Ga naar hoofdinhoud

Sommige dingen in het leven zijn te mooi om te vergeten, zoals de liefde van een moeder of het offer dat mensen voor onze vrijheid hebben gebracht. Daarom koesteren we een foto van onze moeder en vieren we Bevrijdingsdag. Maar de grootste zegen die ooit op deze aarde werd gebracht is de komst van de Zoon van God in menselijke natuur. Zijn leven, boven alle andere levens, is te mooi om vergeten te worden. Daarom koesteren we de goddelijkheid van zijn Woorden in de Heilige Schrift en de liefde van zijn Daden in ons dagelijks handelen. Helaas is dat alles dat sommige mensen zich herinneren. Hoe belangrijk zijn Woorden en Daden ook zijn, het is niet het belangrijkste van onze Verlosser.

De meest sublieme daad in de geschiedenis van Jezus Christus was zijn Dood.

De dood is altijd belangrijk omdat het een bestemming bezegelt. Maar van alle doden in de geschiedenis was er geen zo belangrijk als de Dood van Christus. Iedereen die ooit werd geboren, kwam in de wereld om te leven. Onze Heer kwam met het doel te sterven. Voor velen is de dood een obstakel, maar het was de kroon van Christus’ leven. Jezus vertelde zelf dat Hij kwam “om zijn leven te geven als losprijs voor velen” (Matteüs 20, 28).

Als zijn Sterven inderdaad het ultieme moment is geweest waar Christus voor leefde, dan wilde Hij dat in herinnering houden. Hij vroeg niet aan zijn leerlingen om al zijn Woorden op te schrijven, of om zijn liefde voor de armen vast te leggen in de geschiedenis, maar Hij vroeg wel dat zijn Dood herinnerd zou worden. En om dat niet te laten vervagen, stelde Hij zelf de precieze manier in waarop dat moest gebeuren.

Deze herinnering werd ingesteld tijdens het Laatste Avondmaal. Hij nam brood en zei: “Dit is mijn lichaam, dat voor jullie overgegeven wordt”, ofwel overgegeven tot de dood. En de beker wijn nemend zei Hij: “Dit is mijn bloed van het nieuwe verbond, dat wordt vergoten voor velen voor de vergeving van de zonden.” Brood en wijn werden apart geconsacreerd, om in het scheiden van lichaam en bloed het sterven aan te duiden. Jezus droeg Zichzelf hier op als offer in de grootste daad van Liefde. Om dit nooit te laten vergeten gaf Hij aan zijn Kerk de opdracht “Doet dit tot gedachtenis aan Mij”. De Kerk heeft dit altijd serieus genomen en is die opdracht altijd trouw gebleven. De Heilige Mis is dus de kroon van alle Christelijke Aanbidding. De woorden op de preekstoel maken ons niet direct één met Hem, een koor kan door het zingen ons niet verenigen met het Kruisoffer. Een tempel zonder offeraltaar wordt niet gevonden in welke religie dan ook. In de Katholieke Kerk is het altaar dus het centrum van de eredienst aan God.

De waarde van het altaar en het offer is afhankelijk geheel en alleen van de Ene die de Eeuwige Hogepriester is en het Lam, Jezus Christus onze Heer. Hoe klein we ook zijn, hoe nietig ook, hoe zwak ook, Hij is het met wie we verenigd worden. We worden zo intiem één met Hem dat we in Hem naderen tot God onze Vader.

Het offer van het Kruis is ook niet alleen iets van toen, van 2000 jaar geleden. Het gebeurt nog steeds, het is een doorgaand drama. Calvarië behoort tot alle tijden en plaatsen. Wat wij nu de Mystieke Christus aandoen, dat werd door de historische figuren toen toegebracht aan de historische Christus. Als wij afgunstig zijn, zijn we daar in de schriftgeleerden en Farizeeën. Als wij bang zijn tijdelijke voordelen te verliezen door Goddelijke Waarheid en Liefde te omarmen, zijn we daar in Pilatus. Als wij meer op materiële krachten vertrouwen en werelds willen overwinnen in plaats van geestelijk, dan zijn we daar in Herodes. En zo gaat het verder. Zolang er zonde in de wereld is, is de Kruisiging een realiteit.

Maar hoe zullen we de realiteit van het Kruisoffer ervaren en herkennen? Het offer van Calvarië wordt hernieuwd, opnieuw gebracht en tegenwoordig gesteld in de Heilige Mis. Calvarië en de Heilige Mis zijn één realiteit, omdat er éénzelfde Priester en Slachtoffer is.

De zeven laatste woorden van Christus aan het Kruis zijn ook zeven onderdelen van de Heilige Mis. En net als er zeven tonen zijn in de muziek die de mogelijkheid geven tot een oneindige verscheidenheid aan harmonieën en combinaties, zo zijn er op het Kruis ook zeven goddelijke tonen. De stervende Christus liet ze door de eeuwen heen klinken en ze combineren zich om de prachtige harmonie te vormen van de verlossing van de wereld.

Het eerste woord is “Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen” (Lucas 23, 34). Dit woord komt overeen met de schuldbelijdenis die we bidden aan het begin van de Heilige Mis. Jezus hoefde zijn eigen zonden niet te belijden, Hij bidt om vergeving voor onze zonden. God die mens werd, vindt een reden voor onze vergeving: onze onwetendheid. Omdat wij onwetend zijn over de oneindige liefde van het Heilig Hart kan Jezus dit voor ons bidden. Op deze manier wordt onze zonde niet ontkend, niet genegeerd, vergeten of vergoelijkt, maar worden we vergeven. Deze vergeving mag in ons een houding van berouw en bekering opwekken. Door zijn manier van lijden openbaarde Hij de realiteit van de zonde; door zijn manier van het dragen openbaarde Hij zijn barmhartigheid naar de zondaar. Wij mogen die vergeving ook ontvangen. Zoals de lucht altijd gevuld is met muziek, spraak en data, maar we het niet horen of ontvangen totdat we ons signaal erop afstemmen, zo ervaart onze ziel ook niet de vreugde van het eeuwige en goddelijke “vergeef” totdat we ons er in de tijd op afstemmen. De Biecht is dé plek waar we ons signaal afstemmen op die roep van het Kruis.

“Voorwaar, Ik zeg u: Vandaag nog zult gij met Mij zijn in het paradijs.” (Lucas 23, 43) Dit tweede woord is de offerande, het offer dat Jezus aan de Vader brengt. Hij offert niet alleen zichzelf, maar ook ons in eenheid met Hem. Het is als een groot Kruis waarop de grote Hostie, Christus, is uitgestrekt. Daaromheen op de heuvel van Calvarië staan onze kleine kruizen waarop wij, de kleine hosties, worden geofferd in eenheid met Hem. We dragen onszelf als offer op in eenheid met Christus. Daarbij kunnen we leren van de goede moordenaar en wel op twee manieren. Als eerste moeten we berouw hebben en toegeven dat wij straf verdienen voor onze zonden en het offer nodig hebben voor vergeving. Ten tweede hebben we geloof nodig om Hem te herkennen als de Koning der Koningen. Geloof hebben in de Man aan het centrale Kruis, in een leven voorbij het kruis, in een Koninkrijk voorbij het kruis. De goede moordenaar vroeg niet om van het kruis gehaald te worden, maar vroeg om de ware bevrijding, het eeuwige leven.

“Vrouw, zie daar uw zoon… zie daar uw Moeder.” (Johannes 19, 26-27) Dit woord vindt zijn weerklank in het Sanctus, Sanctus, Sanctus. Bij de intocht in Jeruzalem werd Jezus toegeroepen als de Heilige Gods. Jezus aanvaardde dat, omdat Hij op Calvarië naar het Kruis ging als slachtoffer, een offerlam heilig en onbevlekt. Jezus spreekt op het Kruis als Heilige tot de heiligen, zijn moeder Maria en zijn geliefde leerling Johannes. Wij allemaal behoeven heiligheid, want elk offer van de Mis moet heilig en onbevlekt zijn. Maar hoe kunnen we heilige deelnemers zijn aan het Offer van de Mis? Hij gaf het antwoord: door onszelf onder de bescherming van zijn Heilige Moeder te plaatsen. In Johannes spreekt Jezus tot alle leden van de Kerk en geeft zijn Moeder. Zoals Maria de Heilige Gods opvoedde, zo kan zij alleen ons opvoeden als heiligen voor God, waardig om het Heilig, Heilig, Heilig aan te heffen in de Heilig Mis van het voortdurende Calvarië. Hij wist dat wij zonder haar nooit heilig zouden kunnen worden. Door haar zuiverheid kwam Hij tot ons, door haar zuiverheid mogen wij ook tot Hem komen.

“Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” (Matteüs 27, 46) Dit vierde woord is de Consecratie. Deze roep was een schreeuw in het duister. Een schreeuw van verlatenheid, voor de verzoening. Zonde is de mens die God verlaat, het is een scheiding en verwijdering. Jezus kwam om de mens te verlossen van de zonde en het was daarom passend dat Hij die verlatenheid zou voelen. Hij had Zelf geen zonde, maar ging binnen in die isolatie en eenzaamheid van het zonder God zijn. Voor iedereen die de grote “waarom?” vragen stelt, roept Jezus dit uit en openbaart Hij die verlatenheid door toe te staan dat zijn Bloed zich scheidt van zijn Lichaam. De verlatenheid waardoor de mens zich verwijderde van God, die biedt Jezus aan God aan in de scheiding van zijn Lichaam en Bloed. Dat is de Consecratie van het Kruis. Hij kan nu niet meer lijden in zijn eigen menselijke natuur, maar wel in de onze. Hij kan Calvarië hernemen in zijn Mystieke Lichaam, de Kerk.

Er is zoveel lijden, in ziekenhuizen, onder de armen, de lijdenden. Bedenk hoeveel lijden zomaar verspilt en verloren gaat! Laten wij een andere houding hebben en tot Jezus zeggen:

“Ik geef mezelf aan God. Hier is mijn lichaam. Neem het. Hier is mijn bloed. Neem het. Hier is mijn ziel, mijn wil, mijn energie, mijn kracht, mijn bezit, mijn rijkdom – alles wat ik heb. Het is van U. Neem het! Consacreer het! Offer het op! Offer het met Uzelf aan de hemelse Vader zodat Hij, neerkijkend op dit grote offer, alleen maar U mag zijn, zijn Geliefde Zoon, in Wie Hij zijn welbehagen heeft gesteld. Zet het arme brood van mijn leven om in uw goddelijk leven; zet de wijn van mijn verspilde leven om in uw goddelijke Geest; verenig mijn gebroken hart met uw Hart; verander mijn kruis in een crucifix, met U. Laat mijn verlatenheid en droefheid en verlies niet worden verspild. Verzamel de fragmenten en, zoals een druppel water geabsorbeerd wordt door de wijn bij de offerande van de Heilige Mis, laat zo mijn leven geabsorbeerd worden in het Uwe; laat mijn kleine kruis verstrengeld worden met Uw grote Kruis zodat ik de vreugden van het eeuwige geluk mag verkrijgen in eenheid met U. Consacreer de beproevingen van mijn leven die onbeloond zouden blijven tenzij verenigd met U; transsubstantieer mij zodat, net als brood dat nu uw Lichaam en wijn die nu uw Bloed is, ik geheel de Uwe mag zijn. Het maakt mij niet uit of de uiterlijkheden blijven, of dat ik zoals het brood en de wijn voor aardse ogen dezelfde lijk te zijn als voorheen. Mijn plaats in het leven, mijn dagelijkse plichten, mijn werk, mijn familie—al deze dingen zijn maar de uiterlijkheden van mijn leven die onveranderd mogen blijven; maar de subtantie van mijn leven, mijn ziel, mijn verstand, mijn wil, mijn hart—transsubstantieer ze, vorm ze geheel om in uw dienst, zodat iedereen door mij zal weten hoe zoet de Liefde van Christus is. Amen.”

Bijna aan het einde verzuchtte Jezus “Ik heb dorst” (Johannes 19, 28). Dit was een uitroep voor gemeenschap, voor Communie. God riep de mens al zo vele malen tot zich en dat uit zich nu in een intens menselijk lijden. De mens kan hongeren naar God, maar God dorst naar mensen. Hij dorst naar de mens in Verlossing, een ultieme oproep tot gemeenschap met Hem. Het is niet verwonderlijk dat wij dorsten naar God, zoals een zonnebloem zich naar de zon keert. Het echte mysterie is dat God van ons houdt! Het echt mysterie is God die dorst naar onze ziel. In de Communie ontvangen we Goddelijk Leven. Niet omdat we er recht op hebben, maar als pure gave van een Barmhartige God die geeft tot het einde. Maar in de Communie moet er niet alleen worden ontvangen. Liefde is wederkerig, dus wat geven wij terug? We worden één met Christus in zijn Leven, maar ook in zijn Dood. De Communie is bedoeld als een uitwisseling tussen Christus en de ziel, waarin wij aan Hem zijn Dood geven zoals dat zichtbaar wordt in ons leven en Hij zijn Leven geeft dat zich laat zien in ons geadopteerd kind-zijn. Wij geven Hem onze menselijkheid, onze verstervingen en kruizen, Hij geeft ons zijn goddelijkheid. Wij geven Hem onze nietigheid, Hij geeft ons zijn alles.

“Het is volbracht.” (Johannes 19, 30) Het werk van de verlossing is volbracht, zijn werk is volbracht. Ons werk ook? We horen “Ite, missa est”, ga heen, het werk van de Heilige Mis is volbracht, het offer is compleet. Dat is, het offer van Christus. Hij was niet alleen aan het einde gekomen van zijn leven, maar het werk van de verlossing, zijn offer, was zo volmaakt en compleet dat er niets meer aan toegevoegd kan worden. Voor ons is dat zelden waar. Voor velen eindigt het leven, maar is het niet volbracht. Christus volbracht het verlossingswerk in zijn fysieke Lichaam, maar wij hebben het nog niet volbracht in zijn Mystieke Lichaam. Hij heeft het offer van Calvarië volbracht, wij moeten de Heilige Mis volbrengen. Wat op Calvarië gebeurde is alleen op ons van toepassing in de mate waarin we het herhalen in onze levens. Hoe dragen wij ons kruis en hoe lang houden we vol? Blijf bij het Kruis totdat het leven volbracht is. Onze menselijke natuur is ruw materiaal, onze wil de beitel; Gods genade is de energie en inspiratie. We hakken ons egoïsme weg, eerst in grote brokken en daarna steeds fijner, totdat het volmaakt meesterwerk zich laat zien: een volbrachte mens gemaakt naar beeld en gelijkenis van het patroon van het Kruis.

“Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest.” (Lucas 23, 46) In de buitengewone vorm van de Romeinse Ritus, de Tridentijnse Mis, wordt helemaal aan het einde het “Laatste Evangelie” gelezen, altijd de proloog van het Johannes Evangelie. Aan het einde worden we, in een prachtige paradox, teruggenomen naar het begin met de woorden “In het begin…”. Jezus staat helemaal aan het einde, heeft alles gegeven, en gaat ook weer terug naar de oorsprong, terug naar de Vader. De Vader is begin en einde van alles. Als wij maar in de schaduw van het Kruis leven zal de dood niet een eind zijn maar een begin van eeuwig leven. In plaats van een scheiding, zal het een ontmoeten zijn; geen vertrek, maar aankomst. God heeft ons leven gegeven als meel en druiven. Het is onze plicht om ze te consacreren en ze terug aan God aan te bieden als brood en wijn, omgevormd, vergoddelijkt, vergeestelijk, getranssubstantieerd. Na onze aardse pelgrimstocht moet er een oogst in onze handen liggen. Daarom staat Calvarië midden onder ons en staan wij op de heilige heuvel, niet als toeschouwers, maar als deelnemers aan het mysterie van het Kruis.

Nu is het Offer voltrokken. De Consecratie bel heeft geluid. U offerde uw Geest aan uw Vader; uw Lichaam en uw Bloed aan de mensen. Er rest nu niets anders dan een uitgegoten kelk. Treedt binnen in uw Sacristie. Leg de gewaden van de sterfelijkheid af en bekleedt U met de witte gewaden van onsterfelijkheid. Toon uw handen, voeten en zijde aan uw hemelse Vader en zeg: ‘Hiermee werd ik verwond in het huis van wie mij liefhebben.’ Open de deur van de hemelse Sacristie, O Hogepriester! Zie, nu staan wij aan de deur en kloppen!

O Maria, in Bethlehem kwam de Hogepriester tot u als graan en druiven in de kribbe. U stond aan het Kruis, waar Hij levend Brood en Wijn werd door de Kruisiging. Na zijn Dood kreeg u de leeggelopen Kelk van zijn Heilige Lichaam in uw schoot gelegd. Nu is Hij de Kelk die door het vuur puur goud geworden is. En als Onbevlekte Moeder van alle hosties die naar het altaar opgaan, geef ons dat wij daar zuiver heen zullen gaan en houd ons zuiver tot de dag dat we de hemelse Sacristie van het Koninkrijk der Hemelen zullen binnengaan tot de eeuwige Hogepriester.

En jullie, vrienden van de Gekruisigde, jullie Hogepriester heeft het Kruis verlaten, maar Hij heeft ons het Altaar nagelaten. Op het Kruis was Hij alleen, in de Heilige Mis is Hij met ons. Op het Kruis leed Hij in zijn fysieke Lichaam; op het altaar lijdt Hij in het Mystieke Lichaam, in ons. Op het Kruis was Hij de unieke Hostie; in de Heilige Mis zijn wij de kleine hosties en Hij de grote Hostie die Calvarië in en door ons ontvangt. Op het Kruis was Hij de wijn; in de Heilige Mis zijn wij de druppel water verenigd met de wijn en geconsacreerd met Hem. Op die manier is Hij nog altijd op het Kruis, nog steeds de Schuldbelijdenis biddend met ons, ons vergevend, ons naar de Vader trekkend. Want zolang er zonde is op aarde zal het Kruis er ook zijn.

 

Wanneer er rondom mij stilte is

Bij nacht of bij dag

Word ik opgeschrikt door een schreeuw.

Het kwam vanaf het Kruis.

De eerste keer dat ik het hoorde

Ging ik erop uit en zocht

En vond een Man in doodsstrijd van de Kruisiging.

En ik zei: “Ik zal U er af halen”,

En ik probeerde de nagels uit zijn Voeten te trekken,

Maar Hij zei: “Laat het zo zijn,

Want ik kan er niet afgehaald worden

Totdat elke man, elke vrouw en elk kind

Samenkomt om Mij eraf te halen.”

En ik zei: “Maar ik kan uw schreeuw niet verdragen.

Wat kan ik doen?”

En Hij zei: “Ga de wereld over,

Vertel iedereen die je ontmoet,

Er is een Man aan het Kruis.”

 

Deze tekst is een uittreksel en vertaling uit “Calvary and the Mass” van de Dienaar Gods Aartsbisschop Fulton J. Sheen (IVE Press, 2008).

Back To Top