In het licht van de apologetiek, de uitleg en verdediging van ons geloof, is er een aspect van de Bijbel dat het vaakst vergeten is, namelijk de inhoudsopgave. Het vertelt ons meer dan alleen maar op welke bladzijde welk gegeven boek begint. Het laat ons zien dat de Bijbel een verzameling boeken is, en dat veronderstelt een Verzamelaar. De identiteit van die Verzamelaar is wat voornamelijk een Protestant en een Katholiek onderscheidt.
Douglas Wilson weet dit. Hij schrijft in Credenda Agena, een tijdschrift dat het Hervormde geloof omarmt, in een opmerking dat “het probleem met hedendaags Protestantisme is dat ze geen doctrine (leer) hebben aangaande de inhoudsopgave. Met de aanpak die populair is in conservatieve Evangelische kringen komt men eenvoudigweg tot de Bijbel door een epistemologische slinger. De Bijbel “is gewoon,” en elke vraag over hoe het er is gekomen worden afgewimpeld als hinderlijk. Maar de tijd tikt door, vragen blijven onbeantwoord, de stilte wordt onhandig, en bekeringen van nadenkende Evangelische Christenen naar Rome gaan snel door.”
De meeste Prostestanten staan met hun mond vol tanden als hen wordt gevraagd hoe ze weten dat de 66 boeken in hun Bijbels daarin horen. (Ze weten al helemaal niet uit te leggen waarom de zeven extra boeken in Katholieke Bijbels ontbreken in hun edities.) Voor hen “is” de Bijbel gewoon. Ze nemen het als een gegeven. Het komt bij de meeste van hen nooit op dat ze het bestaan moeten rechtvaardigen.
Alle Christenen zijn het erover eens dat de boeken in de Bijbel geïnspireerd zijn, waarmee wordt bedoeld dat God op een bepaalde manier de heilige schrijvers heeft geleid om alles te schrijven dat Hij wilde en alleen dat. De meesten van hen schreven zonder zich bewust te zijn van het feit dat ze werden bewogen door God. Terwijl ze schreven gebruikte God hun natuurlijke talenten en hun bestaande manieren van spreken. Elke boek van de Bijbel is niet alleen een beeld van de goddelijke Inspirator, maar ook van de al te menselijke auteur.
Dus hoe weten we of Boek A geïnspireerd is en deel van de canon terwijl Boek B dat niet is? Een paar simpele Protestanten zijn tevreden door te wijzen naar de inhoudsopgave, alsof die moderne toevoeging op één of andere manier de inspiratie van 66 boeken kan bevestigen, maar veel Protestanten halen alleen hun schouders op en geven toe dat ze niet weten waarom ze weten dat de Bijbel alleen maar bestaat uit geïnspireerde boeken en alleen geïnspireerde boeken. Sommige Protestanten beweren dat ze een manier hebben om het te weten, een soort van innerlijke bevestiging die ze krijgen als ze de tekst lezen.
Wilson citeert de Westminster Belijdenis—de Calvinistische Verklaring van het geloof uit 1647—die stelt dat de Heilige Geest “volledige overtuiging en zekerheid” geeft over de Schrift aan al diegenen die bekeerd zijn. De bekeerden, zo zegt Wilson, “zijn op hun beurt in staat gesteld om de andere overdadige bewijzen te zien waaronder ook het getuigenis van de Kerk.”
Maar het “getuigenis van de Kerk” kan niet definitief of bindend zijn omdat de Kerk fouten kan maken, volgens Protestant inzicht. (Protestanten geloven niet dat de Kerk onfeilbaar is als ze leert.) Wat echt telt is het innerlijke getuigenis van de Heilige Geest. Zonder dat is de Protestant verloren—maar zelfs met dat innerlijk getuigenis is hij nog verloren.
Jonge Mormoonse missionarissen zouden je kunnen vragen om een kopie aan te nemen van het Boek van Mormoon. Als je twijfelt zullen ze zeggen dat ze alleen vragen om de tekst te lezen en God te vragen om je een teken te geven dat de tekst geïnspireerd is. Ze noemen dit teken het “branden in de borst.” Als je je bewogen en verheven voelt, aangespoord tot het goed of ware—als je je “geïnspireerd” voelt, meer als manier van spreken dan in de theologische zin van het woord—als je het Boek van Mormoon leest, dan moet dat het bewijs zijn dat de tekst van Joseph Smith van God is.
Een kort moment van nadenken zal laten zien dat het “branden in de borst” teveel bewijst. Het bewijst dan namelijk niet alleen dat het Boek van Mormoon geïnspireerd is, maar dat je favoriete seculiere poëzie geïnspireerd is. Elke keer als je een heel goede roman (of zelfs een slap aftreksel) leest, of een spannende geschiedenis of een intrigerende biografie, kan je hetzelfde gevoel krijgen. Zijn deze boeken allemaal geïnspireerd? Natuurlijk niet, en dat laat zien dat het “branden in de borst” misschien een goed propaganda instrument is, maar een erg zwakke aanwijzing van goddelijk auteurschap.
Terug naar de Protestant. De “volledige overtuiging en zekerheid” van de Westminster Belijdenis is niet eens echt te onderscheiden van het Mormoonse “branden in de borst.” Je leest een boek van de Bijbel en bent erdoor “geïnspireerd”—en dat bewijst de inspiratie. Dit is nog makkelijk genoeg te ervaren bij het lezen van de Evangeliën, maar ik vermoed dat niemand datzelfde ooit voelt bij het lezen van de twee van boeken Kronieken. Die lezen meer als droge militaire statistieken, omdat dat voornamelijk ook is wat die boeken zijn.
Noch de simplistische insteek van de inhoudsopgave, noch de meer geavanceerde insteek van de Westminster Belijdenis zal toereikend zijn. De Christen heeft meer nodig dan dit als hij wil weten—echt weten—dat de boeken van de Bijbel uiteindelijk van God komen. Hij heeft een Verzamelaar met autoriteit nodig om de inspiratie te bevestigen. Die Verzamelaar moet iets anders zijn dan een innerlijk gevoel. Het moet een gezaghebbende en, inderdaad, onfeilbare Kerk zijn.
Geschreven door Karl Keating, staf apologeet bij Catholic Answers.
Dit artikel werd eerder gepubliceerd op Catholic Answers en is met toestemming vertaald en geplaatst.