd tijdens de Vespers, één per avond, tussen 17 en 23 december. Elke antifoon is gebaseerd op een andere titel voor Jezus uit het Oude Testament — titels zoals Emmanuel, Sleutel van David, Dageraad en Wijsheid. Bij elkaar genomen zoals in dit lied, verwoorden deze titels het verlangen van de Israëlieten naar de Messias, evenals ons eigen verlangen naar de komst van Jezus — zowel met Kerstmis als bij de wederkomst.
Het overheersende thema van de O-antifonen is er een van hoop en van het wachten op Jezus’ komst. Ze helpen ons de ogen te openen voor wie Jezus is, door de verschillende titels van de Messias te belichten. Ze zeggen ons dat Jezus zowel God als mens is. Ze zeggen ons dat Hij de macht heeft in de hemel en op aarde. Ze zeggen ons dat Hij de wijsheid van God is, en het verlangen van ieder mensenhart.
En ten slotte besluit elke antifoon met een smeekbede dat Jezus, wanneer Hij komt, een krachtig werk in ons leven zal doen. Zo vraagt de eerste antifoon Jezus om te komen en ons “de weg naar het heil” te laten zien. De tweede antifoon vraagt Jezus: “strek uw machtige hand uit om ons te bevrijden”. We vragen Jezus dus niet alleen om te komen, maar ook om ons verder te leiden in de vrijheid die Hij voor ons heeft gewonnen toen Hij voor het eerst kwam, tweeduizend jaar geleden.
17 december: | O WIJSHEID, Gij zijt voortgekomen uit de mond van de Allerhoogste en doordringt alles met milde kracht, kom nu, wijs ons uw wegen | Jesaja 11,2-3; Wijsheid 8,1; Spreuken 9,1 |
18 december: | O ADONAI, Heer van Israël’s huis, Gij zijt aan Mozes verschenen in het brandend braambos en hebt hem de wet gegeven op de Sinaï; kom nu, bevrijd ons met sterke hand. | Exodus 3,1-8; Exodus 20,1-20; Deuteronomium 26,5-9 |
19 december: | O WORTEL VAN JESSE, Gij zijt het teken waar de volken op hebben gewacht; voor U staan koningen sprakeloos en werpen hun onderdanen zich biddend neer: kom nu, bevrijd ons, wacht niet langer. | Jesaja 11,1-4; Jesaja 45,23; Jesaja 52,13; Lucas 1,32-33 |
20 december: | O SLEUTEL VAN DAVID en Scepter van Israël’s huis, wat Gij opent zal niemand meer sluiten; wat Gij sluit zal niemand meer openen; kom nu en bevrijd ons, gevangenen, uit de duisternis en de schaduw van de dood. | Jesaja 22,22; Jesaja 42,6-7; Lucas 4,17-19 |
21 december: | O DAGERAAD, Afglans van het eeuwig licht en Zon van gerechtigheid; kom nu met uw licht tot hen die in duisternis leven, in de schaduw van de dood. | Maleachi 3,20; Jesaja 9,1; Psalm 107,14 |
22 december: | O KONING VAN DE VOLKEREN, zo lang verwacht, Gij zijt de hoeksteen waarop alles rust; kom nu, red de mens die Gij uit aarde hebt gevormd. | Jesaja 28,16; Genesis 2,7; Matteus 21,42; 1 Petrus 2,4-5 |
23 december: | O EMMANUEL, Koning en Wetgever, lang verwachte Redder van de volkeren, kom nu, red ons, Heer onze God. | Jesaja 7,14; Maleachi 3,1; Matteus 1,21-23 |
Hymnen
Ochtendhymne
Hoor hoe een heldere stem weerklinkt,
het is met slaap en droom gedaan,
het is de tijd om op te staan,
zie hoe de ster van Jezus blinkt.
Het hart dat aards en donker is,
aanschouwt het licht waarop het wacht.
Een nieuwe ster staat in de nacht
en overwint de duisternis.
Het is een Lam dat komt en lijdt,
om niet ons alle schuld vergeeft.
Ons hart dat van verlangen beeft,
bidt Hem om zijn barmhartigheid.
Opdat Hij, als Hij komen zal
in ’t lichten van de jongste dag,
ons zijn genade schenken mag,
ons opheft uit de diepe val.
Lof, eer en heerlijkheid en kracht
zij Vader, Zoon en Geest gewijd;
van nu af tot in eeuwigheid
zij onze hulde hun gebracht.
Avondhymne
Gij die der sterren schepper zijt,
met eeuwig licht uw kinderen leidt,
o Christus die de mensen redt,
hoor naar ons innig smeekgebed.
Gij ziet in uw erbarmen groot
de wereld zinken in de dood,
en komt te hulp nu zij verkwijnt
en geeft U zelf als medicijn
De wereld zinkt in avond neer,
Gij treedt als bruidegom, o Heer,
te voorschijn uit de schoot der Maagd,
de zuivere Moeder die U draagt.
Voor uw immense majesteit,
buigt alle knie zich wijd en zijd,
buigt aarde en hemle zich ter neer
en dient U op Uw wenken, Heer.
O Rechter die het oordeel spreekt,
o heilige, ons harte smeekt
dat Gij ons voor de pijlen hoedt
waarmee de vijand rondom woedt.
U, koning Christus, onze Heer,
zij met de Vader lof en eer,
en met de Geest, die troost en leidt,
van eeuwigheid tot eeuwigheid.
Adventsliederen
Rorate Caeli
Ne irascaris Domine, ne ultra memineris iniquitatis: ecce civitas Sancti facta est deserta, Sion deserta facta est: Ierusalem desolata est: domus sanctificationis tuac et gloriae tuae, ubi laudaverunt te patres nostri | Wees niet vertoornd, Heer, gedenkt niet langer onze zonden: zie de stad van de Heilige is verwoest, Sion ligt in puin. Jeruzalem is ontredderd: Uw heilige en luisterrijke stad, waar onze vaderen U lof hebben gezongen. |
Rorate caeli desuper, et nubes pluant iustum. | Dauwt, hemelen, van boven, en wolken, regent de Rechtvaardige. |
Peccavimus, et facti sumus tamquam immundus nos, et cecidimus quasi folium universi; et iniquitates nostrae quasi ventus abstulerunt nos: abscondisti faciem tuam a nobis, et allisisti nos in manu iniquitatis nostrae. | Wij hebben gezondigd, en zijn geworden als een onreine; daarom zijn wij allen als een blad, dat valt; onze zonden sleuren ons mee als de wind; Gij hebt uw gelaat voor ons verborgen, en ons neergeworpen in de macht van onze zonden. |
Rorate caeli desuper, et nubes pluant iustum. | Dauwt, hemelen, van boven, en wolken, regent de Rechtvaardige. |
Vide, Domini, afflictionem populi tui, et mitte quem missurus es, emitte Agnum dominatorem terrae, de Petra deserti montem filiae Sion: ut auferat ipse iugum captivatis nostrae. | Heer, zie neer op de ellende van uw volk, en zend die Gij beloofd hebt: zend het Lam, dat de aarde beheerst, uit Petra in de woestijn naar de berg van Sions dochter: opdat Hij het juk van onze zonde wegneme. |
Rorate caeli desuper, et nubes pluant iustum. | Dauwt, hemelen, van boven, en wolken, regent de Rechtvaardige |
Consolamini, consolamini, popule meus: cito veniet salus tua:. quare moerore consumeris, quia innovavit te dolor? Salvabo te, noli timere: ego enim sum Dominus Deus, tuus, Sanctus Israel, Redemptor tuus. | Troost u, troost u, mijn volk: weldra komt uw heil: waarom wordt gij verteerd van smart? Waarom grijpt steeds weer nieuwe droefheid u aan? Ik zal u verlossen, wil niet vrezen: Ik ben immers de Heer, uw God, de Heilige van Israël, uw Verlosser. |
Rorate caeli desuper, et nubes pluant iustum. | Dauwt, hemelen, van boven, en wolken, regent de Rechtvaardige. |
Alma redemptoris mater
Verheven Moeder van de Verlosser,
die de open deur des hemels blijft
en de sterre der zee,
snel het volk te hulp,
dat valt en poogt op te staan.
Gij die tot verbazing der natuur
uw heilige Schepper hebt gebaard,
Maagd tevoren en daarna,
die uit de mond van Gabriël
het Ave hebt vernomen,
ontferm u over de zondaars.
Het wees gegroet
Ik groet u vol genade,
sprak d’engel Gabriël,
de bron van uw genade
is God, Emmanuel.
Want onder alle vrouwen
zijt gij gebenedijd;
gelukkig die aanschouwen
in dank uw heerlijkheid.
En meer nog zij gezegend
de vrucht van uwe schoot;
door Hem zijn wij genezen
van een volkomen dood.
Gods Moeder, wil ons horen:
bid dat wij zondaars groot
voor God niet gaan verloren
in ’t uur van onze dood.
O heiland, open wijd de poort
O Heiland, open wijd de poort
en daal omlaag, Gods eeuwig Woord,
die aller mensen redder zijt,
zo lang voorzegd, zo lang verbeid.
Besproei ons hart, zo dor en droog,
met dauw en regen van omhoog.
Gij zijt het zacht, ootmoedig Lam,
Gij zijt de Leeuw uit Juda’s stam.
O morgenstond, zo lang verbeid,
O zon van algerechtigheid,
de dag breekt aan, de nacht is om:
wij wachten, kom, Heer Jezus, kom.
Nu daagt het in het oosten
Nu daagt het in het oosten,
het licht schijnt overal:
Hij komt de volken troosten,
die eeuwig heersen zal.
De duisternis gaat wijken
van d’eeuwenlange nacht.
Een nieuwe dag gaat prijken
met ongekende pracht.
Zij, die gebonden zaten
in schaduw van de dood,
van God en mens verlaten,
begroeten ’t morgenrood.
De zonne, voor wier stralen
het nacht’lijk duister zwicht,
en die zal zegepralen,
is Christus ’t eeuwig licht!
Reeds daagt het in het oosten,
het licht schijnt overal:
Hij komt de volken troosten,
die eeuwig heersen zal.
Gewetensonderzsoek
Een gewetensonderzoek voor de Advent
Advent is een tijd om je naar binnen te keren, je ogen te sluiten en je te bezinnen. Maar het is ook een tijd om juist je ogen open te houden en te kijken, en dan met name te kijken naar onze voorouders in het geloof, die ook zelf hun ogen open hielden en uitzagen naar de komst van de Heer. Sommigen, zoals de oudtestamentische profeten, speurden de horizon af naar tekenen van de Messias die Gods grootheid zou openbaren. Anderen beschikten over de geestelijke visie om die Messias te herkennen en te aanvaarden toen Hij als een kwetsbaar kind op aarde kwam en in een voederbak gelegd werd.
Tijdens Jezus’ leven vingen de mensen om Hem heen ook zo af en toe een glimp op van zijn grootheid. Voor sommigen — zoals de herders en later de apostelen die Jezus’ gedaanteverandering zagen — gebeurde dit op een heel aangrijpende manier. Maar de meeste mensen in die tijd zagen Jezus’ grootheid in alledaagse ogenblikken en ontmoetingen. Neem bijvoorbeeld Elisabeth die zijn aanwezigheid herkende in Maria; of Simeon en Anna, die Hem opmerkten onder de vele baby’s die naar de tempel werden gebracht; of Nikodemus en de vrouw bij de bron.
“Kom maar mee, dan zul je het zien”, zei Jezus tegen Andreas bij een van die alledaagse ontmoetingen (Johannes 1,39). En nu breidt Hij die uitnodiging uit tot ieder van ons. Hoe moeten wij reageren? Een van de beste manieren is door het Sacrament van Verzoening. Want als we onze zonden belijden staan we de heilige Geest toe de sluiers voor onze ogen te verwijderen en ons de grootheid van de Heer te laten zien.
Het volgende gewetensonderzoek is bedoeld als hulp bij de voorbereiding op het Sacrament. Neem de tijd om deze vragen te beantwoorden. Laat u door de zachte stem van de Geest woorden van hoop en barmhartigheid influisteren. Geloof dat Jezus niet is gekomen om te veroordelen maar om te vergeven. Laat u dus door Hem schoonwassen. Dan zult ook u kunnen zeggen: “Wij hebben zijn grootheid gezien” (Johannes 1,14).
“Mijn hart zegt u na: ‘Zoek mijn nabijheid!’ Uw nabijheid, HEER, wil ik zoeken.” (Psalm 27,8)Neemt God de eerste plaats in mijn leven in, of ben ik een slaaf geworden van iets of iemand anders?
Heb ik op zon- en feestdagen voorrang aan God gegeven door naar de kerk te gaan en extra mijn best te doen om Hem te zoeken?
Ben ik zuinig op mijn tijd van gebed en Schriftlezing zodat ik mezelf elke dag kan openstellen voor Gods liefde en leiding?
“Ik heb hen laten delen in de grootheid die U Mij gegeven hebt, opdat zij één zijn zoals Wij. …. Dan zullen zij volkomen één zijn en zal de wereld begrijpen dat U Mij hebt gezonden.” (Johannes 17,22-23)Heb ik gestreefd naar eenheid in mijn relaties met anderen, of heb ik de eenheid ondergraven door mijn woorden, ideeën en daden?
Heb ik gelogen of geroddeld over andere mensen zodat hun reputatie is geschaad?
Betoon ik eerbied en respect aan mijn ouders en elk wettig gezag?
Is er iemand die ik moet vergeven? Is er iemand aan wie ik vergeving moet vragen?
Behandel ik mijn lichaam respectvol, of heb ik ertegen gezondigd door opzettelijk misbruik te maken van drugs, alcohol of voedsel?
Volg ik Jezus’ lessen op het gebied van de seksuele moraal? Geef ik toe aan wellustige gedachten en seksuele fantasieën? Heb ik zonden van onreinheid begaan?
“Zo moet jullie licht schijnen voor de mensen, opdat ze jullie goede daden zien en eer bewijzen aan jullie Vader in de hemel.” (Matteüs 5,16)Hoe heb ik mijn medeleven en zorg laten blijken voor arme, minderbedeelde, zieke en lijdende mensen?
Draag ik bij aan de eerbied voor het leven?
Heb ik me verzet tegen de oproepen van de Geest om de waarheid te spreken of het evangelie te verbreiden uit angst voor wat anderen van me zullen denken?
Welke andere terreinen van mijn leven wil de heilige Geest reinigen zodat ik kan worden veranderd in het beeld van Jezus en “meer en meer door de Geest van de Heer naar de luister van dat beeld kan worden veranderd” (2 Korintiërs 3,18)?