Skip to content

Inleiding

Onderstaande Marialiederen kunnen gebruikt worden bij verschillende vieringen, zowel in de Eucharistieviering als bij het rozenkransgebed of eventueel een vesperviering.

U zult misschien verbaasd staan over de verscheidenheid aan Mariafeestdagen en Marialiederen. Dan is het misschien aardig te weten dat er nog beduidend meer feestdagen zijn, zoals de Zoete Moeder van Den Bosch, of Maria Sterre der Zee in Maastricht (om nog maar niet te spreken over het buitenland) en dat er nog véél meer Marialiederen zijn, ook in ons eigen taalgebied. Dit is slechts een kleine greep uit een groot repertoire. Bij de keuze hebben we op enkele zaken gelet. Zijn de feesten algemeen geldend in de wereldkerk? Bestaat er in ons land enige traditie rondom deze feesten? En betreffende de liederen: is het lied qua tekst en melodie zingbaar. Beantwoordt de tekst aan de eisen van het Tweede Vaticaans Concilie. Zijn de teksten niet te literair (elitair) maar ook niet te oppervlakkig? Zijn er voldoende oudere (vertrouwde) liederen geselecteerd? Er zullen dus ongetwijfeld liederen niet zijn opgenomen, die sommigen graag hadden gezongen, we hopen dat er daarvoor voldoende andere liederen ter keuze zijn aangeboden, zoals enkele hymnen uit het getijdenboek en liederen van hedendaagse tekstdichters, zoveel mogelijk op bekende melodieën.

Maria-devotie

Wij hopen een bijdrage te leveren aan een goede Maria-devotie, passend, zowel in de eeuwenoude traditie van de Kerk alsook in de moderne tijd. Met een gezonde Maria-devotie bedoelen wij dat wij Maria in onze liturgie en in ons leven de plaats geven die God haar gegeven heeft. Reeds in de traditie van het Joodse Volk werden de grote vrouwen in ere gehouden, denk aan Sara de vrouw van Abraham, aan Mirjam de zus van Mozes, aan Nošmi en Ruth, koningin Ester (een eigen boek in de Bijbel) of Judith. In liederen werden Gods grote daden bezongen (bijv. Ex. 15, 21). In deze traditie staat met name de jubelzang van Maria, het Magnificat, dat we vinden in het Evangelie van Lucas 1, 46-55.

Een goede Maria-devotie versterkt ons besef dat God nooit ophoudt zich in liefde om ons te bekommeren. Iedere Mariaviering heeft dan ook Gods heilshandelen in Christus centraal. Wij zingen dit met Maria mee. Tegelijk ontspringen in ons hart ook waarderende woorden voor deze vrouw zelf, om alles wat God aan haar heeft gedaan en om haar medewerking met Gods genade. Ook dat wordt ons reeds in het Evangelie geleerd, zowel in de vreugdewoorden van Elisabeth: “… waaraan heb ik het te danken dat de moeder van mijn Heer naar mij toekomt (Lc. 1,43)”. Maar ook in de woorden van Maria: “Want zie, van nu af zullen alle geslachten mij zalig prijzen omdat de Machtige grote dingen aan mij heeft gedaan. Zijn Naam is heilig (Lc. 1,48)”.

Hierin ligt de basis voor de plaats van Maria in de liturgie. “Alle geslachten zullen haar zalig prijzen”. Dit is een opdracht en een gunst die God ons verleent. Zoals in het lijdensverhaal Jezus zelf verklaart over de vrouw met de zalving, dat haar goede werk vermeld moet worden, zo heeft de Kerk de opdracht gekregen Maria in ere te houden. Tegelijk is het een gunst omdat de kerk zich realiseert dat Maria haar moederlijke zorg die zij heeft gehad voor Gods Zoon, uitbreidde over de leerlingen en nog steeds uitspreidt over alle kinderen van de Kerk.

Wie door God wordt gevraagd in zijn heilsplan mee te doen, begint niet aan een tijdelijke part-time job. Zo iemand zegt ja voor altijd. Ieder die na dit aardse leven deel krijgt aan de hemelse heerlijkheid zal niet stoppen met goed doen, met gebed en lofprijzing, maar komt daarin juist ten volle tot ontplooiing. Wie bij God woont krijgt deel aan Gods genadewerken, zoals dat hier op aarde reeds zichtbaar is. In dat licht is er geen mens dichter bij Jezus dan zijn moeder. God hulde brengen met Maria, zoals zij was met de leerlingen in de zaal op de dag van Pinksteren, zo bidden en zingen.

Pastoor Michel Hagen

Hoogfeesten

Uitleg hoogfeesten

Hieronder volgen enkele notities over de gebruiken bij de verschillende vieringen in de katholieke kerk. Behoudens uitzonderingen geldt in het algemeen:

Hoogfeest (H): Een dag die voor de gelovigen de zondag benadert of evenaart omdat het mysterie dat die dag centraal staat het hart van Gods heilshandelen in Christus raakt. In de liturgie is dikwijls een koor voorzien en een eigen orde van dienst. Er zijn standaard drie lezingen.

Feest (F): De feesten nodigen de gelovigen uit deze dag te beleven met meer dan gewone aandacht vanwege Gods grote daden die we op die dag gedenken. De liturgie wordt zo mogelijk gevierd met muzikale ondersteuning.

H 8 december Onbevlekte Ontvangenis van de Heilige Maagd Maria
H 1 januari Heilige Maria, Moeder van God
F 2 februari Opdracht van de Heer in de tempel (Maria Lichtmis)
H 25 maart Aankondiging van de Heer (Maria Boodschap)
1 mei Opening meimaand – Mariamaand
31 mei Sluiting meimaand  – Mariamaand
F 31 mei Bezoek van de Heilige Maagd Maria aan Elisabeth
H 15 augustus O.L.V. Tenhemelopneming (Maria-Hemelvaart)
F 8 september Maria Geboorte
1 oktober Opening oktobermaand – Rozenkransmaand
31 oktober Sluiting oktobermaand  – Rozenkransmaand

Gedachtenissen

Uitleg gedachtenissen

Een gedachtenis betreft een viering die op de gewone dagen van de week extra aandacht waard is, omdat een gebeurtenis of het getuigenis van een mens(enleven) anderen reeds heeft geïnspireerd en nog altijd inspireert. Er zijn liturgisch vastgestelde en vrije gedachtenissen. Voor de gedachtenissen gelden de regels voor de gewone vieringen door de week. Gedachtenissen die op een zondag vallen, worden niet gevierd.

Datum Gedachtenis
11 februari Heilige Maagd Maria van Lourdes (O.L.V. van Lourdes)
derde zaterdag na Pinksteren Onbevlekt Hart van Maria.
15 juni Onbevlekt Hart van Maria (O.L.V. van Fatima)
16 juli Heilige Maagd Maria van de Berg Karmel
22 augustus Heilige Maagd Maria, koningin
12 september Naam van de Heilige Maagd Maria
15 september Onze lieve Vrouw van Smarten (Maria, Moeder van Smarten)
7 oktober Heilige Maagd Maria van de Rozenkrans
21 november Opdracht van de Heilige Maagd Maria in de tempel

Litanie van de heilige Maagd Maria

 

V: U prijzen de hemelse scharen,
U prijzen de koren der engelen,
U prijzen de zalige geesten,
U prijzen de kerk en haar kind’ren,
U prijzen de mensen op aarde,
Allen: Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Allen: Hoor ons roepen, o moeder van God.
V: Gij zijt toch de moeder van Christus,
de moeder van onze Verlosser,
de moeder van alle genade,
de reinste, de zuiverste moeder,
de liefst’ en beminlijkste moeder,
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Allen: Hoor ons roepen, o moeder van God.
V: Gij oorzaak van blijdschap en vreugde,
Gij toevlucht van zondige mensen,
Gij troost ons in droefheid en zorgen,
Gij helpt ons in al onze noden,
Gij schijnt als een ster in het duister,
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Allen: Hoor ons roepen, o moeder van God.
V: Gij Maagd zonder erfsmet ontvangen,
Gij zetel der god’lijke wijsheid,
Gij roos vol van zoete geheimen,
Gij poort van de hemelse tempel,
Gij loot uit de wortel van Jesse,
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Allen: Hoor ons roepen, o moeder van God.
V: Vorstin van het rijk zonder einde,
Gij troont in het hoogste des hemels,
Gij heerst over eng’len en mensen,
Gij voorspraak bij God onze rechter,
Verkrijg ons het eeuwige leven,
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Allen: Hoor ons roepen, o moeder van God.

Maria-officie

Morgenhymne

  1. O Koningin vol heerlijkheid,
    die hoger dan de sterren zijt:
    Hem die u schiep hebt gij behoed
    en, als een moeder, zelf gevoed.
  2. Wat Eva droevig deed vergaan
    biedt gij ons in uw Kind weer aan:
    gij zijt in onze pelgrimstijd
    het venster op de eeuwigheid.
  3. Tot God zijt gij de open poort,
    de deur tot ’t licht dat voor ons gloort;
    verlosten, juicht! ’t Heeft God behaagd:
    gij kreeg het leven door de Maagd.
  4. U, Jezus, zij de heerlijkheid
    die uit de Maagd geboren zijt,
    U met de Vader en de Geest,
    zoals het altijd is geweest.

Middaghymne

  1. O Bron van liefde, Geest die leeft,
    en overvloed van gaven geeft,
    vervul met liefde ziel en zin,
    ontsteek uw vlammen binnenin.
  2. Die met de Zoon en Vader zijt
    elkander eeuwig toegewijd,
    legt Gij uw liefde om ons heen,
    bind ons te zamen, maak ons één.
  3. Lof, eer en heerlijkheid en kracht
    zij aan de Vader toegebracht,
    en aan de Zoon en Geest gewijd,
    van nu af tot in eeuwigheid.

Avondhymne

  1. Ave, maagd Maria,
    ster der zee, Gods moeder,
    altijd rein gebleven,
    poort tot eeuwig leven.
  2. Gij die Gabriëls woorden
    met het Ave hoorde,
    maak tot Ave heden
    Eva’s naam: geef vrede.
  3. Kom de schuld ontbinden.
    Schenk het licht aan blinden,
    wil wat goed is vragen,
    alle kwaad verjagen.
  4. Wil u moeder tonen:
    die bij u kwam wonen,
    werd voor ons geboren,
    zal uw beden horen.
  5. Reine maagd als gene,
    vruchtbaar als niet ene,
    maak ons vrij van ’t kwade,
    rijk aan goede daden.
  6. Maak ons leven heilig,
    onze wegen veilig,
    dat wij in uw bijzijn
    Jezus zien en blij zijn.
  7. God, aan U gegeven,
    Vader, Zoon verheven,
    Geest van beide samen,
    zij één lofzang. Amen.

Gezangen (Latijn)

Alma Redemptoris Mater

Verheven Moeder van de Verlosser,
die de open deur des hemels blijft
en de sterre der zee,
snel het volk te hulp,
dat valt en poogt op te staan.
Gij die tot verbazing der natuur
uw heilige Schepper hebt gebaard,
Maagd tevoren en daarna,
die uit de mond van Gabriël
het Ave hebt vernomen,
ontferm u over de zondaars.

Ave Maria

Wees gegroet Maria,
vol van genade,
de Heer is met u,
gij zijt de gezegende onder de vrouwen,
en gezegend is Jezus,
de vrucht van uw schoot.
Heilige Maria, Moeder van God,
bid voor ons zondaars,
nu en in het uur van onze dood. Amen.

Ave Maris Stella

Ave maris stella,
Dei Mater alma,
Atque semper Virgo,
Felix coeli porta

Sumens illud Ave
Gabriélis ore,
funda nos in pace,
mutans Hevae nomen.

Solve vincla reis,
profer lumen caecis,
mala nostra pelle,
bona cuncta posce.

Monstra te esse matrem,
sumat per te preces,
qui pro nobis natus
tulit esse tuus.

Virgo singuláris
inter omnes mitis,
nos, culpis solútos,
mites fac et castos.

Vitam praesta puram,
iter para tutum,
ut, videntes Jesum,
semper collaetémur.

Sit Laus Deo Patri,
summo Christo decus,
Spiritui Sancto,
Tribus honor unus. Amen.

Ave, maagd Maria,
ster der zee, Gods moeder,
altijd rein gebleven,
poort tot eeuwig leven.

Gij die Gabriëls woorden
met het Ave hoorde,
maak tot Ave heden
Eva’s naam: geef vrede.

Kom de schuld ontbinden.
Schenk het licht aan blinden,
wil wat goed is vragen,
alle kwaad verjagen.

Wil u moeder tonen:
die bij u kwam wonen,
werd voor ons geboren,
zal uw beden horen.

Reine maagd als gene,
vruchtbaar als niet ene,
maak ons vrij van ’t kwade,
rijk aan goede daden.

Maak ons leven heilig,
onze wegen veilig,
dat wij in uw bijzijn
Jezus zien en blij zijn.

God, aan U gegeven,
Vader, Zoon verheven,
Geest van beide samen,
zij één lofzang. Amen.

Ave Regina

Wees gegroet, Koningin der hemelen;
wees gegroet, Vorstin der engelen;
wees gegroet o Wortel;
wees gegroet o Poort,
waaruit voor de wereld
het Licht is opgegaan.
Verheug u, roemvolle Maagd,
uitgelezen boven allen:
heil u, gij, Volschone, en
bid Christus voor ons.

Magnificat

Quia resperit humilitatem ancillae suae
ecce enim ex hoc beatam me dicent omnes generationes.

Quia fecit mihi magna qui potens est:
et sanctum nomen ejus.

Et misericordia ejus a progenie in progenies
timentibus eum.

Fecit potentiam in brachio suo:
dispersit superbos mente cordis sui.

Deposuit potentes de sede,
et exaltavit humiles.

Esurientes implevit bonis:
et divites dimisit inanes.

Suscepit Israel puerum suum,
recordatus misericordiae suae.

Sicut locutus est ad patres nostros,
Abraham et semini ejus in saecula.

Gloria Patri, et Filio,
et Spiritui Sancto.

Sicut erat in principio, et nunc, et semper,
et in saecula saeculorum. Amen.

Hoog verheft nu mijn ziel de Heer,
verrukt is mijn geest om God, mijn Verlosser.

Zijn keus viel op zijn eenvoudige dienstmaagd:
van nu af prijst ieder geslacht mij zalig.

Wonderbaar is het wat Hij mij deed,
de Machtige, groot is zijn Naam!

Barmhartig is Hij tot in lengte van dagen
voor ieder die Hem erkent.

Hij doet zich gelden met krachtige arm,
vermetelen drijft Hij uiteen;

Machtigen haalt Hij omlaag van hun troon,
eenvoudigen brengt Hij tot aanzien;

Behoeftigen schenkt Hij overvloed,
maar rijken gaan heen met ledige handen.

Hij trekt zich zijn dienaar Israël aan,
zijn milde erbarming indachtig;

Zoals Hij de vaderen heeft beloofd,
voor Abraham en zijn geslacht voor altijd.

Eer aan de Vader en de Zoon,
en de Heilige Geest.

Zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

Regina Caeli

Koningin des hemels, verheug u, alleluja!
Omdat Hij, die gij waardig geweest zijt te dragen,alleluja!
Verrezen is, zoals Hij gezegd heeft, alleluja!
Bid God voor ons, alleluja!

Salve Mater

Salve decus
humani generis,
salve Virgo
dignior ceteris
Quae virgines
omnes transgrederis
et altius
sedes in superis
O Maria!

Refrein:
Salve Mater
misericordiae,
Mater Dei,
et Mater veniae,
Mater spei,
et Mater gratiae,
mater plena
sanctae laetitiae,
O Maria.

Salve felix
virgo puérpera;
Nam qui sedet
in Patris dextera
Cáelum regens,
terram et aethera,
Intra tua
se clausit víscera.
O Maria!

Refrein: Salve Mater…

Te creávit
Pater ingénitus,
Obumbrávit
te Unigénitus,
Fecundávit
te Sanctus Spíritus.
Gratia plena,
te dixit angelus,
O Maria!

Refrein: Salve Mater…

Te creávit
Deus mirábilem,
Te respéxit
ancíllam húmilem,
Te quaesívit
spónsam amábilem,
Tíbi nunquam
fecit consímilem,
O Maria!

Refrein: Salve Mater…

Te beátam
laudáre cúpiunt
Omnes iústi,
sed non sufficiunt;
Múltas láudes
de te concípiunt,
sed in íllis
prorsus defíciunt.
O Maria!

Refrein: Salve Mater…

Esto, Máter,
nóstrum solátium;
Nóstrum ésto,
tu Vírgo, gáudium;
Et nos tandem
post hoc exsílium,
Laétos iúnge
Chóris caeléstium,
O Maria!

Refrein: Salve Mater…

Gegroet, sieraad
van het menselijk geslacht,
gegroet, Maagd,
waardiger dan alle anderen,
die alle maagden
overtreft
en hoger
troont in de hemel,
O Maria!

Refrein:
Gegroet, moeder
van barmhartigheid,
Moeder van God
en moeder van ontferming,
Moeder van hoop
en moeder van genade,
Moeder vol
heilige vreugd.
O Maria!

Gegroet, gelukkige
moedermaagd;
want Hij, die gezeten
aan de rechterhand van de Vader
de hemel regeert,
de aarde en de sferen,
omsloot zich
in uw moederschoot.
O Maria!

Refrein: Gegroet Moeder…

Hij schiep u,
de Vader, ongeboren,
Hij overschaduwde u,
de eengeboren Zoon,
Hij deed u vrucht dragen,
de Heilige Geest,
Vol van genade,
zo sprak de engel tot u,
O Maria!

Refrein: Gegroet Moeder…

God, Hij schiep u
zo bewonderenswaardig,
Hij zag neer op u
als zijn nederige dienstmaagd,
Hij zocht u
als een beminnelijke bruid,
geen ander maakte Hij
aan u gelijk.
O Maria!

Refrein: Gegroet Moeder…

Zeer verlangen zij
u te prijzen,
alle rechtvaardigen,
echter nooit voldoende;
Veel lof
willen zij u betuigen,
maar daarin
schieten zij volstrekt tekort.
O Maria!

Refrein: Gegroet Moeder…

Wees, Moeder,
onze troost,
wees,
gij maagd, onze vreugde;
en doe ons tenslotte,
na deze ballingschap,
verenigd zijn
met de hemelse koren,
O Maria!

Refrein: Gegroet Moeder…

Salve Regina


Wees gegroet, Koningin, Moeder van barmhartigheid;
ons leven, onze vreugde en onze hoop, wees gegroet.
Tot u roepen wij, ballingen, kinderen van Eva;
tot u smeken wij, zuchtend en wenend in dit dal van tranen.
Daarom dan, onze voorspreekster, sla op ons uw barmhartige ogen,
en toon ons na deze ballingschap Jezus,
de gezegende vrucht van uw schoot.
O goedertieren, o liefdevolle
o zoete Maagd Maria.

Stabat Mater

Stabat Mater dolorósa
Juxta crucem lacrimósa
Dum pendébat Fílius.

Cujus ánimam geméntem,
contristátam et doléntem
pertransívit gládius.

O quam tristis et afflícta
fuit illa benedícta
mater Unigéniti!

Quae maerébat et dolébat
pia mater, cum vidébat
Nati poenas íncliti.

Quis est homo qui non fleret,
matrem Christi si vidéret
in tanto supplício?

Quis non posset contristári,
piam matrem contemplári
doléntem cum Filio?

Pro peccátis suae gentis
vidit Iesum in torméntis
et flagéllis subditum.

Vidit suum dulcem Natum
moriéntem, desolátum,
cum emisit spiritum.

Eia, mater, fons amóris,
me sentire vim dolóris
fac, ut tecum lúgeam.

Fac ut árdeat cor meum
in amándo Christum Deum,
ut sibi compláceam.

Sancta mater, istud agas,
Crucifíxi fige plagas
cordi meo válide.

Tui Nati vulneráti,
tam dignáti pro me pati
poenas mecum dívide.

Fac me vere tecum flere,
Crucifíxo condolére,
donec ego víxero.

Iuxta crucem tecum stare
ac me tibi sociáre
in planctu desídero.

Virgo vírginum praeclára,
mihi iam non sis amára;
fac me tecum plángere.

Fac ut portem Christi mortem,
passiónis fac me sortem
et plagas recólere.

Fac me plagis vulnerári,
cruce hac inebriári
et cruóre Fílii.

Flammis urar ne succénsus,
per te, Virgo, sim defénsus
in die iudícii.

Christe, cum sit hine exíre,
da per matrem me veníre
ad palmam victóriae.

Quando corpus moriétur,
fac ut ánimae donétur
paradísi glória.Amen.

Met de tranen in haar ogen,
stond de Moeder diep bewogen,
naast het kruis waar Jezus hing.

Door haar pijnlijk zuchtend harte,
overstelpt van wee en smarte,
’t scherpe zwaard van droefheid ging.

Hoe bedrukt, hoe neergeslagen,
moest de zegenrijke klagen
om Gods eengeboren Zoon.

Ach, hoe schreide en hoe kreet zij,
en wat folteringen leed zij,
bij ’t aanschouwen van die hoon.

Wie kan nu zijn tranen houen,
en de Moeder hier aanschouwen,
in haar bitter zielewee.

Wie voelt niet zijn hart verscheuren,
die de Moeder zo ziet treuren,
lijdend met haar Jezus mee?

Zij zag Jezus voor de zonden
van zijn volk bedekt met wonden
van de wrede geseling.

Zij zag haren Liev’ling sterven,
alle troost zijns Vaders derven,
tot de geest uit ’t lichaam ging.

Geef, o Moeder, bron van liefde,
dat ik lijd wat u doorgriefde,
geef mij dat ik met u klaag.

Ach, ontvlam mijn hart en zinnen,
dat ook ik mijn God mag minnen,
en dien Heiland steeds behaag.

Heil’ge Moeder, hoor mijn bede,
deel mij Christus’ wonden mede,
diep ze drukkend in mijn hart.

Van uw Zoon, bedekt met wonden,
die zo leed om mijne zonden,
laat mij delen in de smart.

Laat mij met u medewenen,
mij met ’s Heren leed verenen
tot het uur van mijnen dood.

Naast het kruishout wil ik toeven
en mij daar met u bedroeven
om het lijden, naamloos groot.

Maagd der maagden, onvolprezen,
wil mij niet ongunstig wezen,
laat mij treuren aan uw zij.

Laat mij Christus’ doodsstrijd strijden,
deelgenoot van al zijn lijden,
laat mij sterven zoals Hij.

Laat zijn wonden mij doorwonden,
worde ik bij zijn kruis verslonden
in het bloed van uwen Zoon.

Moge ik in het vuur niet branden,
neem, o Maagd, mijn zaak in handen
in het oordeel voor Gods troon.

Christus, wil bij mijn verscheiden
door uw Moeder mij geleiden
tot de overwinnaarsprijs.

Doe, als ’t lichaam dan zal sterven,
mijne ziel de glorie erven
van het hemels paradijs. Amen.

Sub Tuum Praesidium

Onder uw bescherming nemen wij onze toevlucht,
o heilige Moeder Gods;
versmaad onze gebeden niet in onze nood,
maar verlos ons altijd van alle gevaren,
o glorievolle en gezegende Maagd.

Gezangen (Nederlands)

Het Wees Gegroet (naar Lc. 1,26-55)

Ik groet u vol genade,
sprak d’engel Gabriël,
de bron van uw genade
is God, Emmanuel.

Want onder alle vrouwen
zijt gij gebenedijd;
gelukkig die aanschouwen
in dank uw heerlijkheid.

En meer nog zij gezegend
de vrucht van uwe schoot;
door Hem zijn wij genezen
van een volkomen dood.

Gods Moeder, wil ons horen:
bid dat wij zondaars groot
voor God niet gaan verloren
in ’t uur van onze dood.

Magnificat (danklied van Maria)

Antifoon:
Iedere tijd opnieuw gaat zijn genade naar allen
die eerbiedig met Hem leven, want geweldig is mijn God.

Ik zing van ganser harte voor de Heer,
ben opgetogen om mijn God en Redder.

Want Hij had oog voor mij, zijn dienares,
maar wie ben ik dat Hij mij heeft gevraagd.

Nu mag ik mij voortaan gelukkig prijzen,
dat Hij zo grote dingen aan mij deed.

En alle eeuwen stemmen met mij in,
de Heer is machtig en zijn naam is heilig.

Iedere tijd opnieuw gaat zijn genade
naar allen die eerbiedig met Hem leven.

Genade is zijn kracht, maar alle hoogmoed,
al onze eigenwaan ontmaskert Hij.

Alle machthebbers stoot Hij van hun tronen,
arme en kleine mensen maakt Hij groot.

Wie honger hebben geeft Hij overvloed
de rijken stuurt Hij heen met lege handen.

Altijd is Hij zijn woord nog trouw gebleven,
altijd bezorgd om Israël zijn dienstknecht.

Zo had Hij het beloofd aan onze Vaderen,
aan Abraham en aan zijn volk voorgoed.

Eer aan de Vader, aan de Zoon en aan de Geest,
nu en altijd, door al de eeuwen. Amen!

Antifoon:
Iedere tijd opnieuw gaat zijn genade naar allen
die eerbiedig met Hem leven, want geweldig is mijn God.

Mijn hart prijst hoog de Here (magnificat)

Mijn hart prijst hoog de Here,
van vreugde juicht mijn geest,
dat God mijn Zaligmaker,
mijn Redder, is geweest.
In goedheid zag Hij neder
op zijn geringe Maagd;
nu zal mij zalig prijzen,
voor altijd, elk geslacht.

Zijn grote wonderwerken
heeft Hij aan mij gedaan.
De Machtige en Sterke,
en heilig is zijn Naam.
Aan allen die Hem vrezen
toont Hij barmhartigheid;
aan komende geslachten
in alle eeuwigheid.

Hoogmoedigen van harte
verstoot de Heer met kracht;
eenvoudigen verheft Hij,
wie heerst ontneemt Hij macht;
Hij geeft wie honger lijden,
Hij houdt zijn Woord gestand;
de rijken zendt Hij henen,
zij gaan met lege hand.

De Heer blijft trouw gedenken
het volk van Abraham;
Hij zal genade schenken
aan al wie na Hem kwam;
Hij blijft zijn volk indachtig
zoals Hij heeft voorzegd;
in eeuwigheid barmhartig
voor Israël, zijn knecht.

Mijn vreugde zing ik uit (magnificat)

Mijn vreugde zing ik uit:
God is mijn redder.

Mijn vreugde zing ik uit: God is mijn redder.

Van deze dag af zullen eeuw na eeuw
de mensen mij gelukkig prijzen.

Mijn vreugde zing ik uit: God is mijn redder.

Hij heeft met mij gehandeld naar zijn grootheid,
de Machtige, geheiligd zij zijn Naam.

Mijn vreugde zing ik uit: God is mijn redder.

En zijn barmhartigheid wordt steeds ervaren
wanneer de mens eerbiedig naar Hem opziet.

Mijn vreugde zing ik uit: God is mijn redder.

Eer zij de heerlijkheid Gods:
Vader, Zoon en Heilige Geest.

Mijn vreugde zing ik uit: God is mijn redder.

Nu looft en prijst (magnificat)

Nu looft en prijst mijn ziel de Heer,
van vreugde jubelt heel mijn hart
in God die mijn verlosser werd.

Refrein: Magnificat! Jubelt allen in de Heer,
jubelt om uw heil!

Want welgevallig zag Hij neer
op mij, die door mijn nietigheid
niets anders dan zijn dienstmaagd ben.

Refrein: Magnificat! Jubelt allen in de Heer,
jubelt om uw heil!

Zie, aangebroken is de dag
dat elk geslacht aan ’t jub’len gaat,
elk volk mij zalig prijzen zal.

Refrein: Magnificat! Jubelt allen in de Heer,
jubelt om uw heil!

Wat mij nu is geschied, is groot,
wat kan de Almacht niet bij God,
wiens naam alleen hoogheilig is.

Refrein: Magnificat! Jubelt allen in de Heer,
jubelt om uw heil!

Gods heil en zijn barmhartigheid
zal komen tot het laatst geslacht,
voor alwie Hem verknocht wil zijn.

Refrein: Magnificat! Jubelt allen in de Heer,
jubelt om uw heil!

Wie Hem met trots in ’t hart weerstaan,
laat Hij de kracht zien van zijn arm,
als heerser slaat Hij hen uiteen.

Refrein: Magnificat! Jubelt allen in de Heer,
jubelt om uw heil!

Wie zich verheffen in hun macht,
Hij haalt ze van hun tronen neer,
maar wie gering is, beurt Hij op.

Refrein: Magnificat! Jubelt allen in de Heer,
jubelt om uw heil!

De Heer verheft wie armoe lijdt
en schenkt zijn gunst in overvloed;
de rijken zendt Hij ledig heen.

Refrein: Magnificat! Jubelt allen in de Heer,
jubelt om uw heil!

Hij gaat zijn dienaar Israël
met zijn ontferming tegemoet,
indachtig zijn barmhartigheid.

Refrein: Magnificat! Jubelt allen in de Heer,
jubelt om uw heil!

Zoals Hij aan de vad’ren sprak,
aan Abraham en ’t nageslacht,
zo blijft het in der eeuwigheid.

Refrein: Magnificat! Jubelt allen in de Heer,
jubelt om uw heil!

Liederen (Nederlands)

Aan Maria

U bent gelovend voorgegaan, Maria.
U nam uw zoon als Redder aan, Maria.
Ook al wat u niet verstond,
elke pijn die God u zond.
Ave, ave Maria.
Gij zag uw Heer als vaste grond, Maria.

U kent in ons de twijfeling, Maria,
bij wat ons vaak te boven ging, Maria.
Zet ons op het goede spoor,
ga ons in geloven voor.
Ave, ave Maria.
En help ons alle duister door, Maria.

Het is voor u, ons laatste lied, Maria.
Wij vragen u: vergeet ons niet, Maria.
U die klein bleef en gewoon,
toon ons uw geluk als loon.
Ave, ave Maria.
O, maak ons zeker van uw Zoon, Maria.

Daar bloeid’ ene lelie

Daar bloeid’ ene lelie met zuiverlijke pracht,
voor eeuwen en tijden in ’t diepst van Gods gedacht.
Zij was toch zo schone! Zij bloeide toch zo blank!
Er looft haar naar waarde noch mens noch eng’lenzang!

Vandaag is de lelie, zo menig eeuw verbeid,
op aarde ontsproten in reine heerlijkheid.
’t Zijt gij, o Maria, o lelie eeuwig schoon,
Gods bruid en Gods dochter en moeder van Gods Zoon!

Al d’engelenkoren begroeten heden d’aard.
Zij heeft hun, o wonder, een koningin gebaard!
O hemelse lelie, gij zijt onz’ eeuw’ge roem,
gij zijt van de wereld de vlekkeloze bloem!

De moeder van Jezus was er aanwezig

O kind van Gods verlangen,
van eeuwigheid verwacht,
o onbevlekt ontvangen
als Godskind voortgebracht;
en onbevlekt gebleven
door uw onzondigheid,
siert u Gods eigen leven
met uw aanwezigheid.

O liefde uitverkoren
die ieder buitensluit,
geen mens mag u meer storen,
Gods maagdelijke bruid;
geheel aan God gegeven,
geheiligd en gewijd,
vult u Gods eigen leven
met uw aanwezigheid.

Wil God een moeder vinden,
die Hem ontvangt en draagt,
dan wijdt Hij zijn beminde
tot nog volmaakter maagd:
want moederlijk bedreven,
als moeder toegewijd,
dient u Gods eigen leven
met uw aanwezigheid.

O kiemcel van Gods leden,
begin van Gods bestaan,
toen God is doodgeleden,
hebt u Hem afgestaan;
en nu Hij is verheven
en straalt in heerlijkheid,
deelt u Gods eigen leven
met uw aanwezigheid.

Fonteine, moeder

Fonteine, Moeder maged reine,
bloem der genade, edelgreine,
laat ons u loven t’allen tijd.

Een vrucht heeft God aan U verkoren
waardiger vrucht werd niet geboren,
zaligst van al op ’t aarderijk.

Zie overtroffen de nature
in het Kind dezer maged pure:
Hij is de troost der wereld wijd.

Nu laat ons al’ de zuivre Bloeme
uit deze Vrouw’ ontsproten, roemen,
des Vaders Zoon gebenedijd!

Gebenedijd zijt gij

Gebenedijd zijt gij!
En onder al de vrouwen,
’t zij wie of waar dat ’t zij,
eerbiedig aan te schouwen;
gebenedijd zijt gij.

O Moedermaagd,
die Jezus draagt,
eerbiedig aan te schouwen;
gebenedijd zijt gij!

Gebenedijd zijt gij.
Vóór eeuwen uitverkoren,
gij moeder, ook van mij,
daar God is uit geboren.
Gebenedijd zijt gij.

O Moedermaagd,
die Jezus draagt,
daar God is uit geboren,
gebenedijd zijt gij.

Gebenedijd zijt gij.
Naast u en is er gene
van zond’ en schulden vrij,
o onbevlekt’ allene.
Gebenedijd zijt gij.

O Moedermaagd,
die Jezus draagt,
o onbevlekt’ allene,
gebenedijd zijt gij.

Gekomen is uw lieve mei

Gekomen is uw lieve mei, Maria!
En op het veld de bloemensprei, Maria!
Bloemen, die wij plukken,
Nu zij rijk te bloeien staan.
Ave, Ave Maria!
Voor U de Vrouwe van den Mei Maria!

Wij knielen ’s avond voor uw beeld, Maria!
U wijden wij ons onverdeeld, Maria!
Met de bloemen en den zang,
En wij bidden zingen lang:
Ave, Ave Maria!
Tot Gij uw gunsten aan ons deelt Maria!

Zoo helder schijnt het witte licht, Maria!
Der kaarsen op uw lief gezicht, Maria!
Goedig ziet Gij op ons neer,
Als een Moeder goed en teer.
Ave, Ave Maria!
Uw ogen steeds op ons gericht Maria!

God groet u, zuiv’re bloeme

God groet u, zuiv’re bloeme,
Maria maged fijn.
Gedoog dat ik u roeme:
lof moet u altijd zijn.
Als gij niet waart geboren,
o reine maged vrij,
wij waren allen verloren,
aan u beveel ik mij!

O roze zonder doren,
o violette zoet.
O bloeme blauw in ’t koren,
neem mij in uw behoed.
Vol liefde en gestadig
ootmoedig zo zijt gij,
och, wees mij toch genadig,
aan u beveel ik mij!

Met recht zijt gij verheven
al boven d’eng’lenschaar.
Al ben ik hier gebleven,
mijn hart is bij u daar.
Och wil mij tocht geleiden,
staat gij mij altoos bij,
en wil van mij niet scheiden,
aan u beveel ik mij!

God wil een tempel bouwen

God wil een tempel bouwen
om ons nabij te zijn,
en boven alle vrouwen
zal zij gezegend zijn
die Hij zich heeft verkoren:
Maria is haar naam,
een roos die zonder doornen
in bloei zal komen staan.

Die bloem gaat zich ontvouwen,
het zonlicht wekt haar zacht —,
verwacht in stil vertrouwen
het wijken van de nacht:
zo heeft zij willen wachten,
de hoop in zich gevoed;
zo schijnt na vele nachten
ons levenslicht voorgoed.

Zijn warmte zal verlichten
de armen in het land,
op aarde vrede stichten:
kom, reik elkaar de hand.
God zal zijn tempel bouwen:
een wereldwijd tehuis;
mensen die Hem vertrouwen
worden er kind aan huis.

Het geloof van Maria

God gaat een mens te boven,
wat hij ook heeft bedacht;
Maria is: geloven,
is bouwen op zijn macht;
en steeds, hoezeer vergeten
een mens zich vaak ook voelt,
niet beter willen weten
dan God het heeft bedoeld.

Maria, dat is wachten
tot Hij zijn wonder doet,
zelf niet tot méér bij machte
en toch vol goede moed;
het vredige, het stille
aanvaarden wat Hij biedt;
dat is eenvoudig willen
dat ons zijn wil geschiedt.

Maria, dat is buigen,
maar zingen bovendien,
is zorgeloos getuigen
dat Hij wel zal voorzien,
met Hem de nacht aanvaarden,
de onverwachte pijn,
verdriet van zeven zwaarden,
dat is Maria zijn.

Het was een maged uitverkoren

Het was een maged uitverkoren,
daar Jezus af wou zijn geboren.
Dies ben ik vro, Benedicamus Domino.

Te Nazaret al in die stede,
daar was een maged rein van zeden.
Dies ben ik vro, Benedicamus Domino.

Om haar Gods wil te gaan verkonden
Werd de engel Gabriël gezonden.
Dies ben ik vro, Benedicamus Domino.

“Wees niet bevreesd, gij maagd vol ere,
de moeder zult gij zijn des Heren.”
Dies ben ik vro, Benedicamus Domino.

“De Heil’ge Geest zal tot u komen,
gelijk de dauw valt op de bloemen.”
Dies ben ik vro, Benedicamus Domino.

Maria viel op hare knieën:
“Dat ’s Heren wil aan mij geschiede.”
Dies ben ik vro, Benedicamus Domino.

Hoe heeft uw naam een lieven klank

Hoe heeft uw Naam een lieven klank
Zoo blij als d’eerste Mei,
Die klank is als een hemelzangk
Van blije englenrei
Maria, Maria, Maria.

Hoe heeft uw Naam een teeren klank
Zoo zacht als sterrenpracht,
Die klank is als een hemelspranck
Zoo prachtig in den nacht
Maria, Maria, Maria.

Hoe heeft uw Naam een zachten klank
Zoo fijn als ambrozijn,
Die klank is als een hemeldrank
van reinen maagden wijn
Maria, Maria, Maria

Litanie van Maria

 

V: U prijzen de hemelse scharen,
U prijzen de koren der engelen,
U prijzen de zalige geesten,
U prijzen de kerk en haar kind’ren,
U prijzen de mensen op aarde,
Allen: Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Allen: Hoor ons roepen, o moeder van God.
V: Gij zijt toch de moeder van Christus,
de moeder van onze Verlosser,
de moeder van alle genade,
de reinste, de zuiverste moeder,
de liefst’ en beminlijkste moeder,
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Allen: Hoor ons roepen, o moeder van God.
V: Gij oorzaak van blijdschap en vreugde,
Gij toevlucht van zondige mensen,
Gij troost ons in droefheid en zorgen,
Gij helpt ons in al onze noden,
Gij schijnt als een ster in het duister,
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Allen: Hoor ons roepen, o moeder van God.
V: Gij Maagd zonder erfsmet ontvangen,
Gij zetel der god’lijke wijsheid,
Gij roos vol van zoete geheimen,
Gij poort van de hemelse tempel,
Gij loot uit de wortel van Jesse,
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Allen: Hoor ons roepen, o moeder van God.
V: Vorstin van het rijk zonder einde,
Gij troont in het hoogste des hemels,
Gij heerst over eng’len en mensen,
Gij voorspraak bij God onze rechter,
Verkrijg ons het eeuwige leven,
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Maria, wij roepen tot u.
Allen: Hoor ons roepen, o moeder van God.

Maria altijddurende bijstand

Zoals gij heet, zo wilt gij wezen:
Maria, bijstand voor altijd;
sta ons dan bij, wannneer wij vrezen,
sta ieder bij, wanneer hij lijdt.

Wat ook de Heer, het al besturend,
ons overzendt aan last en pijn,
laat als het leed zo altijddurend,
uw bijstand altijddurend zijn.

Sta bij wie dreigen uit te glijden,
sta bij wie ziek zijn of ontdaan,
sta bij wie om het leven strijden
en laat ons eeuwig bij u staan.

Maria, mild en machtig

Maria, mild en machtig,
vereerd bij God en mens:
Weest moeder mij indachtig,
die mij te bet’ren wens:
Ik heb mijn schone dagen
verroek’loosd en verdaan;
En kom, o moeder, klagen
bij u voortaan.

Maria, mild en machtig,
ik bid u: ach, weerziet,
uw schone naam indachtig,
mij arme zondaar niet:
De straffen wil ik dragen
van ’t geen ik heb misdaan;
En kom, o moeder, klagen
bij u voortaan.

Maria, mag ’t geschieden,
als dat gij, mild en goed,
mij wilt genade bieden
eer dat ik sterven moet.
Eilaas, ik dierf het wagen
de wereld na te gaan
En kom, o moeder, klagen
bij u voortaan.

O, reinste der schepselen

O reinste der scheps’len, o moeder maagd.
Gij, die in uw armen het Jezuskind draagt,
Maria aanhoor onze vurige bee,
geleid ons door ’t leven, o sterre der zee;
O sterre der zee, o sterre der zee,
geleid ons door ’t leven, o sterre der zee.

Bedreigen ons noodweer of storm op onz’ baan,
is ’t scheepj’ onzer ziel in gevaar te vergaan.
Bedaar dan, Maria, de storm op uw bé,
stort hoop ons in ’t harte, o sterre der zee.
O sterre der zee, o sterre der zee,
stort hoop ons in ’t harte, o sterre der zee.

Maria, als gij onze schreden geleidt,
schenkt gij ons uw licht en uw zegen altijd;
dan landen wij veilig ter hemelse reé,
en danken u eeuwig, o sterre der zee.
O sterre der zee, o sterre der zee,
en danken u eeuwig, o sterre der zee.

Uw rozenkrans bemin ik

U rozenkrans bemin ik
reeds van mijn vroegste jeugd.
Ik zal u nooit verlaten,
in droefheid of in vreugd.
Tot het ogenblik,
van mijn laatste snik,
bij dag, bij nacht blijft gij
o rozenkrans bij mij.

0 rozenkrans ik eer U,
verheven hemelspand.
Dat w’aan Maria danken,’
aan hare Moederhand.
Moeder van de Heer,
U zij dank en eer.
Voor ’t grote liefdeblijk,
aan hemelgunsten rijk.

Maria ene bede,
o weiger mij die niet,
Gij gaaft me ’n krans op aarde
die nimmer mij verliet.
Schenk mij nog een krans,
schitterend en vol glans.
Schenk mij dat liefdeblijk,
eens in het hemelrijk.

Voor God, de Heer

Voor God, de Heer, zijt gij
een vreugde, lang verwacht,
herboren paradijs,
een liefde onverdacht.
De eenvoud van uw hart,
uw jawoord ongehoord,
beëindigt onze nacht,
een nieuwe morgen gloort.

Een woord van vreugde klinkt,
uw liefdeslied, uw zang
geeft glans aan uw gezicht
dat straalt, geslachten lang.
Gods kracht is in uw stem,
zijn Woord door u bewaard,
van eeuwen ongekend,
voorgoed geopenbaard.

Een mensenkind verlangt
een liefdevol gebaar,
verdwaald in eigen land,
verloren in gevaar.
Een bede van zolang,
van voor de overkant
vraagt om een klein houvast,
een steun, een moederhand.

Wees gegroet, o sterre

Wees gegroet, o sterre,
wees gegroet van verre.
Aan de hemel blinkt uw licht
in het bange vergezicht.
Wees gegroet, wees gegroet, Maria.

Als de golven stijgen,
hoger, hoger, dreigen,
schijn dan veilig voor ons uit,
gun de zee geen droeve buit.
Wees gegroet, wees gegroet, Maria.

Wees gegroet, o sterre,
wees gegroet van verre.
Op uw zacht en zalig licht
houden wij het oog gericht.
Wees gegroet, wees gegroet, Maria.

Wij groeten u

Wij groeten U; o wees gegroet Maria
Wij groeten U; o wees gegroet Maria
De Allerhoogste is met U
in U is Gods genade,
in U is Gods genade.

U bent gezegend meer dan alle vrouwen
U bent gezegend meer dan alle vrouwen.
Gezegend is uw Jezuskind
de Zoon van God de Vader,
de Zoon van God de Vader.

Bid voor ons zondaars, moeder Gods Maria
Bid voor ons zondaars, moeder Gods Maria
Om zegen in ons aards bestaan
en als wij moeten sterven,
en als wij moeten sterven.

Wij groeten u, Maria

Wij groeten u, Maria, Moeder mild en goed!
Wij prijzen u, Maria, Moeder mild en goed!

Keervers: Bid, dat Jezus ons behoedt:
Sancta Maria!

Maria vol genade, Moeder, mild en goed!
Wij zijn met schuld beladen, Moeder, mild en goed!

Keervers: Bid, dat Jezus ons behoedt:
Sancta Maria!

Maria uitverkoren, Moeder, mild en goed!
Wij willen u behoren, Moeder, mild en goed!

Keervers: Bid, dat Jezus ons behoedt:
Sancta Maria!

Die Jezus gaf het leven, Moeder, mild en goed!
Wij loven u, verheven, Moeder, mild en goed!

Keervers: Bid, dat Jezus ons behoedt:
Sancta Maria!

0 mocht gij na dit leven, Moeder, mild en goed!
Uw Jezus aan ons geven, Moeder, mild en goed!

Keervers: Bid, dat Jezus ons behoedt:
Sancta Maria!

Wij groeten u, o koningin

Wij groeten u, o Koningin, o Maria:
u Moeder vol van teed’re min, o Maria:

Refrein:
Groet Haar, o Cherubijn;
prijs haar, o Serafijn,
prijst met ons uw Koningin:
Salve, salve, salve, Regina.

O Moeder van barmhartigheid, o Maria:
en troost in alle bitterheid, o Maria:

Refrein:
Groet Haar, o Cherubijn;
prijs haar, o Serafijn,
prijst met ons uw Koningin:
Salve, salve, salve, Regina.

Ons leven, zoetheid, hoop en vreugd, o Maria:
leid gij ons op de weg der deugd, o Maria:

Refrein:
Groet Haar, o Cherubijn;
prijs haar, o Serafijn,
prijst met ons uw Koningin:
Salve, salve, salve, Regina.

Toon ons in ’t uur van onze dood, o Maria:
de zoete vrucht van uwe schoot, o Maria:

Refrein:
Groet Haar, o Cherubijn;
prijs haar, o Serafijn,
prijst met ons uw Koningin:
Salve, salve, salve, Regina.

 

Via deze link kunt u een uitgebreide verzameling van Nederlandstalige Marialiederen bekijken.

Back To Top