Inleiding
“Ik verkondig u een vreugdevolle Boodschap”
(Lc 2, 10)
Zo begroet de engel de herders op het veld; ongeveer zestig jaar later opgetekend door een man die Lucas wordt genoemd. Jaar na jaar lezen we deze woorden. Miljoenen mensen, gelovig en ongelovig, vieren dit feest, de één in de kerk, de ander thuis, de één serieus, de ander minder, maar allemaal krijgen ze er iets van mee. Over dit feest, over het Kind dat toen geboren werd, daarover gaat deze site. We hopen dat u er iets aan heeft, dat het uw begrip van wat er wordt gevierd, verdiept. Het Kind is het waard. U bent het waard.
Wie is Jezus?
Het woord Kerstmis komt van Christus en Mis (van Dale etymologisch woordenboek), in het Middelnederlands Kerstesmisse, Oudengels: Cristus maesse. Het is de Mis die gevierd wordt vanwege Christus’ geboorte. Wil je het feest van Kerstmis verstaan, dan is het dus nodig wat meer van Christus te weten.
Wie was dat kleine Kind, Jezus, die later de ‘Christus’ genoemd wordt (dat betekent ‘Messias’ ofwel ‘Gezalfde’). Wie was dat Kind waarvan Lucas schrijft dat Hij door engelen werd aangekondigd, door herders werd begroet, bij Wie wijzen uit het oosten op bezoek kwamen, waarover Lucas schrijft dat zijn moeder maagd was, en zonder gemeenschap te hebben met een man toch moeder geworden was?
Wie was Jezus? Of beter gezegd: ‘Wie is Jezus?’ want het Evangelie eindigt met de Boodschap, dat zijn dood net zo mysterieus is als zijn geboorte. Hij overwon de dood en zoals zijn leven onnaspeurbaar begon in de moederschoot van Maria, zo eindigde zijn aardse leven onnaspeurbaar in het graf, in de schoot van moeder aarde, onnaspeurbaar, want het graf was leeg.
Wie is Jezus? Daarover zou veel te vertellen zijn, maar we beperken ons hier tot Jezus, zoals die met Kerstmis aan ons wordt voorgehouden. We werken enkele punten uit:
- Een meisje dat nog maagd was, had geen gemeenschap met een man, maar werd toch zwanger, nadat ze een woord van een engel had gehoord. Lees hier meer over Maria en de maagdelijke geboorte.
- Het Woord is vlees geworden (Joh. 1,14). Zo schrijft de evangelist Johannes over Jezus. Hij schrijft filosofisch, beschouwend, hij probeert de diepere dimensie van wat hier gebeurt in woorden te vatten, God uit God, Licht uit Licht. Jezus is het vleesgeworden Woord.
- In het Evangelie van Johannes zegt Jezus verder over Zichzelf: ‘Ik ben het Brood des levens’ (Joh. 6,48). Op een andere manier neemt Lucas ook dit beeld over. Wanneer Jezus geboren wordt, legt zijn moeder Hem in de voederbak voor de schapen, een kribbe. Daar zien we reeds dat Hij brood is voor ons, zijn schapen.
- In het evangelie van Johannes zegt Jezus ook over zichzelf: ‘Ik ben de Goede Herder’ (Joh. 10,11). Lucas gebruikt hetzelfde beeld bij de herders op het veld, Jezus wordt het eerst aan hen aangekondigd. Zij weiden de schapen. Jezus zal uiteindelijk alle schapen weiden, alle mensen over de hele wereld.
- Eveneens in het evangelie van Johannes, zegt Jezus over Zichzelf: ‘Ik ben het Licht der wereld’ (Joh. 8,12). Daarover zien we een mooie vergelijking bij Matteüs, wanneer hij verteld over wijzen uit het Oosten. Zij volgen een ster. Deze straalt als licht in de nacht. Boven het paleis van Herodes verdwijnt hij. Boven de stal blijft hij stilstaan, bij het Licht der wereld.
Maria en de maagdelijke geboorte
Wanneer de engel aan Maria komt vertellen dat zij moeder zal worden van Gods Zoon, gebeurt er van alles (Lc 1,26). Ten eerste reageert Maria met een vraag. De engel neemt haar dat niet kwalijk maar legt het uit. Wanneer zijn uitleg haar gerust stelt, gaat ze akkoord.
Dit is op zich een bijzondere gebeurtenis. Even daarvoor gebeurde net zoiets met Zacharias, de vader van Johannes de Doper. Hij reageerde ook op de engel, maar de basis van zijn vraag was ongeloof. De engel zegt dan ook: ‘Omdat ge mijn woorden niet geloofd hebt, zult ge zwijgen en niet in staat zijn te spreken, tot de dag dat zal gebeuren.’ Zacharias zwijgt, tot de stem wordt geboren, die roept in de woestijn: ‘Bereid de weg des heren.’
Terug naar Maria. De vraag van Maria komt dus niet voort uit ongeloof. Wat dan wel. waarom zegt zij tegen de engel: ‘Hoe zal dit geschieden daar ik geen gemeenschap heb met een man?’
Hier komen we op het spoor van een geheim van Maria, zij is verloofd met Jozef, maar heeft geen gemeenschap met hem. Ook is ze blijkbaar niet van plan ooit gemeenschap met hem te hebben, anders zou ze niet zeggen: ‘Hoe zal dit geschieden daar ik geen gemeenschap heb met een man?’ Wanneer zij dat later wel van plan zou zijn, zou deze vraag overbodig worden, dan is het slechts een kwestie van tijd.
Wat wil Lucas ons hier vertellen. Precies wat de engel tegen Maria zegt: ‘De heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen, daarom ook zal wat ter wereld wordt gebracht heilige genoemd worden, Zoon van God.’
Waarom wordt Jezus ‘Zoon van God’ genoemd?
– Omdat God Hem zo noemt (Lc. 3,22)
– Omdat de duivels zijn kracht bemerken en het uitroepen (Lc 4,41)
– Omdat Johannes de Doper het getuigt (Joh. 1,34).
– Omdat Hij schuldeloos sterft aan het kruis (Mc. 15,39),
– En ‘daarom ook’ zoals Lucas schrijft, omdat Hij uit een maagd is geboren, zonder tussenkomst van een man.
Terug naar Maria. Hoe kan het dat Maria de engel weerspreekt, en dat de engel haar dat niet kwalijk neemt. Zoals gezegd kan het geen reactie uit ongeloof zijn, maar moet er juist een uiting van geloof achter zitten. Wanneer Maria zegt dat zij geen gemeenschap heeft met een man, dan moet dit een afspraak zijn tussen haar en God, want alleen zo’n afspraak kan belangrijker zijn dan wat de engel haar zegt. Op een of andere manier is Maria volkomen zeker van haar zaak, wanneer zij de engel antwoord geeft: ‘Hoe zal dit geschieden daar ik geen gemeenschap heb met een man?’
En dat blijkt ook. De engel respecteert haar antwoord volkomen. Blijkbaar weet hij van die afspraak af. Maria hoeft niet te vrezen, zegt Hij, haar bijzondere afspraak is door God aanvaard, wanneer zij bij zijn begroeting schrikt, zegt hij: ‘vrees niet Maria, want jij hebt genade gevonden bij God.’ God heeft haar aanvaard, juist die bijzondere band met God blijkt de basis te worden voor iets volkomen nieuws. God gaat door met wat Hijzelf begonnen is in Maria. Zij was bereid helemaal van God te zijn en om voor God kinderloos te blijven, (blijkbaar was ook Jozef daartoe bereid), daarvan is zij zo zeker dat ze de engel weerspreekt.
Maria is dus een krachtige persoonlijkheid, die vasthoudt aan de weg die ze met God is begonnen. Daarop gaat God nu op een heel nieuwe manier verder. Zijn belofte voor alle mensen wordt werkelijkheid door haar.
In zekere zin beproeft Maria de engel, of hij wel een gezant van God is, niet dat het lijkt dat ze daaraan twijfelt, maar van zulke hoge woorden mag je best onderzoeken of ze wel van God komen.
De evangelist Lucas, maar ook Matteüs, maken er dus veel werk van om duidelijk te maken dat het leven in Maria’s schoot, helemaal van God komt. Zo is Jezus aan de ene kant helemaal van God, is Gods Zoon en dus ook Zelf God en door zijn geboorte uit Maria helemaal mens. God en mens, hemel en aarde, de eenheid hersteld.
Wanneer deze Evangelisten zo hun best doen om ons dat door te geven, is het goed om wetenschappelijke bezwaren te laten rusten. Ook toen wist men dat voor een kind normaal een man en een vrouw nodig zijn. De evangelisten proberen ons duidelijk te maken dat een leven met God aan de ene kant heel menselijk is, zo gewoon en natuurlijk als een zwangerschap en een geboorte, maar dat het aan de andere kant ook helemaal Gods werk is. Dat is het geheim van Jezus, dat is het geheim van Gods Verbond met ons, dat is het geheim van de Bijbel, het geheim van de sacramenten, ja zelfs het geheim van ieder die door het doopsel kind van God geworden is. Helemaal van de mensen en helemaal van God.
In Maria is dit wonder aan het licht gekomen. Maria, maagd en moeder, voor God is niets onmogelijk (Lc 1,37).
Evangelie
Overwegingen
De feesten in de kersttijd zijn als volgt: | ||
Hoogfeest | 25 december | Kerstmis, Geboorte van de Heer |
Feest | 26 december | H. Stefanus |
Feest | 27 december | H. Johannes |
Feest | 28 december | HH. Onnozele Kinderen |
Feest | De zondag onder het octaaf van Kerstmis, mogelijke data: 26 tot en met 31 december. In de jaren die geen zondag tellen tussen 25 december en 1 januari wordt het feest op 30 december gevierd. | H. Familie |
Hoogfeest | 1 januari | H. Maria, Moeder van God |
Hoogfeest | 6 januari. In Nederland wordt het gevierd op de zondag tussen 2 en 8 januari. | Openbaring des Heren |
Feest | 13 januari. De doop van Jezus wordt gevierd op de zondag na de Openbaring des Heren. | Doop van de Heer |
25 december: geboorte van de Heer — nachtmis
Eerste lezing uit de profeet Jesaja 9, 1-3 + 5-6
Het volk dat ronddwaalt in het donker, ziet dan een helder licht, over hen die wonen in een land vol duisternis gaat dan een stralen licht op. Uitbundig laat Gij hen juichen en overstelpt hen met vreugde: zij verheugen zich voor uw aanschijn zoals er vreugde is bij de oogst en gejuich bij het verdelen van de buit. Want het drukkende juk, de stang op hun schouders, de stok van de drijver, Gij breekt ze stuk als op de dag van Midjan.
Want een kind wordt ons geboren, een zoon wordt ons gegeven. De heerschappij rust op zijn schouders: men noemt hem: Wonder van beleid, Sterke God, Vader voor eeuwig, Vredevorst. Groot is de macht en eindeloos de vrede voor de troon van David, voor zijn koninkrijk; hij zal het stichten en stutten door recht en gerechtigheid van nu af en voor altijd. De ijverzuchtige liefde van Jahwe der legerscharen zal dit bewerken.
Tweede lezing uit de brief aan Titus 2, 11-14
Dierbare, de genade van God, bron van heil voor alle mensen, is op aarde verschenen. Zij leert ons goddeloosheid en wereldse begeerten te verzaken en bezonnen, rechtvaardig en vroom te leven in deze tijd, terwijl wij uitzien naar de zalige vervulling van onze hoop, de openbaring van de heerlijkheid van onze grote God en Heiland Christus Jezus. Hij heeft zichzelf voor ons gegeven om ons van alle ongerechtigheid te verlossen en ons te maken tot zijn eigen volk, gereinigd van zonde, vol ijver voor alle goeds.
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 2, 1-14
In die dagen kwam er een besluit van keizer Augustus, dat er een volkstelling moest gehouden worden in heel zijn rijk. Deze volkstelling vond plaats eer Quirinius landvoogd van Syrië was. Allen gingen op reis, ieder naar zijn eigen stad, om zich te laten inschrijven. Ook Jozef trok op en omdat hij behoorde tot het huis en geslacht van David, ging hij van Galilea, uit de stad Nazaret, naar Judea: naar de stad van David, Betlehem geheten, om zich te laten inschrijven, samen met Maria, zijn verloofde, die zwanger was. Terwijl zij daar verbleven brak het uur aan waarop zij moeder zou worden; zij bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene. Zij wikkelde Hem in doeken en legde Hem neer in een kribbe, omdat er voor hen geen plaats was in de herberg. In de omgeving bevonden zich herders die in het open veld gedurende de nacht hun kudde bewaakten. Plotseling stond een engel des Heren voor hen en zij werden omstraald door de glorie des Heren, zodat zij door grote vrees werden bevangen. Maar de engel sprak tot hen: “Vreest niet, want zie, ik verkondig u een vreugdevolle boodschap die bestemd is voor heel het volk. Heden is u een Redder geboren, Christus de Heer, in de stad van David. En dit zal voor u een teken zijn: gij zult het pasgeboren kind vinden in doeken gewikkeld en liggend in een kribbe.” Opeens voegde zich bij de engel een hemelse heerschare, zij verheerlijkten God met de woorden: “Eer aan God in den hoge en op aarde vrede onder de mensen in wie Hij welbehagen heeft.”
25 december: geboorte van de Heer — dagmis
Eerste lezing uit de profeet Jesaja 52, 7-10
Hoe welkom zijn op de bergen de voeten van de vreugdebode, die vrede meldt, van de vreugdebode met een goed bericht die een boodschap van heil laat horen en tot Sion zegt: “Uw God is als koning gekomen!” Hoort! Uw torenwachters verheffen hun stem, en jubelen eenparig, want zij zien met eigen ogen hoe Jahwe naar Sion terugkeert. Breekt los in gejubel, allen tezamen, gij puinen van Jeruzalem; want Jahwe bemoedigt zijn volk; Hij heeft Jeruzalem verlost. Jahwe toont zijn heilige arm voor de ogen van alle volken, en de verste hoeken der aarde hebben het heil gezien dat komt van onze God.
Tweede lezing uit de brief aan de Hebreeën 1, 1-6
Broeders en zusters, nadat God eertijds vele malen en op velerlei wijzen tot onze vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij nu, op het einde der tijden, tot ons gesproken door de Zoon die Hij erfgenaam gemaakt heeft van al wat bestaat en door wie Hij het heelal heeft geschapen. Hij is de afstraling van Gods heerlijkheid en het evenbeeld van zijn wezen. Hij houdt alles in stand door zijn machtig woord. En na de reiniging der zonden te hebben voltrokken heeft Hij zich neergezet ter rechterzijde van de majesteit in de hoge, ver verheven boven de engelen, zoals Hij hen ook overtreft in de waarheid die zijn deel is geworden. Heeft God ooit tot een engel gezegd: “Gij zijt mijn Zoon; Ik heb U heden verwekt?” Of: “Ik zal een Vader voor Hem zijn en Hij zal mijn zoon zijn?” Wanneer Hij evenwel de Eerstgeborene opnieuw de wereld binnenleidt, zegt Hij: “Alle engelen Gods moeten Hem hulde brengen.”
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes 1, 1-18
In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in het begin bij God. Alles is door Hem geworden en zonder Hem is niets geworden van wat geworden is. In Hem was leven en dat leven was het licht der mensen. En het licht schijnt in de duisternis maar de duisternis nam het niet aan. Er trad een mens op, een gezondene van God; zijn naam was Johannes. Deze kwam tot getuigenis, om te getuigen van het Licht, opdat allen door hem tot geloof zouden komen. Niet hij was het Licht, maar hij moest getuigen van het Licht. Het ware Licht dat iedere mens verlicht kwam in de wereld. Hij was in de wereld; de wereld was door Hem geworden en toch erkende de wereld Hem niet. Hij kwam in het zijne, maar de zijnen aanvaardden Hem niet. Aan allen echter die Hem wél aanvaardden, aan hen die in zijn Naam geloven, gaf Hij het vermogen kinderen van God te worden. Zij zijn niet uit bloed noch uit begeerte van het vlees of de wil van een man, maar uit God geboren. Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond. Wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, zulk een heerlijkheid als de Eniggeborene van de Vader ontvangt, vol genade en waarheid. Wij hebben Johannes’ getuigenis over Hem toen hij uitriep: “Deze was het van wie ik zei: Hij die achter mij komt, is mij voor, want Hij was eerder dan ik.” Van zijn volheid hebben wij allen ontvangen; genade op genade. Werd de Wet door Mozes gegeven, de genade en de waarheid kwamen door Jezus Christus. Niemand heeft ooit God gezien; de Eniggeboren Zoon, die in de schoot des Vaders is, Hij heeft Hem doen kennen.
Overweging
Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond. (Johannes 1,14).
Zalig Kerstfeest! Eindelijk zijn onze Adventsvoorbereidingen voorbij. Nu kunnen we het feest vieren van Jezus, het mens-geworden Woord.
In de woorden van Johannes ligt een mysterie vervat, een wonder dat we nooit volledig zullen kunnen begrijpen. Onze heilige God – tot Wie wij uit onszelf nooit zouden kunnen naderen, onze majestueuze en alwetende Schepper daagt onze menselijke logica uit. In plaats van af te wachten totdat wij tot inkeer zouden komen en naar Hem terug zouden keren, heeft Hij zichzelf vernederd en is naar ons toegekomen!
We hoeven geen wereldreis te maken om God te vinden. We hoeven ons niet te onthouden van voedsel of vele nachtelijke uren wakker te blijven om Hem te kunnen vinden. We hoeven ons niet door theologische handboeken heen te worstelen. Het is niet nodig dat onze lippen de hele dag door gebeden bidden. God is bij ons!
Omdat God mens geworden is en gedeeld heeft in ons gewone leven, kunnen we Hem vinden in het hier en nu, waar we ook zijn. Hij maakt grapjes bij ons aan tafel. Hij heet onze familie welkom met een warme omhelzing. Hij luistert naar ons, of het nu gaat om een eenvoudig bedankje of om onze diepste verlangens. We kunnen Hem vinden in de onschuld van een slapende baby, de wonderlijk ingewikkelde bouw van een sneeuwvlok, een onverwachte ontmoeting waar je helemaal blij van wordt of zomaar een regel uit een overbekend kerstliedje. Als we onszelf maar voldoende tijd gunnen dan kunnen we vandaag nog van zijn aanwezigheid genieten.
Dit is de sleutel van het hele leven als christen. We kunnen vernieuwd worden door de sacramenten omdat het momenten zijn waarin we aan Jezus kunnen raken en waarin Hij ons wil aanraken. We kunnen ons aan de morele normen houden, niet enkel omdat Hij al vóór ons deze weg bewandeld heeft, maar ook en vooral omdat Hij met ons meegaat. We gaan van andere mensen houden, zelfs van de meest afstotelijke, omdat Jezus uit liefde voor ons allen is gestorven. We kunnen tot het einde toe volhouden omdat Jezus de hele weg door de dood heen naar het leven heeft afgelegd in een menselijk lichaam als het onze.
De Heer van het heelal koos ervoor om de omgeving waar wij verblijven tot zijn permanente woonplaats te maken. Zie Hem niet over het hoofd!
Gebed
Vader, U hebt de waardigheid van de menselijke natuur geschapen en haar vervolgens hersteld door Uw Zoon. Help ons allen om te delen in de goddelijkheid van Christus, van Hem die zich vernederd heeft om te delen in onze menselijkheid.
Bron: het Woord onder ons, uitgegeven door Stichting KCV, Helmond
26 december: H. Stefanus, eerste martelaar
Daags na het hoogfeest van Christus’ geboorte gedenken we de eerste christen die met zijn bloed voor Hem getuigd heeft: de apostelleerling Stefanus, een man vol geloof, gekozen tot helper van de apostelen in de diaconie, dat wil zeggen bij het dienstbetoon aan de armen.
Eerste lezing uit de Handelingen 6,8-10; 7,54-60
Stefanus nu, vol genade en kracht, deed grote wondertekenen onder het volk. Sommige leden echter van de zogenaamde synagoge der vrijgelatenen, Cyreneeërs en Alexandrijnen en sommige mensen uit Cilicië en Asia begonnen met Stefanus te redetwisten, maar zij konden niet op tegen de wijsheid en de geest waarmee hij sprak.
Toen ze dit hoorden werden ze woedend en knarsetandden tegen hem. Maar hij, vervuld van de heilige Geest, staarde naar de hemel en zag Gods heerlijkheid en Jezus staande aan Gods rechterhand; en hij riep uit: “ik zie de hemel open en de Mensenzoon staande aan Gods rechterhand.” Maar zij begonnen luidkeels te schreeuwen , stopten hun oren toe en stormden als één man op hem af. Zij sleepten hem buiten de poort en stenigden hem. De getuigen legden hun mantels neer aan de voeten van een jongeman die Saulus heette. Terwijl zij Stefanus stenigden, bad hij: “Heer Jezus, ontvang mijn geest.” Toen viel hij op zijn knieën en riep met luider stem uit: “Heer, reken hun deze zonde niet aan.” Na deze woorden ontsliep hij.
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs 10, 17-22
Neemt u in acht voor de mensen. Zij zullen u overleveren aan de rechtbanken en u geselen in hun synagogen. Gij zult voor stadhouders en koningen gebracht worden omwille van Mij, om zo ten overstaan van hen en de heidenen getuigenis af te leggen. Maakt u echter, wanneer men u overlevert niet bezorgd over het hoe of wat van uw spreken: op dat ogenblik zal u worden ingegeven wat gij moet zeggen. Want niet gij zijt het die spreekt, maar door u spreekt dan de Geest van uw Vader. De ene broer zal de andere overleveren om hem te laten doden, de vader zijn kind; de kinderen zullen opstaan tegen hun ouders en hen ter dood doen brengen. Ge zult een voorwerp van haat zijn voor allen omwille van mijn Naam. Wie echter ten einde toe volhardt, hij zal gered worden.
Overweging
Maar hij [Stefanus], vervuld van de Heilige Geest, staarde naar de hemel en zag Gods heerlijkheid (Handelingen 7,55).
Wat zou u gedaan hebben als u in de schoenen van Stefanus stond? Hard weglopen? U verstoppen? Uw verhaal zo aanpassen dat uw aanklagers er genoegen mee zouden nemen? Daar koos Stefanus niet voor. Moedig en onbevreesd sprak hij door. Kalm en vol vertrouwen kon hij zich zelfs overgeven aan de dood. Wat was zijn geheim?
Eigenlijk is Stefanus’ geheim helemaal niet zo’n groot geheim. De Heilige Geest liet hem zien wat hij moest zeggen en doen, precies zoals Jezus dat beloofd had (Matteüs 10,19-20). Aangezien hij was “vervuld van genade en kracht” kon Stefanus zulke duidelijke taal spreken en deinsde hij niet terug ook al had hij de dood voor ogen.
Omdat Stefanus afgeschilderd wordt als zo’n heldhaftige mens hebben velen van ons de neiging zichzelf naar beneden te halen. Wie kan in alle oprechtheid van zichzelf zeggen dat hij zich in zijn dagelijks leven “vervuld van genade en kracht” voelt?
En daar draait het nu juist om. Stefanus is niet zomaar toevallig een moedige martelaar geworden. Hij besteedde veel tijd aan zijn werk, het verzorgen van maaltijden! Maar dat weerhield hem er niet van een band op te bouwen met de Heilige Geest, integendeel. Door de Geest te vragen hem te helpen bij de gewone problemen van het dagelijks leven is Stefanus steeds sterker geworden en heeft hij meer vertrouwen gekregen. Hij raakte beter toegerust om met de grotere problemen om te gaan toen die zich voordeden.
Hetzelfde geldt voor ons. De kans is klein dat iemand van ons te maken krijgt met een menigte die hem of haar wil doden, maar we krijgen ongetwijfeld allemaal onze portie problemen en uitdagingen voor de kiezen. Vandaag, de dag na Kerstmis, wil Jezus ons eraan herinneren dat Hij Immanuël is, God-met-ons. Als het ons lukt om te midden van de dagelijkse ups en downs van het leven dicht bij Hem te blijven, dan zullen we ook in staat zijn ons staande te houden als we te maken krijgen met een onverwachte ziekte, het verlies van een baan of welke problemen er ook maar op ons pad komen.
Trek vandaag enkele ogenblikken uit om na te denken over een terrein in uw leven dat u stress bezorgt. Laat de Heer weten dat u er in uw eentje niet mee klaar komt en vraag Hem u te geven wat u nodig hebt om verder te gaan. Het kan zijn dat u zijn vrede onmiddellijk ervaart, of dat het later vandaag nog komt, maar het komt zeker. Blijf de Heer vragen om meer van zijn Geest, en Hij zal u leiden door elke uitdaging heen.
Gebed
Heer, ik kan deze uitdaging niet alleen aan.
Vul me met Uw Geest van wijsheid en genade.
Geef dat ik Uw vrede mag kennen.
Bron: het Woord onder ons, uitgegeven door Stichting KCV, Helmond
27 december: H. Johannes, apostel en evangelist
Eerste lezing uit de Eerste brief van Johannes 1, 1-4
Het bestond vanaf het begin – we hebben het gehoord en met eigen ogen gezien; we hebben het aanschouwd en onze handen hebben het aangeraakt – dáárover spreken wij: over het Woord dat leven is. Want het leven is verschenen; het eeuwige leven dat bij de Vader was heeft zich aan ons getoond: wij hebben het gezien, wij getuigen er van, wij maken het u bekend. Wat wij gezien en gehoord hebben delen wij u mee, opdat gij samen met ons deel moogt hebben aan de gemeenschap die ons is gegeven met God en met zijn Zoon Jezus Christus. En wij schrijven u om ons aller vreugde volkomen te maken.
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes 20, 2-8
Op de eerste dag van de week liep Maria Magdalena snel naar Simon Petrus en naar de andere, de door Jezus beminde leerling en zei tot hen: “Zij hebben de Heer uit het graf genomen en wij weten niet waar ze Hem hebben neergelegd.” Daarop gingen Petrus en de andere leerling op weg naar het graf. Ze liepen samen vlug voort, maar die andere leerling snelde Petrus vooruit en kwam het eerst bij het graf aan. Vooroverbukkend zag hij de zwachtels liggen maar hij ging niet naar binnen. Simon Petrus die hem volgde, kwam ook bij het graf en trad wel binnen. Hij zag dat de zwachtels er lagen,maar dat de zweetdoek die zijn hoofd had bedekt niet bij de zwachtels lag, maar ergens afzonderlijk opgerold op een andere plaats. Toen ging ook de andere leerling die het eerst bij het graf was aangekomen naar binnen; hij zag en geloofde.
Overweging
Hij zag en geloofde. (Johannes 20,8)
Het bericht dat Maria Magdalena bracht over het lege graf was zo verwarrend dat Petrus en Johannes besloten de veilige bovenzaal te verlaten om op onderzoek uit te gaan. Johannes kwam als eerste bij het graf aan maar hij wachtte op Petrus die als eerste het graf binnenging. Bij het zien van het zorgvuldig opgerolde begrafeniskleed kwam Johannes tot geloof. Jezus was uit de dood opgestaan! Alle woorden die Hij daarover gezegd had toen Hij nog in leven was, ontwaakten op hetzelfde ogenblik in Johannes’ hart, en een nieuw geloof werd geboren.
Verbazend, nietwaar? Zelfs Petrus, de aanvoerder van de apostelen, die nog op het water had gelopen en Jezus had beleden als de Heilige van God, geloofde niet – althans nog niet. Wat was er zo anders bij Johannes?
Als we even teruggaan naar Goede Vrijdag dan zien we dat Johannes, die ook de geliefde leerling wordt genoemd, de enige van de twaalf was die gedurende heel Jezus’ lijden bij het kruis bleef staan. Hij was daar en troostte Maria terwijl zij zag hoe de Zoon van God zijn leven aflegde. Johannes zag Jezus’ trouw, zijn absolute vertrouwen in zijn Vader, en zijn zelfopofferende liefde op een manier als geen ander dat deed. Het zien van zo’n dramatisch tafereel moet een diepe indruk in zijn hart hebben nagelaten.
Bedenk ook dat Jezus, toen Hij aan het kruis hing, Maria toevertrouwde aan de zorg van Johannes (Johannes 19,25-27). Jezus wist dat Johannes dezelfde grondhouding had als zijn moeder – een houding van biddend overwegen. We zien dat ook terug in de manier waarop Johannes zijn hoofd aan Jezus’ hart legde bij het laatste avondmaal. Terwijl Petrus de actieve doener was, was Johannes meer de denker en de bidder. Het lege graf was voor Johannes als het ontbrekende puzzelstukje waardoor alles wat hij in de voorafgaande dagen overwogen had op zijn plek viel.
Neem vandaag eens de H. Johannes als voorbeeld wanneer u gaat bidden. Richt uw ogen op de gekruisigde Christus, en overdenk zijn woord. Laat alle waarheden van deze gezegende kersttijd dieper wortel schieten in uw hart. Geloof alleen maar in Jezus. Vlei u aan zijn hart, en laat u door zijn liefde overspoelen.
Gebed
Heer, ik wil niet krampachtig naar U blijven zoeken.
Ik geloof dat U hier vlak bij mij bent.
Help me te rusten in Uw aanwezigheid zodat mijn geloof kan groeien.
Bron: het Woord onder ons, uitgegeven door Stichting KCV, Helmond
28 december: onnozele kinderen
Eerste lezing uit de eerste brief van Johannes 1, 5 – 2,2
Dit is de boodschap die wij van Hem gehoord hebben en aan u doorgeven: God is licht, er is in Hem geen spoor van duisternis. Als wij zeggen dat wij gemeenschap met Hem hebben, terwijl onze wegen duister zijn, liegen wij met woord en met daad. Maar als wij wandelen in het licht zoals Hij zelf is in het licht dan hebben wij gemeenschap met elkaar en het bloed van zijn Zoon Jezus reinigt ons van elke zonde. Als wij beweren zonder zonde te zijn, bedriegen wij onszelf en woont de waarheid niet in ons. Als wij onze zonden belijden, is Hij zo getrouw en genadig, dat Hij onze zonden vergeeft en ons reinigt van alle kwaad. Maar als wij zeggen dat wij geen zonde bedreven hebben, maken wij Hem tot leugenaar; dan woont zijn woord niet in ons. Kinderen, ik schrijf u met de bedoeling dat gij niet zoudt zondigen. Maar ook al zou iemand zonde bedrijven: we hebben een voorspreker bij de Vader, Jezus Christus, die geheel zondeloos is, die al onze zonden goedmaakt, en niet alleen die van ons maar die van de hele wereld.
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs 2, 13-18
Na het vertrek van de Wijzen verscheen een engel van de Heer in een droom aan Jozef en sprak: “Sta op, neem het Kind en zijn moeder, vlucht naar Egypte en blijf daar tot ik u waarschuw, want Herodes komt het Kind zoeken om het te doden.” Hij stond op en week in de nacht met het Kind en zijn moeder naar Egypte uit. Daar bleef hij tot aan de dood van Herodes, opdat in vervulling zou gaan wat de Heer gesproken had door de profeet: Ik heb mijn zoon geroepen uit Egypte. Zodra Herodes bemerkte, dat hij door de Wijzen om de tuin geleid was, ontstak hij in hevige toorn; hij zond zijn mannen uit en liet in Betlehem en heel het gebied daarvan al de jongens vermoorden van twee jaar en jonger, in overeenstemming met de tijd waarnaar hij de Wijzen nauwkeurig had gevraagd. Toen ging in vervulling het woord dat door de profeet Jeremia gesproken was: Een klacht werd in Rama gehoord, geween en luid gejammer: Rachel, wenend om haar kinderen, wil niet getroost worden, omdat zij niet meer zijn.
Overweging
. . . Rachel, wenend om haar kinderen. . . (Matteüs 2,18).
De vlucht van de heilige familie naar Egypte en Herodes’ moordpartij op al die onschuldige kinderen brengt op dramatische wijze de strijd tussen duisternis en licht in beeld. Maar ook al stond Jezus’ hele leven in het teken van vervolging, geen enkele macht – menselijk of duivels – kon het werk ongedaan maken dat Hij kwam verrichten. “Het licht schijnt in de duisternis, en de duisternis kon het niet aan” (Johannes 1,5).
Waarom was Herodes bang voor dit baby’tje? Hij wist niet dat Jezus’ komst te maken had met het veroveren van harten en zielen, niet van landen en tronen. Herodes’ angst was zo groot dat hij om één kind te doden, bevel gaf er heel veel te vermoorden. Hij vernietigde zwakke en weerloze kinderen omdat zijn hart door angst vernietigd was. Om zijn eigen leven te verlengen, probeerde hij het Leven zelf te doden.
Zelfs al gebruikte Herodes geweld en wreedheid om zijn doel te bereiken, uiteindelijk veranderde Jezus de tragedie in een overwinning. De Heilige Onnozele kinderen getuigen nu van Gods genade. Zij stierven voor Christus, ook al wisten ze het zelf niet. Hoewel ze nog niet konden praten, maakte Jezus hen tot volmaakte getuigen van Zichzelf. Ze konden geen wapens hanteren, maar toch droegen ze de overwinningspalm. Jezus bevrijdde hun zielen uit de gevangenschap van de duivel en maakte hen tot aangenomen kinderen van God. Zij delen nu in zijn heerlijkheid en regeren met Hem als overwinnaars.
Paulus herinnert ons eraan dat ook wij in Jezus’ overwinning delen, zelfs als we ons verslagen voelen: “Intussen weten wij dat voor wie God liefhebben, alles zich ten goede keert” (Romeinen 8,28). Nederlagen, mislukkingen, tegenslag – niets wat ook maar op onze weg komt in dit leven hoeft ons te scheiden van Christus. Zijn liefde kan over alles triomferen, zowel in ons persoonlijke leven als in de wereld als geheel.
Dezer dagen hebben we te maken met een kwaad dat nog veel erger is dan de massamoord van Herodes, namelijk de dood van talloze onschuldige, ongeboren kinderen. Hoe kan deze cultuur van de dood tot staan gebracht worden? Gods liefde kan en zal overwinnen, ook op dit punt! Wat wij kunnen doen is ertegen bidden en proberen eraan bij te dragen dat de trends in onze cultuur gekeerd worden. Maar laten we dat nooit doen vanuit een gevoel van wanhoop of haat jegens onze tegenstanders. Bedenk dat niets het licht van Christus kan doven.
Gebed
Hemelse Vader, ontferm U over alle kinderen die ten gevolge van abortus geen aards leven gekend hebben: neem hen op in Uw heerlijkheid!
29 december
Eerste lezing uit de Eerste Brief van Johannes 2, 3-11
Vrienden, hoe weten wij dat wij God kennen? Er is maar één bewijs: dat we ons houden aan zijn geboden. Wie zegt dat hij Hem kent maar zich niet stoort aan zijn geboden is een leugenaar; in zo iemand woont de waarheid niet. Maar in een mens die gehoorzaam is aan Gods woord heeft zijn liefde werkelijk haar volmaaktheid bereikt; dan weten we zeker dat we ‘in Hem’ zijn. Wie aanspraak maakt op verbondenheid met God moet leven juist zoals Christus geleefd heeft. Vrienden, ik leg u geen nieuw gebod op. Het is het oude gebod dat gij altijd gehad hebt; het is de boodschap die gij vanaf bet begin hebt gehoord. Toch is het ook weer een nieuw gebod en dat geldt van Christus maar ook van u: want de duisternis gaat voorbij en het waarachtige licht schijnt reeds. Wie zegt in het licht te zijn maar zijn broeder haat die is nog steeds in duisternis. Wie zijn broeder liefheeft blijft in het licht en hij komt niet ten val. Maar wie zijn broeder haat is in duisternis. Hij tast in het donker en hij weet niet waarheen zijn weg hem voert, want de duisternis heeft hem blind gemaakt.
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 2, 22-35
Toen de tijd aanbrak waarop Maria en het Kind volgens de Wet van Mozes gereinigd moesten worden, brachten zijn ouders Jezus naar Jeruzalem om Hem aan de Heer op te dragen, volgens het voorschrift van de Wet des Heren: elke eerstgeborene van het mannelijk geslacht moet aan de Heer worden toegeheiligd, en om volgens de bepaling van de Wet des Heren een offer te brengen, namelijk een koppel tortels of twee jonge duiven. Nu leefde er in Jeruzalem een zekere Simeon, een wetgetrouw en vroom man die Israëls vertroosting verwachtte, en de heilige Geest rustte op hem. Hij had een godsspraak ontvangen van de heilige Geest dat de dood hem niet zou treffen voordat hij de Gezalfde des Heren zou hebben aanschouwd. Door de Geest gedreven was hij naar de tempel gekomen. Toen de ouders het kind Jezus daar binnenbrachten om aan Hem het voorschrift der Wet te vervullen, nam ook hij het kind in zijn armen en verkondigde Gods lof met de woorden: “Uw dienaar laat Gij, Heer, nu naar uw woord in vrede gaan: mijn ogen hebben thans uw Heil aanschouwd dat Gij voor alle volken hebt bereid; een licht dat voor de heidenen straalt, een glorie voor uw volk Israël.” Zijn vader en moeder stonden verbaasd over wat van Hem gezegd werd. Daarop sprak Simeon over hen een zegen uit en hij zei tot Maria, zijn moeder: “Zie, dit kind is bestemd tot val of opstanding van velen in Israël, tot een teken dat weersproken wordt, opdat de gezindheid van vele harten openbaar moge worden; en uw eigen ziel zal door een zwaard worden doorboord.”
Overweging
. . . brachten zijn ouders Jezus naar Jeruzalem om Hem aan de Heer op te dragen (Lucas 2,22)
Waarom gingen Maria en Jozef met Jezus naar de tempel? De reden daarvoor gaat terug op de oorsprong van het Paasfeest. God had de Israëlieten opgedragen het bloed van een lam aan te brengen op hun deurposten opdat Hij zo hun oudste zonen kon sparen van de plaag die Egypte zou treffen. Sindsdien moesten alle eerstgeboren zonen aan de Heer gewijd worden (Exodus 13,2). Er moest een lam – of door de armen een tortelduif of een jonge duif – geofferd worden om het kind te “verlossen”, om het te bewaren voor kwaad.
Natuurlijk kunnen we tegenwerpen dat Jezus niet verlost hoefde te worden. Hij is nota bene het Lam dat ons allen verlost heeft! Maar in overeenstemming met de aard van een lam, kwam die verlossing tot stand via onderwerping – onderwerping aan de wil van zijn Vader. En de wil van God impliceerde dat Hij naar de tempel werd gebracht om aan zijn hemelse Vader aangeboden te worden! De toewijding van Jezus was dus meer dan een symbool. Het was het begin van een leven dat helemaal aan God was overgegeven, een leven totaal toegewijd aan de verheerlijking van de Vader.
Wanneer u dit weekend naar de Eucharistieviering gaat, denk dan eens aan deze opdracht van Jezus in de tempel. Terwijl de priester de hostie consacreert, sta er dan even bij stil wat hij feitelijk aan het doen is: Jezus offeren aan de Vader. Jozef en Maria offerden Jezus als een hulpeloos kind. Maar nu lijkt Hij nog hulpelozer, niet meer dan een stukje brood in de vorm van een hostie. Maar net als Maria en Jozef weten we hoeveel kracht, liefde en genade er in die kleine hostie zitten, genoeg om de zonden van de hele wereld te dekken! Genoeg om ieder van ons tot kind van God te maken!
Misschien bent u in de gelegenheid wat vroeger naar de kerk te gaan en te bidden over wat u aan God kunt aanbieden. Dat zal waarschijnlijk maar heel weinig lijken in vergelijking tot Jezus die zijn hele leven offert. Maar wat het ook is, datgene wat u offert wordt iets veel groters als u het aan God aanbiedt in vereniging met het offer van Christus: het brengt Hem veel eer en legt getuigenis af van zijn naam. Het is zoals Jezus zei: een zaadje is maar een graankorrel, maar sterft die “dan brengt hij rijke vruchten voort” (Johannes 12,24).
Gebed
Heer, ik bied U mijn leven aan. Al mijn dromen, plannen, verwachtingen en angsten zijn van U. Geef me het geloof om U vandaag te volgen, wetend dat U alles voor mij ten goede zult keren.
30 december: Feest van de H. Familie
Eerste lezing uit de profeet Sirach 3, 2-6+12-14
De Heer heeft een vader aangesteld over de kinderen, en de moeder recht gegeven over haar zonen. Wie zijn vader eerbiedigt krijgt vergeving van zonden en als iemand die schatten verzamelt is hij die zijn moeder eert. Wie zijn vader eert, beleeft vreugde aan zijn kinderen, en wanneer hij bidt, wordt hij verhoord. Wie zijn vader eert zal een lang leven genieten en wie zijn vader gehoorzaamt verkwikt het hart van zijn moeder. Wie de Heer vreest, eert zijn ouders. Kind, draag zorg voor uw vader op zijn oude dag en doe hem geen verdriet zolang hij leeft. Op de dag dat ge in nood zijt, wordt aan u gedacht; gij die nog in volle kracht zijt, veracht uw vader niet. Medelijden met uw vader wordt niet vergeten, anders dan de zonden bouwt zij uw huis op.
Tweede lezing uit de brief aan de Christenen van Kolosse 3, 12-21
Broeders en zusters,
Bekleedt u, als Gods heilige en geliefde uitverkorenen, met tedere ontferming, goedheid, deemoed, zachtheid en geduld. Verdraagt elkander en vergeeft elkander als de een tegen de ander een grief heeft. Zoals de Heer u vergeven heeft zo moet ook gij vergeven. Voegt bij dit alles de liefde als de band der volmaaktheid. En laat de vrede van Christus heersen in uw hart; daartoe zijt gij immers geroepen, als leden van één Lichaam. En weest dankbaar. Het woord van Christus moge in volle rijkdom onder u wonen. Leert en vermaant elkander met alle wijsheid. Zingt voor God met een dankbaar hart psalmen, hymnen en liederen, ingegeven door de Geest. En al wat gij doet in woord of werk, doet alles in de Naam van Jezus de Heer, God de Vader dankend door Hem. Vrouwen, weest uw man onderdanig, zoals het christenen betaamt. Mannen, hebt uw vrouw lief en weest niet humeurig tegen haar. Kinderen, gehoorzaamt uw ouders in alles, want dit is de Heer welgevallig. Vaders, tergt uw kinderen niet, opdat zij de moed niet verliezen.
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 2, 41-52
Ieder jaar reisden de ouders van Jezus bij gelegenheid van het paasfeest naar Jeruzalem. En overeenkomstig het gebruik bij dit feest gingen zij opnieuw daarheen toen Hij twaalf jaar geworden was. Maar na afloop van die dagen keerden zij naar huis terug. Het kind Jezus bleef echter in Jeruzalem achter zonder dat zijn ouders het wisten. In de mening dat Hij zich bij de karavaan bevond, gingen zij een dagreis ver en zochten Hem toen onder familieleden en bekenden. Omdat zij Hem niet vonden keerden zij al zoekende naar Jeruzalem terug. Pas na drie dagen vonden zij Hem in de tempel, waar hij te midden van de leraren zat, naar wie Hij luisterde en aan wie Hij vragen stelde. Allen die Hem hoorden, waren verbaasd over zijn begrip en zijn antwoorden. Toen zij Hem daar opmerkten, stonden zij verslagen. Zijn moeder zei tot Hem: “Kind, waarom hebt Ge ons dit aangedaan? Denk toch eens met wat een pijn uw vader en ik naar U hebben gezocht.” Maar Hij antwoordde: “Wat hebt ge toch naar Mij gezocht? Wist ge dan niet, dat Ik in het huis van mijn Vader moest zijn?” Zij begrepen echter niet wat Hij daarmee bedoelde. Hij ging met hen mee naar Nazaret en was aan hen onderdanig. Zijn moeder bewaarde alles wat er gebeurd was in haar hart. En met de jaren nam Jezus toe in wijsheid en welgevalligheid bij God en de mensen.
Overweging
. . . denk toch eens met wat een pijn uw vader en ik naar U hebben gezocht (Lucas 1,48)
Ja, dat Jozef en Maria ongerust waren dat lijdt geen twijfel! Jezus was al drie hele dagen zoek. Jeruzalem was een grote stad en het krioelde er van de mensen, mensen van allerlei slag. Er kon dus van alles gebeurd zijn.
Hoe reageerde Jezus op de bange en bezorgde woorden van Maria en Jozef? Net zo laconiek als elke puber: “Waar maken jullie je druk over? Jullie hadden toch kunnen bedenken dat Ik in het huis van mijn Vader zou kunnen zijn?” Een voor de hand liggende reactie van Jozef zou zijn: “Sorry, kind, maar mijn huis staat in Nazaret. Je mag een maand lang de deur niet uit!”
Maar dit was niet zomaar een familie, dit was de Heilige Familie en Jezus was al twaalf. Het was vast niet de eerste keer dat Hij hen liet schrikken. Ze waren er waarschijnlijk al mee vertrouwd geraakt “de dingen in hun hart te bewaren” (Lucas 2,51) om er verder over na te denken, te bidden, te praten!
Onze omgangsvormen zijn misschien wat minder beleefd dan die van de Heilige Familie. En onze vaardigheden als ouders zijn misschien ook niet helemaal optimaal – met name als we onszelf vergelijken met Maria en Jozef. Welke ouder kan zeggen dat hij nooit eens uit zijn slof geschoten is bij een onvoorspelbare daad of een onverwachte opmerking van een van zijn kinderen. Iedere ouder weet wel hoe het voelt om heen en weer geslingerd te worden tussen vertrouwen en zorg en angst, een slingerbeweging waarin onze kinderen ons bij tijd en wijle doen belanden.
Het maak niet uit hoe ver we nog van het ideaal verwijderd zijn, we kunnen allemaal leren de stormen van het ouderschap het hoofd te bieden door als ouderpaar samen te werken, door schuld en boosheid te overwinnen met liefde en door onze vragen en zorgen bij onze hemelse Vader te brengen.
Jezus leek heel ver weg tijdens die drie dagen dat het vertrouwen van Maria en Jozef danig op de proef gesteld werd. Maar al die tijd wachtte Hij op hen in het huis van zijn Vader. Soms kunnen ook wij de indruk hebben dat onze kinderen ver weg zijn. Maar als leden van Gods gezin mogen we verwachten dat we elkaar vroeg of laat zullen terugvinden in het huis van onze Vader. Laten we intussen ons gezin toewijden aan Jezus en Hem vragen ons te leren hoe we kunnen komen tot hetzelfde geloof en vertrouwen als we bij Maria en Jozef mochten zien.
Gebed
Vader, U hebt Maria en Jozef gezegend omwille van hun eenheid en liefde.
Geef dat ons gezin ook één zal worden in U, door Uw Heilige Geest.
31 december
Eerste lezing uit de Eerste Brief van Johannes 2, 18-21
Kinderen, het is ‘het laatste uur’. Gij hebt gehoord dat de ‘antichrist’ moet komen. Inderdaad, er zijn nu al vele antichristen opgestaan en daarom weten wij dat het laatste uur is aangebroken. Zij zijn uit ons midden voortgekomen maar zij behoorden niet werkelijk tot ons. Hadden zij tot ons behoord dan waren zij bij ons gebleven; maar het moest duidelijk worden dat zij geen van allen bij ons horen. Ook gij hebt van de Heilige de inwijding ontvangen, ook gij bezit allen ‘kennis’. En ik schrijf u niet omdat gij de waarheid niet zoudt kennen maar juist omdat gij haar kent en omdat de leugen onverenigbaar is met de waarheid.
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes 1, 1-18
In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in het begin bij God. Alles is door Hem geworden en zonder Hem is niets geworden van wat geworden is. In Hem was leven en dat leven was het licht der mensen. En het licht schijnt in de duisternis maar de duisternis nam het niet aan. Er trad een mens op, een gezondene van God; zijn naam was Johannes. Deze kwam tot getuigenis, om te getuigen van het Licht opdat allen door hem tot geloof zouden komen. Niet hij was het Licht maar hij moest getuigen van het Licht. Het ware Licht, dat iedere mens verlicht, kwam in de wereld. Hij was in de wereld; de wereld was door Hem geworden en toch erkende de wereld Hem niet. Hij kwam in het zijne, maar de zijnen aanvaardden Hem niet. Aan allen echter die Hem wel aanvaardden, aan hen die in zijn Naam geloven gaf Hij het vermogen kinderen van God te worden; Zij zijn niet uit bloed noch uit begeerte van het vlees of de wil van een man, maar uit God geboren. Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond. Wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, zulk een heerlijkheid als de Eniggeborene van de Vader ontvangt, vol genade en waarheid. Wij hebben Johannes’ getuigenis over Hem toen hij uitriep: “Deze was het van wie ik zei: Hij die achter mij komt is vóór mij, want Hij was eerder dan ik.” Van zijn volheid hebben wij allen ontvangen; genade op genade. Werd de Wet door Mozes gegeven, de genade en de waarheld kwamen door Jezus Christus. Niemand heeft ooit God gezien; de Eniggeboren God die in de schoot van de Vader is, Hij heeft Hem doen kennen.
Overweging
Aan allen echter die Hem wel aanvaardden, aan hen die in zijn Naam geloven gaf Hij het vermogen kinderen van God te worden (Johannes 1,12).
“Wat zijn jouw goede voornemens voor 2013?” Dat kan soms best een lastige vraag zijn. O ja, dat hoort er ook altijd bij in deze tijd van het jaar! Goede voornemens kunnen ons een kik geven als we dromen van nieuwe projecten en nieuwe activiteiten, maar je kunt er ook ontmoedigend van raken als het tot je doordringt dat sommige dromen – de Mount Everest beklimmen schijnt voor sommigen een fantastische belevenis te zijn – niet compatibel zijn met de zorg voor een gezin of een volledige baan.
De evangelielezing van vandaag gaat over nieuwe dingen waar we aan beginnen. Maar het zijn geen besluiten die we zelf moeten gaan uitvoeren. Het gaar er juist om wat Jezus voor ons wil doen. Als het Woord waardoor alles geschapen is, laat Hij voortdurend zijn licht schijnen over de donkere delen van ons hart. Als Messias en Verlosser biedt Hij ons steeds opnieuw zijn kracht aan opdat we weerstand kunnen bieden tegen de zonde en opdat we vrij kunnen zijn van onderdrukking.
Dit is het “vermogen om kinderen te worden van God” dat Jezus geeft aan iedereen die Hem aanneemt. Het is hemelse kracht, goddelijke genade om ons te helpen om te doen wat we met alleen onze menselijke kracht nooit zouden kunnen. Het is kracht om te gehoorzamen, genade om te vergeven en inspiratie om anderen te dienen. Die kracht is er en wacht op u, gewoon omdat God zoveel van u houdt. U hoeft die kracht niet te verdienen, u hoeft hem alleen maar aan te nemen en te leren hoe u ermee om moet gaan. God staat aan uw kant! Hij wil u heilig maken!
Trek deze oudejaarsdag eens wat tijd uit om uw eigen lijstje van doelen en projecten te maken, maar ook om te luisteren naar wat God in u wil doen. Zeg tegen Hem: “Heer, ik geef dit jaar aan U. Geef mij een doel voor 2013.” Misschien brengt Hij een Bijbelvers in uw gedachten of maakt Hij dat een woord als ‘genade’, ‘durf’, ‘geduld’ of ‘vrede’ zich aan u opdringt. Schrijf dat woord ergens op waar u het terug kunt vinden en keer er de komende maanden naar terug. Let er in de loop van het jaar op hoe dit woord met steeds meer dingen in uw leven te maken krijgt. En kijk volgend jaar om deze tijd achterom en stel vast hoe uw begrip van dat woord is gegroeid – en hoe u ook als persoon bent gegroeid. U bent een kind van God aan het worden – allemaal omdat zijn kracht in u aan het werk is!
Gebed
Jezus, ik wil me graag openstellen voor wat U wilt gaan doen in het komende jaar.
Ik verlang ernaar dat dit jaar een tijd van groei zal zijn in mijn reis met U.
1 januari: Heilige Maria, moeder van God
Eerste lezing uit het boek Numeri 6, 22-27
De Heer sprak tot Mozes: Zeg aan Aäron en zijn zonen: Als gij de Israëlieten zegent, doe het dan met deze woorden: “Moge de Heer u zegenen en u behoeden! Moge de Heer de glans van zijn gelaat over u spreiden en u genadig zijn! Moge de Heer zijn gelaat naar u keren en u vrede schenken!” Als zij zo mijn naam over de Israëlieten uitspreken, zal Ik hen zegenen.
Tweede lezing uit de brief aan de Galaten 4, 4-7
Broeders en zusters,
Toen de volheid van de tijd gekomen was, zond God zijn eigen Zoon, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet om ons, slaven van de wet, vrij te maken zodat wij de rang kregen van zonen. En opdat ge zonen zijt heeft God de Geest van zijn Zoon, die ‘Abba, Vader!’ roept, in ons hart gezonden. Ge zijt dus niet langer slaaf maar zoon en als zoon ook erfgenaam en wel door toedoen van God.
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 2, 16-21
In die tijd haastten de herders zich naar Betlehem en vonden Maria en Jozef en het pasgeboren Kind, dat in de kribbe lag. Toen ze dit gezien hadden, maakten ze bekend wat hun over dit kind gezegd was. Allen die het hoorden, stonden verwonderd over hetgeen de herders hun verhaalden. Maria bewaarde al deze woorden in haar hart en overwoog ze bij zichzelf. De herders keerden terug, terwijl zij God verheerlijkten en loofden om alles wat zij gehoord en gezien hadden; het was juist zoals hun gezegd was. Toen de acht dagen voorbij waren en men het Kind moest besnijden, ontving Hij de naam Jezus, zoals Hij door de engel was genoemd voordat Hij in de moederschoot werd ontvangen.
Gebed
God, door het moederschap van de heilige maagd Maria hebt Gij het eeuwig heil gebracht aan alle mensen. Laat zij voor ons ten beste spreken die uitverkoren werd om Moeder Gods te worden, en het levenslicht te schenken aan de Heer van alle leven, Jezus Christus, uw Zoon. Die met U leeft en heerst in alle eeuwen der eeuwen. Amen.\
6 januari: Openbaring des Heren (Driekoningen)
Eerste lezing uit de profeet Jesaja 60, 1-6
Sta op en laat het licht over u schijnen, Jeruzalem, want de zon gaat over u op en de glorie van de Heer begint over u te schijnen. Want zie: duisternis bedekt de aarde, het donker de volkeren, maar over u gaat de Heer op en zijn glorie is boven u verschenen. Volkeren komen af op uw licht, koningen op de luister van uw dageraad. Sla uw ogen op en zie om u heen: van overal stromen ze naar u toe, uw zonen komen van verre, uw dochters draagt men op de arm. Bij het zien hiervan zult gij met blijdschap worden vervuld en uw hart zal bonzen en wijd worden van vreugde. Want de schatten der zee gaan over in uw bezit, de rijkdommen der volkeren worden aan u afgedragen. Een zee van kamelen bedekt u, jonge kamelen van Midjan en Efa. Alle bewoners van Sjeba trekken naar u toe; ze voeren goud en wierook aan en verkondigen luid de roem van de Heer.
Tweede lezing uit de brief aan de Christenen van Efeze 3, 2-3a+5-6
Broeders en zusters,
Gij hebt vernomen hoe zich de genade Gods heeft verwezenlijkt, die mij met het oog op u gegeven is; door openbaring is mij de kennis van het geheim meegedeeld, zoals ik het reeds in het kort heb beschreven. Nooit is het onder vroegere geslachten aan de kinderen der mensen bekend gemaakt, zoals het nu door de Geest is geopenbaard aan zijn heilige Apostelen en Profeten: dat de heidenen in Christus Jezus mede-erfgenamen zijn, medeleden en mededeelgenoten van de belofte door middel van het Evangelie.
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs 2, 1-12
Toen Jezus te Betlehem in Juda geboren was ten tijde van koning Herodes, kwamen er te Jeruzalem Wijzen uit het oosten en vroegen: “Waar is de pasgeboren koning der Joden? Want wij hebben zijn ster in het oosten gezien en zijn gekomen om Hem onze hulde te brengen.” Toen koning Herodes dit hoorde, werd hij verontrust en heel Jeruzalem met hem. Hij riep alle hogepriesters en schriftgeleerden van het volk bijeen en legde hun de vraag voor, waar Christus moest geboren worden. Zij antwoorden hem: “Te Betlehem in Juda. Zo immers staat er geschreven bij de profeet: En gij, Betlehem, landstreek van Juda, gij zijt volstrekt niet de geringste onder de leiders van Juda, want uit u zal een leidsman te voorschijn treden, die herder zal zijn over mijn volk Israël.” Toen ontbood Herodes in het geheim de Wijzen en vroeg hun nauwkeurig naar de tijd waarop de ster verschenen was. Daarop zond hij hen naar Betlehem met de opdracht: “Gaat een zorgvuldig onderzoek instellen naar dat Kind en wanneer gij het gevonden hebt, bericht het mij dan, opdat ook ik het hulde kan gaan brengen.” Na de koning aangehoord te hebben vertrokken zij. En zie, de ster die zij in het oosten gezien hadden, ging voor hen uit totdat zij boven de plaats waar het Kind zich bevond stil bleef staan. Op het zien van de ster werden zij vervuld van overgrote vreugde. Zij gingen het huis binnen, zagen er het Kind met zijn moeder Maria en op hun knieën neer vallend betuigden zij het hun hulde. Zij haalden hun schatten te voorschijn en boden het geschenken aan: goud, wierook en mirre. En in een droom van Godswege gewaarschuwd niet meer naar Herodes terug te keren, vertrokken zij langs een andere weg naar hun land.
Gebed
Heer onze God, over alle grenzen heen hebt Gij uw heerlijkheid geopenbaard. De Wijzen uit het Oosten hebben uw ster gezien, de volkeren der aarde hebben uw licht aanschouwd. Wij vragen U: laat uw Zoon onze leidsman zijn op onze pelgrimstocht naar U. Laat allen die nog niet geloven, uitzien naar uw licht en de weg vinden naar uw koninkrijk. Door Christus onze Heer. Amen.
13 januari: Doop van de Heer
Eerste Lezing uit de profeet Jesaja 42, 1-4 + 6-7
Zo spreekt de Heer: “Dit is mijn Dienaar die Ik ondersteun, mijn uitverkorene, die Mij in wie Ik behagen schep: mijn geest stort Ik over Hem uit,gerechtigheid laat Hij stralen over de volkeren. Hij roept niet, Hij schreeuwt niet en op straat verheft Hij zijn stem niet. Het geknakte riet zal Hij niet breken en de kwijnende vlaspit niet doven, in waarheid zal Hij de gerechtigheid laten stralen. Onvermoeid en ongebroken zal Hij op aarde gerechtigheid laten zegevieren: de verre kusten zien uit naar zijn leer. Ik, de Heer, roep U in gerechtigheid. Ik neem U bij de hand en waak over U en maak U voor de mensen tot het teken van mijn verbond en tot een licht voor de volken. Blinden zult Gij de ogen openen, gevangenen uit hun kerker bevrijden en uit de gevangenis allen die in duisternis zitten.”
Tweede lezing uit de brief aan de Handelingen 10, 34-38
In die tijd nam Petrus het woord en sprak: “Nu besef ik pas goed, dat er bij God geen aanzien des persoons bestaat, maar dat, uit welk volk ook, ieder die Hem vreest en het goede doet Hem welgevallig is, Het woord heeft Hij tot de zonen van Israël gezonden toen Hij door Jezus Christus de blijde boodschap van vrede verkondigde: Deze is de Heer van allen. Gij weet wat er overal in Judea gebeurd is; hoe Jezus van Nazaret zijn optreden begon in Galilea na het doopsel dat Johannes predikte, en hoe God Hem gezalfd heeft met de heilige Geest en met kracht. Hij, ging weldoende rond en genas allen die onder de dwingelandij van de duivel stonden, want God was met Hem.”
Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 3, 15-16 + 21-22
In die tijd toen het volk vol verwachting was en iedereen zich aangaande Johannes de vraag stelde, of hij niet de Messias zou zijn, gaf Johannes aan allen het antwoord: “Ik doop u met water, maar er komt iemand die sterker is dan ik; ik ben niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken. Hij zal u dopen met de heilige Geest en met vuur.” Terwijl al het volk zich liet dopen, en Jezus na zijn doop in gebed was, geschiedde het dat de hemel openging en de heilige Geest, in lichamelijke gedaante als een duif, over Hem neerdaalde, en een stem uit de hemel sprak: “Gij zijt mijn Zoon, de welbeminde, in U heb ik mijn behagen gesteld.”
Gebed
Almachtige eeuwige God, toen Christus bij zijn doop opstond uit het water van de Jordaan en de Geest over Hem neerdaalde, hebt Gij Hem geopenbaard als uw veelgeliefde Zoon. Ook ons hebt Gij als uw kinderen aangenomen toen wij uit water en Geest herboren zijn. Wij vragen U dat Gij ons staande houdt in uw welbehagen. Door onze Heer Jezus Christus. Amen.
Urbi et Orbi (Pauselijke zegen)
De Pauselijke zegen “Urbi et Orbi” (voor stad en wereld) wordt door de Paus uitgesproken op eerste Kerstdag om 12 uur ’s middags na afloop van zijn toespraak .
Sancti Apostoli Petrus et Paulus de quorum potestate et auctoritate cum filimus ipsi intercedam pro nobis ad Dominum. |
De heilige apostelen Petrus en Paulus in wiens macht en gezag wij vertrouwen hebben, mogen zij voor ons ten beste spreken bij de Heer. |
Resp.: Amen | Allen: Amen |
Precibus et meritis beatae Maria semper Virginis, beati Michaeli, Archangeli, beati Ioannis Baptistae, et sanctorum Apostolorum Petri et Pauli et omnium Sanctorum misereatur vestri omnipotens Deus et dimissis peccatis vestris, perducat vos Iesus Christus ad vitam aeternam. | Door de gebeden en verdiensten van de heilige Maria, altijd Maagd, de Aartsengel Michaël, de heilige Johannes de Doper, en van de heilige apostelen Petrus en Paulus en van alle heiligen moge de almachtige God zich over u ontfermen, en moge door de vergeving van de zonden Jezus Christus u binnenleiden in het eeuwig leven. |
Resp.: Amen | Allen: Amen |
Indulgentiam, absolutionem, et remissionem omnium peccatorum vestrorum, spatium verae et fructorum penitentiae, cor semper penitens et emendationem vitae, gratiam et consolationem Sancti Spiritus; et finalem perseverantiam in bonis operibus tribuat vobis omnipotens et misericors Dominus. |
Vergeving, vrijspraak en kwijtschelding van al uw zonden, de tijd voor een waarachtige en vruchtbare boete, een hart, altijd bereid tot bekering en het leiden van een onberispelijk leven, de genade en de vertroosting van de heilige Geest en tot het einde toe volharding in goede werken moge de almachtige en barmhartige God u schenken. |
Resp.: Amen | Allen: Amen |
Et benedictio Dei omnipotentis, Patris et Filii et Spiritus Sancti descendat super vos et maneat semper. |
En de zegen van de almachtige God, Vader, Zoon en Heilige Geest, moge over u neerdalen en altijd met u blijven. |
Resp.: Amen | Allen: Amen |
Vrede aan zijn volk op aarde
De nacht dat Jezus geboren werd had zich een groot engelenkoor geformeerd. Ze zongen “Glorie aan God in de hoogste hemel, en op aarde vrede onder de mensen in wie Hij een welgevallen heeft” (Lucas 2,14). Die nacht bracht God verlossing aan de mensen, in de gedaante van een baby. Jezus kwam om onze vrede te zijn. De Bijbel vertelt ons dat Maria, toen zij van de engel te horen kreeg dat zij zwanger zou worden uit de kracht van de heilige Geest, geheel in verwarring raakte (Lucas 1,29). Ze begreep het niet helemaal, maar toch was haar antwoord: “laat met mij gebeuren wat u gezegd hebt” (Lucas 1,38). Dat antwoord toont aan dat er vrede in haar hart was. Ook Jozef begreep het niet helemaal. Hij dacht er zelfs over om van Maria te scheiden! Maar toen God hem zijn plan bekend maakte was er ook in zijn hart vrede.
De sleutel tot vrede
Net zoals Maria en Jozef kunnen ook wij goddelijke vrede in ons hart ervaren. Gods vrede kan op vele manieren tot ons komen: doorheen de liefde van onze familie, als we onze gaven tot ontplooiing laten komen, of zelfs als we een rustige wandeling maken in een park. De vrede die we in elk van deze situaties ervaren is echter maar een gedeelte van de volle vrede die God ons wil geven. Hij wil dat we onder alle omstandigheden vervuld zijn van vrede, van zijn vrede, zelfs in de meest pijnlijke en moeilijke momenten.
In de kern heeft deze goddelijke vrede alles te maken met verzoening en omvorming. Deze vrede mogen we leren kennen op het moment dat we tot het besef komen dat Jezus ons verzoend heeft met de Vader in de hemel, en dat we in ons hart weten dat het tussen God en ons goed zit. Aan beide voorwaarden moet voldaan zijn: een besef dat Jezus ons verzoend heeft, en een gezuiverd geweten, dat eraan te danken is dat we onze zonden aan Jezus beleden hebben en van Hem vergeving ontvangen hebben. Als aan beide voorwaarden voldaan is dan kunnen we Gods vrede kennen, ongeacht hoe de uiterlijke omstandigheden van ons leven ook zijn. Net zoals bij Maria en Jozef is onze vrede dan niet gebaseerd op het feit dat alles gaat zoals wij het zouden wensen, maar op de ongelooflijke diepte van Gods liefde voor ons.
We weten allemaal dat Kerstmis een tijd is van liefde, van samenzijn als familie, van attenties. Maar er is iets wat nog belangrijker is: Kerstmis is de tijd om ons te verheugen om onze redding, en om God te danken voor de manier waarop Hij met ons aan het werk is. Laten we genieten van de goddelijke vrede als we Kerstmis vieren met onze familie en vrienden. Laten we ook naar Jezus toe gaan en Hem vertellen dat het het diepste verlangen van ons hart is met Hem een goede en liefdevolle relatie te hebben.
Wat zegt de Catechismus van de Katholieke Kerk over de geboorte van Christus?
525 | Jezus is in de nederigheid van een stal geboren, in een arm gezin; eenvoudige herders zijn de eerste getuigen van het gebeuren. In deze armoede manifesteert zich de heerlijkheid van de hemel. De kerk wordt niet moe de luister van deze nacht te bezingen:
|
526 | “Kind worden” in relatie tot God is een voorwaarde om het rijk binnen te gaan; daarom moet men zich vernederen, klein worden; of, wat meer is, men moet “opnieuw geboren worden” (Joh. 3,7), “uit God geboren worden” (Joh. 1,13) om “kinderen van God te worden” (Joh. 1,12). Het mysterie van Kerstmis voltrekt zich in ons, wanneer wij “de gestalte ‘van Christus’ aannemen” (Gal. 4,19). Kerstmis is het mysterie van deze “wonderlijke ruil”: Hoe wonderlijk is deze ruil: van een maagd die geen man bekent, neemt de Schepper een menselijk lichaam aan om ons te maken tot kinderen van God. |
527 | De besnijdenis van Jezus op de achtste dag na zijn geboorte is het teken van zijn opname in het geslacht van Abraham, in het volk van het verbond, het teken ook van zijn onderwerping aan de wet en van zijn afvaardiging tot de eredienst van Israël, waaraan Hij heel zijn leven zal deelnemen. Dit teken is een voorafbeelding van de “Christus-besnijdenis die het doopsel is” (Kol. 2,11-13). |
528 | De openbaring van de Heer is de openbaring van Jezus als Messias van Israël, Zoon van God en Verlosser van de wereld. Met het doopsel van Jezus in de Jordaan en de bruiloft van Kana viert dit feest de aanbidding van Jezus door de “wijzen” die uit het oosten kwamen (Mt. 2,1). In deze “wijzen”, vertegenwoordigers van de omringende heidense godsdiensten, ziet het evangelie de eerstelingen van de volken die de blijde boodschap van het heil door de menswording aannemen. De komst van de wijzen naar Jeruzalem om “hulde te brengen aan de koning van de joden” (Mt. 2,2) laat zien dat zij in Israël, in het Messiaanse licht van de ster van David, Hem zoeken die de koning van de volken zal zijn. Hun komst betekent dat de heidenen Jezus alleen maar kunnen ontdekken en aanbidden als Zoon van God en Heiland van de wereld, als zij zich keren naar de joden en van hen de Messiaanse belofte, zoals die vervat ligt in het Oude Testament, ontvangen. De openbaring van de Heer toont dat alle heidenen hun intrede doen in de familie der aartsvaders en de Israelitica dignitas verwerven. |
529 | De opdracht van Jezus in de tempel toont Hem als de eerstgeborene die de Heer toebehoort. Met Simeon en Hanna is het heel de verwachting van Israël die tot de ontmoeting met zijn Verlosser komt (de Byzantijnse traditie noemt deze gebeurtenis zo). Jezus wordt herkend als de zo lang verwachte Messias, “licht van de volken” en “glorie van Israël”, maar ook als “teken van tegenspraak”. Het zwaard van smart, dat Maria voorzegd is, kondigt dat andere, volmaakte en unieke offer van het kruis aan, dat het heil zal schenken dat God “voor alle volken bereid heeft.” |
530 | De vlucht naar Egypte en de kindermoord laten de tegenstelling zien tussen de duisternis en het licht; “Hij kwam in het zijne, maar de zijnen aanvaardden Hem niet (Joh. 1,11). Heel het leven van Christus zal in het teken van de vervolging staan. De zijnen delen met Hem in deze vervolging. Zijn terugkeer uit Egypte herinnert aan de uittocht en stelt Jezus voor als de definitieve bevrijder. |
Kerstpreek van de H. Augustinus
Onderstaand kunt u een preek lezen van de kerkvader Augustinus
Dit is de dag (preek 195)
Onze Heer Jezus Christus, Zoon van God en mensenzoon tegelijk, heeft de dag van vandaag geschapen en geheiligd. Uit de Vader geboren zonder moeder heeft Hij elke dag geschapen. Uit een moeder geboren zonder vader heiligde Hij deze dag. In zijn goddelijke geboorte blijft Hij onzichtbaar, door zijn menselijke geboorte wordt Hij zichtbaar. Beide geboorten zijn wonderbaarlijk. Daarom heeft de profeet Jesaja over Hem voorzegd: ‘Wie kan zijn geboorte verklaren?’
Het is moeilijk te beoordelen op welke geboorte Jesaja vooral doelt. Over die waarbij Hij nooit ongeboren is geweest en mede-eeuwig is met de Vader? Of over de geboorte waarbij Hij op een gegeven moment ter wereld kwam bij een moeder die Hij zelf al had gemaakt? Of toch over die eerste geboorte waarbij Hij, die altijd was, altijd werd geboren? Wie zal verklaren hoe licht uit licht is geboren en hoe die twee toch één licht zijn? Hoe God uit God is geboren en God in aantal daarbij niet toenam? Hoe kan men – alsof het om een historisch feit gaat – zeggen dat Hij geboren is? Bij de goddelijke geboorte ging de tijd toch niet voorbij, want dan zou die geboorte tot het verleden behoren. De tijd ging toch ook niet aan de geboorte vooraf, want dan zou de geboorte in de toekomst liggen. En zijn geboorte behoorde evenmin tot het heden, want dan zou de geboorte nog aan de gang zijn en niet ten einde. Wie zal deze geboorte verklaren? Niemand, omdat wat uitgelegd moet worden, buiten de tijd blijft, maar de woorden van de uitleggen met de tijd vervliegen. En wie heeft een verklaring voor Jezus’ geboorte uit een maagd, die Hem in het vlees ontving zonder lichamelijke gemeenschap? Zijn geboorte uit haar lichaam bracht haar overvloed om Hem te kunnen voeden, nam haar daarentegen haar maagdelijkheid niet af toen ze Hem baarde. Wie kan dan één van die geboorten, of beide verklaren?
De Heer onze God is hier. Hier is de Middelaar tussen God en de mensen, een mens en onze Verlosser. Geboren uit de Vader heeft Hij een moeder geschapen en geboren uit een moeder verheerlijkte Hij de Vader. De Eniggeborene van de Vader zonder dat een vrouw Hem baarde, de eniggeborene van zijn moeder zonder dat zij Hem door gemeenschap met een man had ontvangen. In schoonheid munt Hij ver boven de mensenkinderen uit, de zoon van de heilige Maria, de bruidegom van de heilige kerk, die Hij op zijn moeder wilde laten lijken. Want Hij heeft voor ons de kerk tot moeder gemaakt, terwijl Hij voor zichzelf de kerk als maagd bewaart. Tegen haar zegt de apostel Paulus immers: ‘Met één man, Christus, heb ik u verloofd, om u als ongerepte maagd tot Hem te voeren.’ Verderop zegt Paulus over onze moeder de kerk, dat zij geen dienstmaagd is, maar een vrije vrouw. Hoewel zij een vrouw alleen is, zal zij vele kinderen hebben, meer dan de vrouw die een man heeft. De kerk bezit dus een voortdurende ongereptheid en een nooit verwelkende vruchtbaarheid net als Maria. Want wat Maria in het vlees mocht ontvangen, bewaarde de kerk in de geest. Met dit verschil dat Maria één kind ter wereld bracht, terwijl de kerk vele kinderen baart, die door de ene Christus tot één lichaam verzameld moeten worden.
Dit is dus de dag waarop Hij door wie de wereld is geschapen, ter wereld kwam. Dit is de dag waarop Hij door mens te worden onder ons aanwezig is, die in kracht nooit afwezig was. En Hij kwam dus naar het zijne, omdat Hij altijd al in deze wereld was. Hij was al in de wereld, maar het viel de wereld niet op, omdat het licht in de duisternis scheen, maar de duisternis het licht niet aannam. Hij kwam in het vlees om het vlees van gebreken te reinigen. Hij kwam in een lichaam van aarde, als geneesmiddel, om de ogen van ons innerlijk te genezen, die door de aarde buiten ons waren verblind. Wij waren voorheen duister. Hij kwam, opdat wij licht worden in de Heer nu onze ogen weer beter zijn. Moge het licht niet meer in de duisternis schijnen, aanwezig voor afwezigen, maar duidelijk zichtbaar zijn voor wie het ziet.
Daartoe kwam de bruidegom zijn bruidsvertrek uitgetreden. Als een reus sprong Hij op om zijn weg af te leggen. Stralend als een bruidegom, gigantisch sterk, beminnelijk en vreeswekkend, ernstig en vriendelijk tegelijk, zacht voor goede mensen, bars voor slechte. Hoewel Hij in de schoot van de Vader bleef, vulde Hij de buik van zijn moeder. In het bruidsvertrek, dat is de moederbuik van de maagd, verbond de goddelijke natuur zich met de menselijke. Daar is het Woord vlees geworden voor ons. Zo kon het, voortkomend uit de moeder, onder ons wonen. En door ons voor te gaan naar de Vader kon het ons een plaats bereiden om te wonen. Laten wij vandaag dus blij zijn en deze dag plechtig vieren. En laten wij in geloof vurig verlangen naar de eeuwige dag, mogelijk gemaakt door Hem die als eeuwige voor ons is geboren in de tijd.
Hymnen
Ochtendhymne
Van ’t vroeglicht van de dageraad
tot waar de zon weer ondergaat,
zingt elk de koning Christus eer,
Het kind der Maagd is onze Heer.
De Heer die alles deed ontstaan,
Hij neemt de knechtsgestalte aan,
opdat door ’t vlees Hij ’t vlees bevrijdt
en wat Hij schiep, behoudt en leidt.
Het is de schoot der reine Maagd
die hemelse genade draagt
en zwelt van een geheimenis
dat voor haarzelf verborgen is.
Haar lichaam ongerept en kuis
wordt voor God zelf een heilig huis.
Geen man bekent zij. Door het woord
brengt zij de Zoon des hemels voort.
Hem is het die zij ’t leven geeft,
die Gabriël verkondigd heeft,
en wie de Doper hulde bood,
opspringend in zijn moeders schoot.
Hij die het hele leven hoedt,
die ook de kleinste vogel voedt,
ligt hier in ’t stro, Hij ’s hemels vorst,
hier drinkt Hij aan zijn moeders borst.
Luid klinkt het lied van ’t engelenkoor:
Ere zij God, de hemel door.
Aan herders wijst het in een stal
de grote herder van ’t heelal.
U, Jezus, zij de heerlijkheid,
die uit de Maagd geboren zijt,
met Vader en met Geest tezaam
zij eeuwig lof uw grote Naam.
Avondhymne
Jezus, die ons verlost en leidt,
die deelt in ’s Vaders heerlijkheid,
die vóór de oorsprong van het licht
gesteld werd voor zijn aangezicht.
Gij zijt des Vaders glans en gloed,
Gij aller wens en hoop voorgoed;
o hoor het volk, dat uit één mond
U smeekt in heel het wereldrond.
Gedenk, Verlosser goed en groot,
hoe uit de maagdelijke schoot
Gij tot ons heil geboren zijt,
een mens in onze menselijkheid.
Maak deze dag opnieuw het waar,
die weerkeert in de kring van ’t jaar,
dat Gij uit ’s Vaders heerlijkheid
tot aller heil gekomen zijt.
Nu zingen sterren, aarde en zee
en al wat is de lofzang mee,
het nieuwe lied dat Hem bezingt,
wiens heil het gans heelal doordringt.
En wij die door uw schuldloos rein
en heilig bloed gewassen zijn,
zingen een nieuw lied U ter eer
op uw geboortedag, o Heer.
U, Jezus, zij de heerlijkheid,
die uit de Maagd geboren zijt,
met Vader en met Geest tezaam
zij eeuwig lof uw grote Naam.
Gebeden uit de liturgie van Kerstmis
Gebed op de vooravond van kerstmis
God, ieder jaar mogen wij met vreugde uitzien naar onze verlossing. Wij bidden U: laat ons uw eniggeboren Zoon, die wij met blijdschap als Verlosser ontvangen, ook met een gerust hart tegemoet zien, wanneer Hij als Rechter zal komen. Door Christus onze Heer. Amen.
Gebed in de kerstnacht
God, Gij hebt deze heilige nacht doen stralen door de luister van het ware licht. Wij bidden U laat ons, die op aarde het mysterie hebben leren kennen van dit licht, ook de vreugde ervan genieten in de hemel. Door Christus onze Heer. Amen.
Gebed op de kerstochtend
Almachtige God, in uw mensgeworden Woord worden wij door een nieuw licht overstraald. Wij bidden U: laat alles wat wij doen, getuigen van het licht dat door het geloof in ons brandt. Door Christus onze Heer. Amen.
Gebed voor kerstdag
God, op wonderbare wijze hebt Gij de mens geschapen en op nog wonderlijker wijze in zijn waardigheid hersteld. Wij bidden U: neem ons op in het goddelijk leven van Hem, die ons mens-zijn heeft willen delen: Jezus Christus, onze Heer. Amen.
Kerstliederen
De herdertjes lagen bij nachte
De herdertjes lagen bij nachte,
Zij lagen bij nacht in het veld.
Zij hielden vol trouwe de wachte,
Zij hadden hun schaapjes geteld.
Daar hoorden zij d’engelen zingen
Hun liederen vloeiend en klaar;
De herders naar Betlehem gingen:
’t Liep tegen het nieuwe jaar.
Toen zij er te Betlehem kwamen,
Daar schoten drie stralen dooreen:
Een straal van omhoog zij vernamen,
Een straal uit het kribje beneén;
Toen vlamd’ er een straal uit hun ogen
En viel op het Kindeke teer;
Zij stonden tot schreiens bewogen,
En knielden bij Jezus neer.
Maria die bloosde van weelde,
Van ootmoed en lieflijke vreugd’;
De goede Sint Jozef, hij streelde
Het Kindje, der mensen geneugt’;
De herders bevalen te weiden
Hun schaapkens aan d’engelenschaar:
Wij kunnen van ’t kribje niet scheiden
Wij wachten het nieuwe jaar.
Och Kindje, och Kindje dat heden
in ’t nederige stalletje kwaamt,
ach laat ons uw paden betreden,
want Gij hebt de wereld beschaamd.
Gij kwaamt om de wereld te winnen,
de machtigste vijand te slaan;
de kracht uwer liefde van binnen
kan wereld noch hel weerstaan.
Al wie dolend in het donker
Al wie dolend in het donker
in de holte van de nacht
en verlangend naar een wonder
op de nieuwe morgen wacht:
Vrijheid wordt aan u verkondigd
door een koning zonder macht.
Onze lasten zal Hij dragen
onze onmacht totterdood
geeft als antwoord op ons vragen
ons Zichzelf als levensbrood:
nieuwe vrede zal er dagen
liefde straalt als morgenrood.
Tot de groten zal Hij spreken
even weerloos als een lam
het geknakte riet niet breken
Hij bewaakt de kleine vlam:
hoort en ziet het levend teken
van een God die tot ons kwam.
Drie koningen zagen een sterre
Drie koningen zagen een sterre,
een sterre van wondere pracht;
de sterre van Jacob, het teken,
zolang aan de hemel verwacht.
Zij repten zich heen in ’t geleide
der ster, die zij hadden aanschouwd,
naar ’t land van de Joden met giften
van mirre, van wierook en goud.
Toen zij te Jeruzalem kwamen,
verdween er de sterre meteen;
zij gingen naar koning Herodes,
en vroegen: waar moeten wij heen?
Waar is er de Koning geboren,
wiens sterre wij hebben aanschouwd?
Wij zijn ter aanbidding gekomen
met mirre, met wierook en goud.
En toen zij daar hadden vernomen;
naar Betlehem moet ge dan gaan,
vertoonde zich weder de sterre,
en reisden zij blijde weer aan.
Zij vonden het koninklijk Kindje
en knielden aanbiddend terneer,
met goud en met wierook en mirre
en keerden vol dankbaarheid weer.
Eer zij God
Eer zij God in deze dagen,
eer zij God in deze tijd,
mensen van het welbehagen
roept op aarde vrede uit.
Gloria in excelsis Deo.
Eer zij God die onze Vader
en die onze koning is.
Eer zij God die op de aarde
naar ons toe gekomen is.
Gloria in excelsis Deo.
Lam van God, Gij hebt gedragen
alle schuld tot elke prijs,
geef in onze levensdagen
peis en vreé, kyrieleis.
Gloria in excelsis Deo.
Eeuwen geleden
Eeuwen geleden,
kwamen getreden,
herders in Betlehems arme stal.
Zacht ziet de moeder neer,
op ’t kindje klein en teer;
’t hemelse licht schijnt overal.
Kindje in de heilige nacht,
dat ons Gods liefde bracht,
ook wij staan om Uwe krib geschaard.
Lief, heilig kindekijn,
nu wij zo stille zijn:
klinkt zacht en teder vrede op aard.
Er is een kindeke geboren op d’aard
Er is een Kindeke geboren op d’aard
Er is een Kindeke geboren op d’aard
’t Kwam op de aarde voor ons allemaal
’t Kwam op de aarde voor ons allemaal
’t Kwam op de aarde en ’t had er geen huis
’t Kwam op de aarde en ’t had er geen huis
’t Kwam op de aarde en ’t droeg al zijn kruis
’t Kwam op de aarde en ’t droeg al zijn kruis
Er is een Kindeke geboren in ’t strooi
Er is een Kindeke geboren in ’t strooi
’t Lag in een kribbe, gedekt met wat hooi
’t Lag in een kribbe, gedekt met wat hooi
’t Kwam op de aarde voor ons allemaal
’t Kwam op de aarde voor ons allemaal
En ’t wenst ons allen een zalig nieuw jaar
En ’t wenst ons allen een zalig nieuw jaar
Er is een roos ontsprongen
Er is een roos ontsprongen
uit ene wortelstam;
die, lijk ons d’ouden zongen,
uit Jesse ’t leven nam;
nu heeft zij bloem gebracht,
in ’t midden van de winter,
in ’t midden van de nacht.
0 rozenstruik, Maria,
0 alderpuurste Maagd:
van u zingt Isaias,
van ’t bloemken, dat gij bracht;
want eeuwig in Gods raad
lag dat gij ’t Kind zoudt baren
tot alder wereld baat.
Wij bidden u Maria
om ’t Kind dat op u loech,
om deez’lief bloemkes smarten,
die het voor ons verdroeg:
wil ons toch hulpe zijn,
dat wij U mogen maken
een woning fraai en fijn.
Herders, hij is geboren
Herders, Hij is geboren
in ’t midden van de nacht,
die zo lang van tevoren
de wereld heeft verwacht.
Vrolijk, o herderkens,
zongen ons d’engelkens,
zongen met blijde stem:
haast u naar Betlehem.
Wij arme, slechte liekens
gelijk de boeren zijn,
wekten onze gebuurkens
en in de maneschijn;
liepen met blij geschat
naar deze arme stal
daar ons de eng’lenzang
altemaal toe bedwang.
Als wij daar zijn gekomen,
ziet, een klein Kindeken
leit op ’t stro nieuwgeboren,
zoet als een lammeken.
D’oogskens van stonden aan
zag men vol tranen staan.
’t Weende uit druk en rouw
in deze straffe kou.
’t Kindje begon te slapen,
de Moeder sprak ons aan:
lieve herders, tezamen,
wilt zoetjes buiten gaan!
U lie zij peis en vree!
Dat brengt mijn Kindje mee,
want ’t is uw God en Heer.
Komt morgen nog eens weer.
Het was een maged uitverkoren
Het was een maged uitverkoren,
Daar Jezus af wou zijn geboren.
Dies ben ik vro, benedicamus Domino.
Te Nazaret al in die stede,
Daar was een maged rein van zeden.
Dies ben ik vro, Benedicamus Domino.
Om haar Gods wil te gaan verkonden
Werd de engel Gabriël gezonden.
Dies ben ik vro, Benedicamus Domino.
“Wees niet bevreesd, gij maagd vol ere,
de moeder zult gij zijn des Heren.”
Dies ben ik vro, Benedicamus Domino.
“De Heil’ge Geest zal tot u komen,
gelijk de dauw valt op de bloemen
Dies ben ik vro, Benedicamus Domino.
Maria viel op hare knieën:
“Dat ’s Heren wil aan mij geschiede.”
Dies ben ik vro, Benedicamus Domino.
Hoe leit dit kindeke
Hoe leit dit Kindeke hier in de kou:
Ziet eens hoe alle zijn ledekens beven,
Ziet eens, hoe dat Het weent en krijt van rouw!
Na, na, na, na, na, na, Kindeke teer,
Ei, zwijg toch stil, sus, sus!
En krijt niet meer.
Ga ras dan, herderkens, komt naar de stal.
Speelt een zoet liedeke voor dit teer lammeke:
Mij dunkt het, dat Het nu haast slapen zal!
Na, na, na, na, na, na, Kindeke teer,
Ei, zwijg toch stil, sus, sus!
En krijt niet meer.
En gij, o engeltjes, komt hier ook bij:
Zingt een motetteke voor Uwen Koning:
Wilt Hem vermaken door uw melodij:
Na, na, na, na, na, na, Kindeke teer,
Ei, zwijg toch stil, sus, sus!
En krijt niet meer.
Luidt klokje klingelingeling
Luidt klokje, klingelingeling,
luidt klokje, kling.
Laat de boodschap horen:
Jezus is geboren.
Voor die blijde klanken
willen wij God danken.
Luidt klokje, klingelingeling,
luidt klokje, kling.
Maria die zoude naar Betlehem gaan
Maria die zoude naar Betlehem gaan,
Kerstavond voor de noene;
Sint Jozef zoude al met haar gaan,
Om haar gezelschap te hoeden.
Het hageld’ en sneeuwde en ’t was er zo koud,
De rijm lag op de daken;
Sint Jozef tot Maria sprak:
“Maria wat zullen wij maken?”
Maria die zei: “Ik ben er zo moe,
Laat ons een weinig rusten.”
“Laat ons een weinig verder gaan,
Aan ’n huizeke zullen wij rusten!”
Zij kwamen een weinig verder gegaan
Tot aan een boerenschure,
’t is daar waar Heer Jezus geboren werd,
Daar sloten noch vensters noch deuren.
Het kleine Kind weende, Maria die zong,
Gods eng’len uit den tronen,
Zij kwamen tezamen nedergedaald:
Zij kwamen Maria kronen.
Nowell
Nowell, Nowell in Betlehem,
zongen d’englen met blijde stem.
In ’t stille dal hielden herders de wacht,
en hoedden in koude nacht.
Nowell, Nowell, Nowell, Nowell
Hij is geboren in Israël.
Zij volgden de ster, die licht als de ster
de plaats waar Jezus lag.
In ’t kille stro het kindeke teer,
zij knielden bij ’t Kribje neer.
Nowell, Nowell, Nowell, Nowell
Hij is geboren in Israël.
Lof moet Hem zijn ten alle tijd,
nu zingen zeer verblijd.
Van God en Heer in Betlehems stal,
die ons heeft bevrijd van de val.
Nowell, Nowell, Nowell, Nowell
Hij is geboren in Israël.
Nu zijt wellekome
Nu zijt wellekome, Jezus, lieve Heer;
Gij komt van alzo hoge, van alzo veer!
Nu zijt wellekome van de hoge hemel neer;
Hier al in dit aardrijk zijt Gij gezien nooit meer:
Kyrieleis.
Christe, Kyrieleison laat ons zingen blij,
Daarmeed’ ook onze leisen beginnen vrij!
Jezus is geboren op de heilige Kerstnacht
Van een maged reine, die hoog moet zijn geacht:
Kyrieleis.
D’herders op de velden hoorden een nieuw lied,
Dat Jezus was geboren, zij wisten ’t niet.
Gaat aan geender straten en gij zult Hem vinden klaar;
Bet’lem is de stede, daar ’t is geschied voorwaar:
Kyrieleis.
D’heilige Driekoningen uit zo verre land
zij zochten onze Here met offerhand.
Z’offerden ootmoedelijk mir, wierook ende goud
t’ere van den Kinde dat alleding behoudt.
Kyrieleis.
Stille nacht, heilige nacht
Stille nacht, heilige nacht,
Davids Zoon lang verwacht,
die miljoenen eens zaligen zal,
wordt geboren in Betlehems stal,
Hij der schepselen Heer,
Hij der schepselen Heer.
Hulpeloos Kind, heilig Kind,
dat zo trouw zondaars mint,
ook voor mij hebt G’U rijkdom ontzegd,
wordt Ge op stro en in doeken gelegd.
Leer m’U danken daarvoor,
Leer m’U danken daarvoor.
Stille nacht, heilige nacht!
Vreed’en heil wordt gebracht
aan een wereld verloren in schuld;
Gods belofte wordt heerlijk vervuld.
Amen, Gode zij eer!
Amen, Gode zij eer!
’t Is geboren het God’lijk kind
’t Is geboren het God’lijk Kind!
Komt, herders speelt op uw feestschalmeien!
’t Is geboren het God’lijk Kind,
dat ons allen zo teer bemint.
‘k Zie een engel die daar gezwind,
Dalend over de groene weiden.
‘k Zie een engel die daar gezwind,
Bij hun schaapkens de herders vindt.
’t Is geboren het God’lijk Kind!
Komt, herders speelt op uw feestschalmeien!
’t Is geboren het God’lijk Kind,
dat ons allen zo teer bemint.
Schrikt niet, herders, weest blijgezind,
Laat uw schaapkens in die valleien!
Schrikt niet, herders, weest blijgezind,
Daar gij eerst den Verlosser vindt.
’t Is geboren het God’lijk Kind!
Komt, herders speelt op uw feestschalmeien!
’t Is geboren het God’lijk Kind,
dat ons allen zo teer bemint.
In een stal ligt dat God’lijk Kind,
Op wat stro moet zijn leden spreien!
In een stal ligt dat God’lijk Kind,
Waar zijn moeder ’t in doekjes windt!
’t Is geboren het God’lijk Kind!
Komt, herders speelt op uw feestschalmeien!
’t Is geboren het God’lijk Kind,
dat ons allen zo teer bemint.
Hoort, hoe klagende zucht de wind!
Jezus ogen zo bitter schreien!
Hoort, hoe klagende zucht de wind!
Daar Gods lijden op aard’ begint!
’t Is geboren het God’lijk Kind!
Komt, herders speelt op uw feestschalmeien!
’t Is geboren het God’lijk Kind,
dat ons allen zo teer bemint.
Zondaars boos, weent uw ogen blind,
Laat u Jezus niet meer verbeien!
Zondaars boos, weent uw ogen blind,
Daar Gods lijden de dood verwint!
’t Is geboren het God’lijk Kind!
Komt, herders speelt op uw feestschalmeien!
’t Is geboren het God’lijk Kind,
dat ons allen zo teer bemint.
Te Betlehem geboren
Te Betlehem geboren
is ons een kindje klein;
dat heb ik mij verkoren,
zijn dienaar wil ik zijn:
Eia, eia, zijn dienaar wil ik zijn.
Heer Jezus werd mijn broeder,
geboren in Kerstnacht.
Maria was de Moeder
die Hem ter wereld bracht.
Eia, eia, die Hem ter wereld bracht.
Hoe hebben zij geleden,
die Moeder en dat Kind.
De weg zijn zij getreden,
waar ‘k almaar lijden vind.
Eia, eia, waar ‘k almaar lijden vind.
Nu zet ik niet mijn zinnen,
op aardse dingen meer.
Maria wil ik minnen
en Jezus lieve Heer.
Eia, eia, en Jezus lieve Heer.
Wij komen tezamen
Wij komen tezamen onder ’t sterrenblinken,
een lied moet weerklinken voor Betlehem:
Christus geboren zingen d’eng’lenkoren.
Venite adoremus, Venite adoremus,
Venite adoremus, Dominum.
Drie wijzen met wierook kwamen er van verre,
zij volgden zijn sterre naar Betlehem.
Herders en wijzen komen Jezus prijzen.
Venite adoremus, Venite adoremus,
Venite adoremus, Dominum.
Ook wij uitverkoren mogen U begroeten
en kussen uw voeten, Emmanuël.
Wij willen geven hart en geest en leven.
Venite adoremus, Venite adoremus,
Venite adoremus, Dominum.
Kerstverhalen voor kinderen
Het kerstkindje
Jozef en Maria zijn op reis gegaan.
Maria zit op ’t ezeltje en Jozef loopt vooraan.
Ze komen laat in Betlehem; de mensen slapen al.
Nergens is een plekje meer, alleen nog in de stal.
In het veld zijn herders; zij houden in de nacht
over hun kudde schapen bij het vuur de wacht.
Opeens komt er een engel; die zegt tegen hen:
“Jezus is geboren, ga vlug naar Betlehem!”
De herders zeggen: “Kom, we gaan het Kindje zoeken.
Het is geboren in een stal, gewikkeld in wat doeken.”
Drie mannen zien een grote ster; die mannen zijn heel wijs.
Ze willen naar het koningskind en dus gaan ze op reis.
Zo komen ze in Betlehem; daar zoeken ze een poos.
Ze vinden Jezus in de stal en geven Hem cadeaus.
De herders knielen neer voor Jezus; eerbiedig zeggen zij:
“Jezus is onze Koning, Hij maakt de mensen blij.”
Alle mensen, groot en klein krijgen het te horen:
Vannacht is in Betlehem Jezus geboren!
Overgenomen uit het gelijknamige boek ‘het Kerstkindje’, uitgegeven door Ark boeken.
De geboorte van het licht
Het is kerstavond. Ver weg, bij een oude schuur, brandt een kampvuur. Een herdersjongen en een meisje zitten zich te warmen. Boven hen komt een kleine engel naar hen toe.
Hoi, wie ben jij? Ik ben Benjamin, ik ben de jongste van alle engelen. Ik ben Addi, ik ben een herdersjongen. En ik ben Judith, mijn vader is koning. Ik ben de andere engelen kwijt, zegt Benjamin, daarom kwam ik naar jullie toe. En ik wilde hier blijven, zegt Addi, om op mijn lammetje te passen. En mijn vader is met twee andere koningen verder, zegt Judith, ik wilde niet mee, ik vond het veel te koud en te donker om weg te gaan. Dus jij bent een engel, zegt Addi? Jazeker! Benjamin kijkt trots, wij doen allerlei heel belangrijk werk voor God. Wij engelen, wij zijn boodschappers, wij brengen alle belangrijke berichten van God naar de mensen. Ik ben in opleiding bij de engel Gabriël, hij is een van de belangrijkste engelen. En vandaag wordt er een kind geboren. Dat kind zal de grootste engel zijn die er bestaat. Als Hij geboren is, begint alles opnieuw. Hij gaat alle goede berichten van God aan de mensen vertellen.
O, zegt Judith. Mijn vader is ook op weg naar een kind dat vannacht geboren wordt, maar dat is geen engel. Hij zal een prins zijn, Hij wordt later een wijze koning, nog veel groter en wijzer en nog veel koninklijker dan alle koningen op aarde. Met Hem zullen alle koninkrijken opnieuw beginnen. Judith krijgt er een kleur van. Die woorden had ze van haar vader gehoord.
Nou, dan worden er zeker drie kindjes geboren vanavond, zegt Addi. Mijn vader is samen met de andere herders op weg naar de Goede Herder, want die wordt vannacht geboren. Dat heeft die grote engel gezegd. Misschien dat ik later bij Hem ga werken, want dat kindje zal de allerbeste herder zijn. Hij maakt een nieuw begin voor alle herders.
Mèèèèèè, er blaat een schaapje. Dat is mijn lammetje zegt Addi. Hij tilt hem op en zet hem op zijn schoot. Mèèèèè ….. Wat wil je zeggen, kleintje? Vraagt Judith. Ik weet het niet, zegt Addi. Benjamin kan jij hem verstaan. Jazeker, zegt Benjamin: Hij zegt dat alle schapen op weg zijn naar een lam dat geboren wordt, het Lam van God wordt vannacht geboren. Dat had de grote engel gezegd. Hij is een nieuw begin voor alle schapen. Mèèèèè ….. Zegt het lammetje. Die grote engel is vast Gabriël, mijn baas, zegt Benjamin. Addi en Judith kijken elkaar aan. Maar die zijn toch niet op weg naar een lam dat geboren wordt? Mèèèèè …. Zegt het lammetje.
Op dat moment kijkt Judith omhoog. Kijk daar is de ster. Hij twinkelt wel heel bijzonder zegt Addi. Dat is niet zomaar twinkelen, zegt Judith, hij vertelt ons iets, dat heb ik van mijn vader geleerd. O, zegt Addi, en wat zegt hij dan? Hij zegt, Judith kijkt omhoog, hij zegt: ‘Het licht van de wereld is geboren, het licht van de wereld, het grootste licht dat al het donker verjaagt. Het Licht is geboren’, dat zegt hij. Het wordt steeds gekker, zegt Addi, hoe kan het Licht nu geboren worden?
Laten we erheen gaan, zegt Benjamin, misschien vind ik Gabriël wel. Misschien is mijn vader er ook wel. Zegt Addi. Misschien weten zij waar de koningen naar toe zijn zegt Judith.
Benjamin zweeft voor ze uit, het lammetje huppelt mee, ze volgen het licht van de ster en samen lopen ze de weg af tot ze bij een kleine stal komen. Hoog aan de lucht twinkelt de ster nog sterker, de schapen lopen te blaten rond de stal. Binnen knielen de herders en de koningen bij de kribbe en de engel Gabriël staat bij de poort.
Waar ben je zo lang gebleven? Ik was de weg kwijt, het spijt me, zegt Benjamin. Kom snel naar binnen, want de Engel van God is geboren.
Judith ziet haar vader. Ha, pap, ik ben toch gekomen. Ze kruipt dicht tegen hem aan. Kijk, Judith, daar in de kribbe, de koning van de wijsheid is geboren.
Dag pap, zegt Addi. Ha, ben je daar, ik wilde je net komen halen, Kijk, Addi, de Goede Herder is geboren.
Het kleine lammetje is ook binnengelopen. Hij staat met zijn kopje in de kribbe, daar in het stro ligt een kindje, dat is dus het Lam van God, denkt het schaapje.
Boven de stal staat de ster, hij kijkt door een opening in het dak naar binnen, hij schijnt precies op het kindje Jezus in de kribbe. Als ik hem kan aanraken met mijn lichtstraal, ga ik nog meer licht geven, want Hij is het Licht van de wereld, zegt de ster.
Die nacht zitten de herders te praten met de koningen, de schapen blaten, de ster twinkelt en de engelen zingen.
Gabriël legt het hen uit: ‘Jullie hebben allemaal gelijk. Dit kindje is dat allemaal. Hij is Herder en Koning, Hij is Engel en Lam, Hij is Licht en Brood en nog veel meer’, Hij maakt alles nieuw, want ….’ daarna spreekt Gabriël heel plechtig: ‘Hij is de Zoon van God’.
Nu wordt het heel stil. ‘De Zoon van God.’ Ze fluisteren het naar elkaar: ‘Dit kindje is de Zoon van God’.
De ster durft bijna niet meer te schijnen, de Koningen doen hun kroon af, de herders leggen hun staf bij de kribbe en de schapen vergeten te blaten.
Dan blijft het een hele tijd stil. Dat had niemand verwacht. Dus dat is het nieuwe begin van God, zijn Zoon!
Maria en Jozef horen wat er allemaal gezegd wordt. En ik zal ervoor zorgen dat Hij ook een goede timmerman wordt, denkt Jozef.
Zeggen ze dat allemaal van mijn kleine Jezus, denkt Maria. Ze neemt haar kindje uit de kribbe en legt het tegen haar aan. Drink nu maar en rust uit, Je zult het nodig hebben, want inderdaad, Jij bent Gods Zoon, Jij zult voor iedereen het Nieuwe Begin zijn. Amen.
(Geschreven door pastoor Michel Hagen, Poeldijk 25 december 1999 (Herdertjesmis)
Kerstlegende
In een ver land woonde eens een nar. Hij had een rood pakje aan. Op zijn hoofd droeg hij een fluwelen puntmuts, met kleine belletjes eraan. Als hij liep, dan hoorde je de belletjes rinkelen. En in zijn handen had bij een klokkenspel; daar kon hij vrolijke wijsjes op spelen. Op een avond zag de nar een grote ster aan de hemel. Deze ster stond niet stil, maar bewoog langzaam door de lucht. “Die ga ik achterna”, zei de nar. Hij pakte zijn spulletjes en ging op weg. Toen hij een eind gelopen had, zag hij een meisje in een rolstoel. Hij keek het kind aan en vroeg of zij zijn mooie puntmuts met belletjes wilde hebben. “Heel graag”, zei het meisje, “al zit ik in een rolstoel, ik heb nu elke dag feest.” Nog steeds volgde de nar de ster. Onderweg kwam hij een oude man tegen, met een blind jongetje aan de hand. En aan dat blinde kind gaf hij zomaar zijn mooie klokkenspel. “Dank u, lieve nar”, zei de jongen, “al ben ik blind, ik kan nu elke dag muziek maken.” Eindelijk stond de ster stil. Vlak boven een klein huisje. Er gingen daar voorname mannen naar binnen. Ze hadden kostbare geschenken in de hand en gaven die aan een Moeder met een Kindje op haar schoot. Ook de nar ging naar binnen. Hij zei tegen Maria, want die was het, dat hij niets meer had om weg te geven. “Wel”, zei Maria, “omdat u nu uw handen vrij hebt, mag u mijn Kind even in uw armen houden.” Blij en gelukkig keek de nar naar de kleine Jezus. Hij hoorde Maria zeggen: “Wat je aan de armen en gehandicapten geeft, dat geef je eigenlijk aan Jezus.”
(Evangelie: Matteüs 2, 1-12).
Gesprek aan de kribbe
Stefan keek toe hoe zijn grootvader een prachtige figuur aan het snijden was voor de kerststal. Een paar stonden er al klaar op de tafel. En toen hij een beetje moe zijn arm op de rand van de tafel legde, merkte hij hoe alle gestalten tot leven kwamen en hij was stomverbaasd hoe hij zelfs een gesprek met hen kon voeren. En sterker nog: herders, koningen, Maria en Jozef waren niet meer klein en hijzelf niet meer groot, maar hij ging midden tussen hen door zonder op te vallen. En zo ging Stefan samen met hen de stal van Betlehem binnen. Daar zag hij het Kind en het Kind zag hem aan. Opeens sprongen hem de tranen in de ogen. “Waarom moet je huilen?”, vroeg het Kind Jezus. Omdat ik helemaal niets voor U heb meegebracht. “Ik zou heel graag iets van je hebben.”, antwoordde het Kind. Stefan stamelde: “Ik wil U alles schenken wat ik heb.” “Er zijn drie dingen die Ik graag van je zou willen hebben, ” zei het Kind Jezus. De jongen onderbrak Hem: “Mijn nieuwe jas, mijn elektrische trein, mijn nieuwe boek?” “Nee, nee” antwoordde het Kind Jezus, “dat heb Ik allemaal niet nodig. Daarvoor ben Ik niet op de wereld gekomen. Ik wil iets anders van je hebben. Geef Mij liever je laatste opstel.” Was dat even schrikken voor Stefan. “Jezus,” stotterde hij met zijn hoofd vlakbij de kribbe, “daar staat onder “onvoldoende!” “Juist daarom wil Ik het hebben. Jij moet me altijd dat brengen waar “onvoldoende” onder staat. Wil je me dat beloven?” “En of,” antwoordde Stefan. “Maar,” zei het Jezuskind, “graag zou Ik wel van jou nog een ander geschenk hebben. Ik wil van jou je melkbeker.” “Maar die heb ik vanmorgen net kapot laten vallen.” “Juist, jij moet me altijd datgene brengen wat je in je leven kapot gemaakt hebt. Ik wil het weer heel maken. Wil je Me dat ook beloven?” “Dat vind ik moeilijk, hoor. Maar ik zal het doen, als U me daarbij wilt helpen.” “Maar nu nog mijn derde wens” zei het Jezuskind, jij moet Mij ook nog het antwoord brengen dat jij aan je moeder hebt gegeven, toen zij ernaar vroeg hoe die melkbeker dan wel kapot was gegaan.” Toen legde de jongen zijn voorhoofd op de rand van de kribbe en begon bitter te huilen: “ik, ik …” bracht hij er met snikken moeizaam uit: “per ongeluk heb ik de beker omgestoten, maar in waarheid heb ik hem expres op de grond gegooid!” “Ja,” zei Jezus, “voortaan moet je altijd al je leugentjes, je trots, het kwaad dat je gedaan hebt bij Mij brengen. En wanneer je bij Mij komt, zal Ik je helpen. Ik zal je aannemen in je zwakheid. Ik zal je bij de hand nemen en je de weg laten zien. Wil je Mij dat plezier doen?” En Stefan keek toe, luisterde en stond stomverbaasd…
Kerstmis, een dag om nooit te vergeten
Het is de dag voor Kerstmis. Iedereen heeft meegewerkt om het huis netjes en gezellig te maken. Vader en moeder, Anneke en Sjonnie. Terwijl moeder in de keuken nog even bezig is, zegt Anneke: “wat raar eigenlijk hè mam, dat er nou niemand was die een plaatsje had voor Maria en Jozef.”
“Nou,” zegt Sjonnie, “wij zouden wel plaats hebben. Op de logeerkamer zouden ze kunnen slapen en overdag waren ze gewoon bij ons beneden.” “Ja, gezellig,”, valt Anneke bij, “en boven op zolder staat nog een wiegje, daar zou het kindje in kunnen slapen, hè mam!” Moeder zegt: “Ja hoor, plaats genoeg!”
Het kerststalletje staat en ook de lichtjes in de kerstboom branden. Heerlijk, morgen is het Kerstmis.
Het is al donker als vader thuiskomt. “Hé pap, kom eens kijken, vind je het mooi,” roept Anneke. “Geweldig,” zegt vader, “dat hebben jullie goed gedaan hoor!”, maar dan loopt hij meteen naar de keuken. Daar is moeder. Vader kijkt ernstig. Wat zou er zijn? In de keuken praten vader en moeder zacht met elkaar. Anneke is weer in haar hoekje gekropen, lekker bij de warme kachel. “Mam, kom je nou,” roept Sjonnie. Maar moeder geeft geen antwoord. Als Sjonnie gaat kijken, zitten ze bij de tafel. Ze zeggen niets, maar hij ziet dat ze nadenken. “Wat is er pap,“ vraagt Sjonnie. Tja”,” zegt vader, “het is nogal moeilijk, maar misschien kunnen jullie ons wel helpen.” Anneke komt ook al aanlopen. En daar zitten ze, met z’n vieren om de keukentafel. “Tja,” zegt vader weer, “het zit zo. Er is zojuist bericht binnengekomen dat er weer vluchtelingen zijn aangekomen. Er zijn een paar gezinnen bij die onderdak hebben kunnen krijgen, maar voor twee kinderen is er nog geen plaats tijdens de kerstdagen. Nu dachten we misschien kunnen wij ook helpen….” Het gezicht van Sjonnie betrekt en Anneke kijkt ook niet zo vrolijk meer. Ze moeten er toch even over nadenken.
Het was moeilijk, maar ze hebben allemaal ‘ja’ gezegd. Vader heeft meteen opgebeld en nu is hij weg om de kinderen te halen: een jongetje van acht en een meisje van negen. Het is spannend! Hoe zullen ze eruit zien? Zouden ze aardig zijn? Zouden ze met elkaar kunnen spelen? Kunnen ze elkaar wel verstaan? Moeder is naar boven gegaan om de bedden op te maken. Sjonnie en Anneke zeggen niet veel. Ze wachten in spanning af!
Tuuuut, tuuuut. Daar komt de auto aan. Anders hollen Sjonnie en Anneke meteen naar voren om de deur open te doen, maar nu blijven ze stilletjes zitten. Ze zijn wel nieuwsgierig, maar vinden het ook eng! Vreemde kinderen … hoe moet dat nu? De sleutel draait in het sleutelgat. Daar komen ze aan. “Zo jongens, dit zijn Pepito en Miriam, geef ze maar een hand!” Anneke en Sjonnie gaan naar ze toe. Twee kleine bleke kinderen staan voor hen. Hun haren zijn donker en verward en ze hebben heel donkere kleren aan. “Hallo,” zegt Sjonnie en dan zegt Anneke ook maar “hallo!” De twee zeggen helemaal niets maar houden elkaar stevig vast. Samen gaan ze op de bank zitten, helemaal op het randje. Daar komt moeder aan. “Welkom,” zegt ze en het lijkt wel of ze dat woord verstaan. Ze kijken op en lachen even naar haar. Dan kijken ze weer stil voor zich uit. Je kunt zien dat ze erg moe zijn. Moeder helpt hen bij het uittrekken van de jasjes. Dan gaat ze tussen hen inzitten. Ze slaat haar arm om de schouder van Pepito en pakt de hand van Miriam vast. Die rilt en het lijkt wet of ze een beetje huilt. Na een tijdje komt vader binnen met warme chocolademelk en lekkere koekjes. Iedereen krijgt een glas. Mmmmmm, dat is lekker. Ze genieten ervan. Anneke gaat de kamer uit en even later komt ze terug met haar liefste knuffelbeest. Ze geeft het aan Miriam. Het meisje grijpt er meteen naar en houdt het stevig tegen zich aangeklemd. Anneke moet erom lachen. Sjonnie komt ook al aanlopen met een auto en Pepito gaat er meteen mee op de grond spelen. Het duurt niet lang of de jongens ‘verstaan’ elkaar. Moeder neemt Miriam op haar schoot en wiegt haar zachtjes heen en weer. Ze neuriet voor zich uit … een mooi lied. De kinderen horen de melodie en Pepito houdt op met spelen. Hun oogjes twinkelen. Ze kennen het! En iedereen neuriet mee…..