Ga naar hoofdinhoud

Juli 2002. Ik herinner me dat ik het vreselijke nieuws hoorde. Er had zich een krachtige explosie voorgedaan in een kolenmijn in Pennsylvania en negen mijnwerkers zaten opgesloten, 75 meter onder de grond in een donkere, deels onder water staande mijnschacht.

Drie dagen lang zaten Amerikanen aan hun tv-schermen gekluisterd terwijl ingenieurs een nauwe doorgang boorden over de hele afstand naar beneden tot aan de opgesloten mijnwerkers. Als zij de hoek misrekend hadden en de plaats niet zouden bereiken waar de mannen wachtten, dan was het te laat om nog een keer opnieuw te beginnen.

Ten slotte kwam het nieuwsbericht dat zij de mannen bereikt hadden. Toen zij levend naar boven werden getakeld, de een na de ander, vierde de hele natie feest. Het was onmogelijk er niet door geraakt te zijn. Negen mijnwerkers die we nooit eerder gezien hadden en totaal niet kenden.

Er werd een reclamebord in Pennsylvania geplaatst waarop stond: “God schonk ons een wonder!”

Waarde, waardigheid en de christelijke wereldvisie

Het is duidelijk dat we een universeel aanvoelen en een sterk geloof in de unieke waarde van het menselijk leven delen. We spreken heel natuurlijk van mensen die een “inherente” waarde bezitten, een “hoge” en “gelijke” waarde. We spreken over de “waardigheid” die elke persoon “toekomt”. We gebruiken woorden als onschatbaar om mensenlevens te beschrijven.

De Bijbelse wereldvisie bevestigt dit aanvoelen. Als God bestaat en we geschapen zijn naar zijn beeld en gelijkenis, dan bezitten we wel degelijk unieke waarde ten opzichte van de andere geschapen wezens. Het christendom biedt een metafysische basis en grondslag voor wat we intuïtief voor waar zien.

Heer, onze God, hoe vol macht is uw naam, wijd en zijd op de aarde; Als uw hemel ik zie – uwer vingeren werk, maan en sterren die Gij daar stelde, wat is dan de mens dat Gij acht op hem slaat, het mensenkind dat Gij hem aanziet? En nochtans gaaft Ge hem een haast goddelijke staat; met waardigheid hebt Gij, met schoonheid gekroond, die Gij heerser maakt over het werk uwer handen. Want alles hebt Gij aan zijn voeten gelegd: Heer, onze God, hoe vol macht is uw naam, wijd en zijd op de aarde; (Psalm 8, 2, 4-7)

De waarheid over onze waarde en waardigheid als menselijke personen komt overeen met de christelijke wereldvisie. Het is iets dat God in onze harten heeft geschreven en in ons eigen wezen heeft geëtst. Het is iets dat we eenvoudigweg weten.

Naturalisme, waarde en waardigheid

Maar wat als de atheïstische-naturalistische wereldvisie waar is? Wat als we werkelijk niets meer zijn dan gecompliceerde biochemische machines die er voor een bepaalde tijd zijn, waarvan de motoren even draaien en die dan weer voor altijd verdwijnen? Wat als we echt niets meer zijn dan het product van een totaal onpersoonlijk, materialistisch universum?

Wat blijft er dan over van inherente waarde en waardigheid? Het zou een illusie zijn. Objectief gesproken hebben wij in een naturalistisch universum niet meer waarde dan enig ander onderdeel van de natuur. De enige “waarde” die we zouden bezitten zou zijn wat anderen ons een paar momenten op deze aarde willen schenken.

Dat is iets dat consequente atheïsten ons voortdurend voorhouden. Zoals Ingrid Newkirk, voorzitter van de PETA, in een exemplaar van Vogue in 1989 opmerkte: “Dierenactivisten onderscheiden het menselijke dier niet… Een rat is een varken is een hond is een jongen. Zij zijn allemaal zoogdieren.”

De atheïstische filosoof James Rachels zegt het als volgt:

Zoals Darwin duidelijk heeft ingezien, kunnen wij ons niet laten voorstaan – in elk geval niet op grond van de evolutie – dat ons eigen adaptieve gedrag als ‘beter’ of ‘hoger’ te beschouwen is dan dat van een kakkerlak, die zich net zo goed heeft aangepast aan het leven in zijn eigen omgevings-niche.

Laten we een ogenblik stilstaan om deze citaten een paar keer door te lezen. Laat hun betekenis bij je binnenkomen. Dit is consequent naturalisme. Dit is eenvoudigweg waar als er geen God is en we slechts toevallige producten van de natuur zijn. In deze wereldvisie zou het “speciësisme” zijn om een hogere waarde toe te wijzen aan het ene dan aan het andere dier.

Bestaat er een manier om te ontkomen aan deze implicatie van het naturalistisch wereldbeeld? Is er een manier om onze intuïtie dat menselijke wezens een inherente, hoge en bestendige waarde bezitten – hoger dan van ratten en varkens en honden en kakkerlakken en gelijk aan dat van de ander – zonder te geloven in onze schepping naar het beeld van God?

Rachels lijkt te denken dat dit niet zo is. Met de afwijzing van het Bijbelse wereldbeeld, concludeert hij:

De traditionele steunbetuigingen voor de idee van menselijke waardigheid is verdwenen. […] Zij hebben de kolossale verschuiving van perspectief die door Darwins theorie bewerkt is niet overleefd. […] [Een] Darwiniaan zou concluderen dat een succesvolle verdediging van de menselijke waardigheid zeer onwaarschijnlijk is.

Het probleem van “gelijke” waarde

Tot zover de inherente waarde en de hoge waarde; maar hoe staat het met de gelijke waarde?

We zeggen hier allemaal ja tegen. Of we nu in God geloven of niet, bijna iedereen gelooft dat we mensen zo moeten behandelen als zouden zij gelijke waarde en waardigheid bezitten.

Maar kan een atheïst dit geloof op basis van de wereldvisie die hij aanhoudt rechtvaardigen?

De atheïstische filosoof Joel Feinberg heeft tijd doorgebracht om precies over deze vraag na te denken. Omdat mensen vrij duidelijk ongelijkheid aan verdiensten laten zien – grotere of mindere hoeveelheid aan talenten, mogelijkheden, personaliteit, karakter, bijdragen aan de maatschappij, etc. – waarom, zo vraagt hij zich af, hebben we dan dit universele aanvoelen dat ieder mens gelijke waarde bezit en met gelijke waardigheid behandeld zou moeten worden?

Zijn conclusie? Hoe wijdverbreid ook, deze intuïtie heeft geen enkele basis in de natuurlijke wereld. Het is een irrationeel en subjectief gevoel waardoor wij het met elkaar eens zijn om net te doen dat iedereen gelijke waarde heeft wanneer zij dat feitelijk niet hebben.

Hoe somber dit idee ook klinkt, ik geloof eigenlijk dat het ook een krachtig middel is in de evangelisatie. Omdat jouw atheïstische vriend het beeld en de gelijkenis is van God – en zo weet dat mensen inherente, hoge, en gelijke waarde bezitten – gaat het hem dwars zitten wanneer hij zich realiseert dat zijn wereldvisie hem geen fundament voor dit geloof biedt; dat zijn atheïsme iets dat hij tot in zijn botten voelt direct tegenspreekt.

Dit is natuurlijk geen bewijs voor Gods bestaan. Maar het is een krachtig argument voor het feit dat wij meer zijn dan toevallige producten van de natuur. En dat kan de deur openen voor interessante gesprekken.

 

Geschreven door Kenneth Hensley, een katholieke professor, spreker en auteur. Hij was elf jaar lang protestants dominee, voordat hij dit ambt neerlegde om tot de Katholieke Kerk toe te treden. Hij werkt nu bij het Coming Home Network International, een katholiek apostolaat dat is opgericht om tegemoet te komen aan de noden van bekeerlingen en degenen die nieuwsgierig zijn naar het katholieke geloof. Hij is een adjunct professor in het Oude en Nieuwe Testament aan het St. John’s seminarie van het Aartsbisdom van Los Angeles en schrijft blogs op CHNetwork.org.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd op Catholic Answers en is met toestemming vertaald en geplaatst.

Back To Top