Skip to content

Wat is een basiliek ?

Basiliek als bouwkundig concept

In de klassieke oudheid was een basiliek (basilikh/, basilica, letterlijk “koningszaal”) een openbaar gebouw dat gebruikt kon worden voor allerlei doeleinden: markthal, bankgebouw, beurs, rechtzaal. Het was een soort “stadshal”. De basilica was gebouwd als een hoge middenruimte, met ramen in het bovenste gedeelte, en twee zijbeuken gescheiden door zuilen, met meestal een absis voor de rechtszitting. De ingang bevond zich tegenover de absis.

Na de “Constantijnse Wending” van 313, toen vanwege de massale toetreding van gelovigen tot de katholieke kerk grote volksmassa’s ontvangen moesten worden, namen de christenen het architectonisch concept van de basilica over voor de bouw van hun kerken. De vroeg-christelijke basiliek bevat drie delen: een atrium of voorhof (met open zuilengangen) ofwel een narthex (overdekte voorhal); een schip met twee zijbeuken; en een halfronde absis die het gebouw afsluit.

· atrium (met open zuilengangen) of narthex (overdekte voorhal)
· schip met twee zijbeuken
· halfronde absis

In de absis bevinden zich de cathedra van de bisschop en de zitbanken van het presbyterium. Vóór de absis bevindt zich het altaar, overhuifd met een baldakijn of ciborium. De toren staat, indien aanwezig, los van of buiten het kerkgebouw. In een basiliek staan de gelovigen dus in de lengterichting. De latere ontwikkeling van het kerkgebouw in de Westerse (Romeinse) kerk gaat uit van het architectonisch concept van de basilica, waarbij vooral de lengterichting bepalend is.

Rome, Santa Sabina, 5e eeuw.

Basiliek als eretitel voor kerken

In de 18e eeuw wordt basilica een eretitel voor kerken. Sinds het begin van de 18e eeuw worden de “patriarchale basilieken” van Rome, de Sint Jan van Lateranen, de Sint Pieter, Sint Paulus, de Maria Maggiore, aangeduid als basilicæ maiores (“grote basilieken”). In 1754 wordt ook de kerk van de H. Franciscus in Assisi tot basilica maior verheven, en in 1909 de Santa Maria degli Angeli (Onze Lieve Vrouw ter Engelen), beter bekend als de Portiuncula, in Assisi. Basilicæ maiores hebben eigen voorrechten: ze beschikken over een pauselijke troon en een pauselijk altaar, en zijn dus kathedralen en co-kathedralen van het bisdom Rome.

Sinds de tweede helft van de 18e eeuw wordt de titel van basilica minor (“kleine basiliek”) als eretitel door de Paus verleend aan bepaalde kerken buiten Rome. Het moesten kerken zijn van een eerbiedwaardige ouderdom, opmerkelijk vanwege de grootte of de schoonheid van de kerk, met een voldoende aantal geestelijken en toereikende inkomsten voor de plechtige vieringen van de liturgie, of bedevaartkerken of kerken met een door de gelovigen veel vereerde reliek of beeld. De huidige regeling (Ritencongregatie 1968 en 1975) is meer pastoraal: ze legt de nadruk op de binding met de H. Stoel, de betekenis van de kerk voor de regio, voorbeeldige liturgie, veelvuldige biechtgelegenheid en goede prediking, maar de bijzondere architectuur is nog altijd een voorwaarde.

Een basilica minor heeft recht op enige onderscheidingstekens: de kerk mag het pauselijk wapen voeren, waardoor de speciale band met de H. Stoel wordt uitgedrukt; de vaandels en het zegel van de basiliek mogen de gekruiste pauselijke sleutels voeren; in de kerk mogen een conopeum, met banen van rood en geel, de oude pauselijke kleuren, en een tintinnabulum opgesteld worden; de pastoor van een basiliek mag zich rector noemen, en heeft het recht over de superplie een mozzetta te dragen, een roodgebiesde schoudermantel van zwart zijde met rode knoopjes, en een zwarte bonnet met een rode pompoen. In Nederland bestaat bovendien de mogelijkheid dat aan een basiliek door de Hoge Raad van Adel een heraldisch wapen wordt verleend.

Tot de plichten behoren een aantal liturgische herdenkingsdagen zoals de dag van de titelverlening en de dag van de proclamatie van de titel, feest van de patroon. Dan nog de patroonfeesten van Petrus en Paulus (29 juni) en de verjaardag van de pauskeuze.

Basilieken in Nederland

De eerste kerk die in Nederland tot basilica minor werd verheven was in 1883 de Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart te Sittard. In 1912 volgde, bij gelegenheid van de onthulling van het zouaven-monument, de H. Agatha en Barbara in Oudenbosch; in 1929 de Sint-Janskathedraal in Den Bosch en op 20 februari 1933 de Onze Lieve Vrouw van Maastricht.
Daarna volgden de H. Willibrord te Hulst (1935); de Sint Jan te Laren (1937), de H. Remigius te Meerssen (1947), de H. Bavo te Haarlem (1948), Sint Plechelmus in Oldenzaal (1949), Sint Wiro, Plechelmus en Otgerus in Sint Odiliënberg (1957), Sint Walburgis in Arnhem (1964), Sint Nicolaas in IJsselstein (1973), Sint Johannes de Doper in Oosterhout (1977), Sint Servatius in Maastricht (1985), Sint Lidwina te Schiedam (1990), Sint Crucis in Raalte (1992), Sint Lambertus in Hengelo (1997), Onze Lieve Vrouw Tenhemelopneming in Zwolle (1999), Sint Petrus in Boxmeer (1999), Sint Pancratius in Tubbergen (2000), Sint-Amelberga in Susteren (2007), H. Georgius in Almelo (2009), Sint-Petrusbasiliek in Boxtel (2011), Heilige Nicolaas in Amsterdam (2012), Sint-Petrusbasiliek in Oirschot (2013), Sint-Calixtusbasiliek in Groenlo (2014), Sint-Franciscusbasiliek in Bolsward (2017) en Sint-Martinusbasiliek Venlo (2018).

Geschreven door Régis de la Haye, diaken van de Basiliek van Onze Lieve Vrouw Tenhemelopneming “Sterre der Zee”, Maastricht (inclusief enkele aanpassingen en toevoegingen)

Back To Top